Nieuws

ABM logo tekst

7 tips om u te positioneren als sterke en betrouwbare werkgever

29.03.2024

U wil de knapste koppen en sterkste profielen op de loonlijst van uw bedrijf? Hieronder krijgt u zeven tips die elke hr-professional ter harte moet nemen. 1. Toon uw meerwaarde Gaat u een vacature opstellen of een sollicitatiegesprek afnemen? Probeer dan heel precies over te brengen op welke manier u als bedrijf het verschil maakt voor uw personeel en klanten. Want dat is wat potentiële werknemers over de streep kan trekken. 2. Hou het werk interessant Vermeld tijdens het aanwervingsproces zeker de doorgroeimogelijkheden. Belicht zowel project- als opleidingsmogelijkheden en dagdagelijkse taken waarbij ze zich kunnen ontplooien. 3. Promoveer huidig personeel Toptalenten gaan steevast op zoek naar bedrijven die mensen regelmatig laten doorstromen. 4. Leg competitieve loon-benchmarks vast Kandidaten die bij u aan tafel zitten, weten vaak goed wat ze waard zijn. Daarom bent u zelf ook maar beter voorbereid. Want bij een onaantrekkelijk loonvoorstel vangt u wellicht bot. 5. Zet de voordelen in de spotlights Legt u iedereen in de watten met fitnessabonnementen, teamweekends of een strijkdienst? Speel dit uit in uw communicatie en u doet er ongetwijfeld een goede zaak mee. 6. Gebruik social media en technologie Interactie met potentiële kandidaten via platformen als Facebook of Instagram kosten u niets en het kan u heel wat nieuwe connecties opleveren. 7. Vergeet het belang van exitgesprekken niet U kan veel leren van werknemers die uw bedrijf verlaten. Hun feedback kunt u gebruiken om uw bedrijfsprocessen te verbeteren en uw employer branding daarop af te stemmen.

Lees meer
ABM logo tekst

Wat zijn de mogelijkheden van crm-software?

28.03.2024

Hoe kunnen crm-tools uw sales vooruitstuwen? Welke tools zijn er zoal beschikbaar en welke functionaliteiten bieden écht een meerwaarde? Crm-software is de voorbije jaren erg geëvolueerd. Het is van een modern en duur snufje weggelegd voor de grote bedrijven geëvolueerd naar een onmisbare tool voor elke onderneming, ongeacht de omzet of aantal werknemers. De voordelen van doorgedreven Customer Relationship Management zijn duidelijk: U werkt klantgerichter, waardoor uw klanten u trouw blijven. Met de kennis over uw klanten kunt u ook gerichter prospecten overtuigen. Uw werknemers werken efficiënter, want ze hebben altijd en overal toegang tot actuele klantgegevens. Wat doet crm-software precies?. De mogelijkheden van crm-software zijn erg verscheiden. Een crm brengt klantenrelaties in kaart en koppelt daar targets en realisaties aan die u vervolgens kunt opvolgen en bijsturen. En hoewel klantbeheer een belangrijk onderdeel is, doet crm-software veel meer. Klantbeheer Een crm-tool centraliseert alle beschikbare klantgegevens en maakt ze voor alle betrokken medewerkers altijd en overal digitaal beschikbaar. Hebt u een lijst nodig van alle recente facturen of offertes? Wil u weten welke medewerker het laatst contact had met een bepaalde klant? Of wenst u een overzicht van alle aanbiedingen en promo's waarop uw klanten zijn ingegaan? Een crm-tool houdt alles bij. Kredietwaardigheid Klanten 'door en door kennen' betekent ook dat u weet of ze betrouwbaar zijn of niet. En idealiter weet u dat al vóór u met hen in zee gaat. Wanbetalers kunnen uw cashflow namelijk ernstig ondermijnen. Daarom kiest u het best voor een crm-tool met een geïntegreerde solvabiliteitsscanner. Houdt u systematisch de kredietwaardigheid van prospecten tegen het licht, dan kan u veel problemen voorkomen. Communicatie Helder en duidelijk communiceren met klanten is een must voor de moderne kmo. Sommige crm-tools bieden daarom verregaande integratie met allerhande communicatiekanalen, zoals e-mail, chat, maar ook populaire kantoorapplicaties zoals Microsoft Office. Zo staat u uw klanten steeds snel en gericht te woord. Crm-software: veel meer dan een salestool. Het mag duidelijk zijn dat crm-software niet los kan worden gezien van Enterprise Resource Planning. ERP-software wordt gebruikt ter ondersteuning van logistieke en financiële bedrijfsprocessen, crm-software spitst zich toe op commerciële bedrijfsprocessen. Daarom deze tip: koop nooit een losstaand crm-pakket, maar opteer voor een geïntegreerde tool. Zo krijgt u een beter inzicht in alle processen die zich binnen het bedrijf afspelen. U beschikt voor elk departement (aan- en verkoopbeheer, klantbeheer, magazijnbeheer, ?) over actuele data die u kunt gebruiken om uw werking te optimaliseren.

Lees meer
ABM logo tekst

Een concurrentieanalyse maken: dit moet u weten

22.03.2024

Een concurrentieanalyse is een essentieel onderdeel van het ondernemingsplan en een onmisbaar beleidsinstrument voor managers en ondernemers. Tenminste, als het overzichtelijk én inzichtelijk is opgesteld. Maar hoe begint u eraan? En waar haalt u de juiste gegevens? De concurrentieanalyse maakt deel uit van het ondernemings- of businessplan. Het doel is een helder beeld te schetsen van de concurrentie van een onderneming (wie zijn ze? hoe pakken ze hun handelsactiviteiten aan? wie zijn hun klanten?) om zo tot een strategisch inzicht te komen waarop het eigen beleid kan worden afgestemd. Kent u de zwaktes en sterktes van uw concurrenten, dan bent u in staat uw marktpositie te bepalen en indien nodig bij te sturen. Een concurrentieanalyse maken is een tijdrovende klus. U moet de nodige gegevens verzamelen én alles in een overzichtelijk rapport gieten. Bent u actief in een dynamische sector, dan loopt u bovendien het risico dat uw analyse snel gedateerd zal zijn. Een degelijke voorbereiding is dus een must. Als u weet welke gegevens u nodig hebt én waar u ze kunt vinden, bent u op de goede weg. Directe en indirecte concurrenten. We onderscheiden twee types van concurrenten: directe en indirecte. Een directe concurrent biedt min of meer identieke producten en/of diensten aan, terwijl een indirecte concurrent een alternatief voor een productcategorie aanbiedt. Een verkoper van lenzen is bijvoorbeeld een indirecte concurrent van de brillenverkoper. Beide types moeten opgenomen worden in de concurrentieanalyse om zo een maximaal inzicht te verkrijgen. Wanneer u in een markt actief bent met veel concurrenten, beperkt u zich het best tot de grootste concurrenten: een staal van 20% van de grootste concurrenten is representatief en brengt de integriteit van uw onderzoek niet in gevaar. Selecteer deze op basis van marktaandeel. Op welke vragen geeft de concurrentieanalyse een antwoord?. Wie zijn mijn drie belangrijkste concurrenten? Op welke manier kan ik met hen de concurrentie aangaan? Welke producten en diensten bieden mijn concurrenten aan? Maken mijn concurrenten winst, en zo ja, hoeveel? Hoeveel werknemers tellen mijn concurrenten? Hoe lang zijn mijn concurrenten al actief in de sector? Wat vinden klanten positief aan mijn concurrenten? Wat vinden klanten negatief aan mij concurrenten? Hoe vergelijken klanten ons ten opzichte van de concurrentie? Hoe kunnen we ons verder onderscheiden? Welke prijsstrategie hanteren de concurrenten? Deze lijst is uiteraard niet volledig. Afhankelijk van de situatie en de business waarin u actief bent, zijn bepaalde vragen belangrijker dan andere. Deze lijst geeft wel aan hoe grondig uw research moet zijn om tot diepgaande inzichten te leiden. Welke bronnen gaat u consulteren voor uw concurrentieanalyse?. Heel wat informatie over uw concurrenten ligt zomaar voor het grijpen in krantenartikels, gespecialiseerde vakbladen, jaarrapporten en dergelijke. Hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste bronnen die u kunt gebruiken. We maken een onderscheid tussen strategische en financiële bronnen. 1. Strategische bronnen AdvertentiesPrijzen, promoties, productgamma, USP's, ? Er valt heel wat af te leiden uit de advertenties en reclameboodschappen van uw concurrenten. Verkoopbrochures De verkoopbrochures van uw concurrenten bevatten een weelde aan informatie. Tracht de hand te leggen op elke nieuwe publicatie en lees ze aandachtig door. Ziet u plots nieuwe producten opduiken? Dan wil uw concurrent wellicht een nieuw marktsegment aanboren. Intern salesteam Vergeet ook uw eigen medewerkers niet. Verkopers, bijvoorbeeld, krijgen via klanten en prospecten heel vaak inzage in vertrouwelijke documenten, zoals contracten, offertes en facturen. Ze bevatten een schat aan informatie. 2. Financiële bronnen De Nationale Bank van België, het Belgisch Staatsblad, Kruispuntbank van Ondernemingen Voor inzage in de jaarverslagen en balansen van alle Belgische vennootschappen sinds 1992 kunt u de Nationale Bank van België consulteren. De databank bevat een weelde aan gegevens en is dus een absolute must. Ook het Belgisch Staatsblad en de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) verzamelen heel wat basisgegevens van Belgische bedrijven. Een financiële concurrentieanalyse maken met de Ondernemingsradar. Voor het financiële luik van de concurrentieanalyse maakt u gebruik van de Ondernemingsradar. Dat is een handige tool waarmee u eenvoudig en razendsnel de financiële gegevens (omzet, rentabiliteit, geschatte bedrijfswaarde, ?) van uw belangrijkste concurrenten ophaalt, filtert en in een overzichtelijk rapport giet. Kortom: een onmisbare tool om snel een inzicht te krijgen in de financiële toestand van uw concurrenten.

Lees meer
ABM logo tekst

3 strategieën voor servicebedrijven om efficiënter te werken

19.03.2024

Voor een servicebedrijf is ?service' (what's in a name?) ongetwijfeld de grootste troef. Klanten met een kapotte verwarming of defecte elektriciteitsinstallatie laat u liever niet te lang in de kou staan. Om snel en efficiënt interventies uit te voeren, moet uw organisatie dus op wieltjes lopen. In dit artikel focussen we op drie pijnpunten waar menig loodgieter, elektricien of onderhoudstechnicus vroeg of laat op botst. 1. Word baas over uw agenda. Is het telkens weer een gevecht om uw planning rond te krijgen? Belt u zich suf om afspraken aan te passen of deadlines te verschuiven? Kortom: is uw agenda uw grootste vijand? Dan verliest u niet alleen veel tijd, u maakt bovendien geen al te beste indruk bij uw klanten. Uw planning is uw belangrijkste werkinstrument. Een goed beheerde agenda is noodzakelijk om het overzicht te bewaren over uw opdrachten en uw personeel efficiënt aan te sturen. Om zijn planning vlot af te werken moet elke medewerker beschikken over een agenda waarin elke job zo gedetailleerd mogelijk staat uitgelegd. Deze zaken mogen niet ontbreken: locatie taak historiek klant benodigd materiaal contractvoorwaarden route ... 2. Communiceer helder met uw klanten. Afspraken maken, facturen en betalingen opvolgen, contracten opstellen, ? Efficiënt communiceren met uw klanten, of dat nu bedrijven of consumenten zijn, vraagt best wel wat van uw organisatie. Maar zoals het spreekwoord zegt: goede afspraken maken goede vrienden. Wees helder, duidelijk en proactief. De telefoon is al lang niet meer het enige communicatiemiddel om uw klanten te spreken. E-mail, sociale media, sms, WhatsApp, ... : de technologie is er, maak er dan ook gebruik van. Maar ook hier komt de klant op de eerste plaats. Respecteer zijn of haar voorkeur. 3. Digitaliseer uw administratie. Offertes, facturen, werkbonnen, contracten, ... : lijkt uw service- of installatiebedrijf soms meer op een papierwinkel? Dit is wat u wint door uw administratie te digitaliseren: van offerte naar factuur met minimale manuele tussenkomst software lost de meest hardnekkige logistieke problemen op planningen worden automatisch opgesteld per medewerker u gaat van een veelheid aan documenttypes naar één universeel digitaal formaat stock en artikelbeheer verlopen grotendeel automatisch administratieve fouten en onduidelijkheden worden tot een minimum beperkt Automatisering leidt tot efficiëntere bedrijfsprocessen. Efficiënt werken begint bij de juiste software. Want: hoe meer processen u kunt digitaliseren, hoe meer u kunt automatiseren, en hoe meer tijd u wint. En die kunt u dan weer gebruiken om de kwaliteit van uw service te verbeteren.

Lees meer
ABM logo tekst

Deadline NIS2 komt dichterbij: is uw onderneming er klaar voor?

16.03.2024

Het aantal cyberaanvallen en -incidenten kent de laatste jaren een flinke stijging. Bovendien worden hackers alsmaar creatiever, waarbij ze ondernemingen bedreigen met ransomware, datalekken, phishing, CEO-fraude of meldingen op het dark web. Om dit verontrustend fenomeen aan te pakken en Europese lidstaten digitaal en economisch weerbaarder te maken, maakte de Europese Unie werk van de nieuwe NIS2-richtlijn. Deze regelgeving is de opvolger van de NIS1-richtlijn die in 2016 werd goedgekeurd. NIS staat voor Network and Information Security Directive. NIS1 versus NIS2. Bij NIS1 ? die op 7 april 2019 in een Belgische NIS-wet werd omgezet ? moesten bedrijven in specifieke sectoren (de zogenaamde ?essentiële bedrijven?) minimale veiligheidsmaatregelen nemen en ernstige cyberincidenten melden. NIS2 legt de lat een pak hoger, met meer bedrijven die actie zullen moeten ondernemen om zich te wapenen tegen ongewenste digitale bezoekers. De Europese NIS2-richtlijn is sinds 16 januari 2023 van kracht voor alle lidstaten binnen de Europese Unie. Alle lidstaten, inclusief België, moeten deze richtlijn omzetten in een wet tegen 17 oktober 2024. Hoe bereid je je als onderneming goed voor op een eventuele NIS2-implementatie?. Bewustmaking Ten eerste is bewustmaking essentieel. U zal moeten investeren in uitgebreide trainingen voor werknemers op alle niveaus om hen bewust te maken van de mogelijke cyberdreigingen en de vereisten van NIS2. Dit omvat het herkennen van phishing-aanvallen, het veilig omgaan met gevoelige informatie en het begrijpen van de rol die elk individu speelt in het waarborgen van cyberveiligheid. Risicobeheer Risicobeheer is een andere cruciale pijler als voorbereiding op NIS2. Uw onderneming moet een grondige risicoanalyse uitvoeren om kwetsbaarheden in het netwerk en informatiesystemen te identificeren. Op basis hiervan moet u passende beveiligingsmaatregelen implementeren om deze risico's te verminderen of te elimineren. Dit omvat het regelmatig bijwerken van software, het implementeren van sterke toegangscontroles en het monitoren van netwerkactiviteiten. Rapporteren aan autoriteiten Het rapporteren aan autoriteiten is verplicht onder NIS2. Bedrijven moeten procedures ontwikkelen om incidenten te detecteren, te registreren en te melden aan de relevante autoriteiten binnen de vastgestelde termijnen. Dit vereist een duidelijk begrip van de meldingsvereisten en een effectief incidentresponsplan. Bedrijfscontinuïteit Bedrijfscontinuïteit is van vitaal belang om de impact van cyberaanvallen te minimaliseren. Uw onderneming moet robuuste back-up- en herstelplannen opstellen om operationele verstoringen te beperken en snel te herstellen van incidenten. Dit omvat het regelmatig testen van de herstelprocedures en het updaten van de plannen om te voldoen aan veranderende bedreigingen en bedrijfsomgevingen. Leveranciers Tot slot is samenwerking met leveranciers essentieel. Investeer in beveiligingsmaatregelen om uw leveranciers te evalueren en contractuele afspraken te maken, zodat u ervoor zorgt dat zij voldoen aan de NIS2-vereisten. Dit omvat het definiëren van verantwoordelijkheden en het regelmatig evalueren van de naleving van leveranciers. Sancties vermijden. Als na controle zou blijken dat deze regels niet correct toegepast of nageleefd worden, dan kan het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) sancties opleggen. Voor essentiële entiteiten kan het CCB administratieve geldboetes opleggen tot maximum 10 miljoen euro of ten minste 2% van de totale wereldwijde jaaromzet, afhankelijk van welk bedrag hoger is. Voor belangrijke entiteiten kan de geldboete oplopen tot maximum 7 miljoen euro of ten minste 1,4% van de totale wereldwijde jaaromzet, afhankelijk van welk bedrag hoger is. Rekening houdend met de snel naderende NIS2-deadline en bijhorende actiepunten, is het een verstandige zet om actie te ondernemen voor een succesvolle implementatie van de NIS2-actiepunten.

Lees meer
ABM logo tekst

Belangrijke deadlines voor gemengde belastingplichtigen in 2024

13.03.2024

Gemengde belastingplichtigen zijn belastingplichtigen die zowel belaste als vrijgestelde handelingen verrichten. Door deze gemengde belastingplicht is er geen volledig recht op btw-aftrek. Die aftrek kan gebeuren op basis van het algemeen verhoudingsgetal of door de toepassing van het werkelijk gebruik. Gemengde belastingplichtigen moeten het gebruik hiervan melden via een kennisgeving. Welke gegevens gemeld moeten worden, hangt af van de manier waarop de gemengde belastingplichtige het recht op aftrek uitoefent: ofwel op basis van het werkelijk gebruik, ofwel op basis van het algemeen verhoudingsgetal. Bij een bepaling via het werkelijk gebruik moet u de volgende gegevens meedelen: Het definitieve algemeen verhoudingsgetal, in procenten, over het voorgaande kalenderjaar (bij overgang van algemeen verhoudingsgetal naar werkelijk gebruik); De opdeling, in procenten, van de aan de belastingplichtige aangerekende btw die: * uitsluitend wordt gebruikt voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen volledig recht op aftrek verlenen; * uitsluitend wordt gebruikt voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen geen recht op aftrek verlenen; * zowel wordt gebruikt voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen recht op aftrek geven en voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen geen recht op aftrek geven. Wordt het recht op aftrek uitgeoefend volgens het algemeen verhoudingsgetal, dan moet u dat percentage altijd meedelen in de btw-aangifte. Deadline melding bijkomende gegevens. Hou er rekening mee dat het verstrekken van deze bijkomende gegevens uiterlijk verwerkt moet worden in de btw-aangifte van het eerste kwartaal of in de btw-aangifte over de maand maart wanneer de belastingplichtige maandaangiften indient (in te dienen tegen ten laatste 20 april 2024). Paste u als belastingplichtige al op 31 december 2022 het werkelijk gebruik toe? Dan geldt nog een bijkomende formaliteit: u moet de hierboven vermelde gegevens ook nog voor het jaar 2022 verstrekken. Wanneer u als belastingplichtige maandaangiften indient, dan moet u de bijkomende gegevens met betrekking tot 2022 uiterlijk in de btw-aangifte over mei meedelen (in te dienen tegen ten laatste 20 juni 2024). Ondernemingen die kwartaalaangiften indienen moeten dit melden in de btw-aangifte over het eerste kwartaal (in te dienen tegen ten laatste 20 april 2024).

Lees meer
ABM logo tekst

Een businessplan opstellen voor uw kmo: dit zijn de bouwstenen

12.03.2024

Een business- of ondernemingsplan is een essentieel document voor elke (beginnende) onderneming. Het beschrijft uw activiteit, de markt waarin u actief bent, uw concurrenten en uw financiële uitdagingen. Het helpt uw doelstellingen te verwezenlijken en obstakels te overwinnen - niet alleen tijdens de opstartfase van uw onderneming, maar ook later. Wat is een businessplan?. Een businessplan dient een dubbel doel. Enerzijds geeft het inzicht in de financiële en praktische haalbaarheid van uw business-idee. Anderzijds stelt het investeerders en kredietverstrekkers in staat om uw onderneming te evalueren alvorens een lening of kapitaal toe te kennen. Verplicht of niet?. Richt u een eenmanszaak op, dan is een ondernemingsplan niet verplicht. In alle andere gevallen wel. Ongeacht welke bedrijfsvorm u kiest: het is sowieso raadzaam om een businessplan op te stellen. Zonder zal u bij de bank geen lening kunnen afsluiten, noch investeerders kunnen aantrekken. Vanzelfsprekend focussen zij in de eerste plaats op het financiële luik van het businessplan. Niet enkel voor starters. Een ondernemingsplan verplicht de starter om na te denken over een aantal essentiële zaken voor het welslagen van de onderneming. Maar ook ondernemers met al enkele jaren op de teller kunnen gebaat zijn bij een ondernemingsplan. Heel wat bedrijven stellen trouwens jaarlijks een plan op waarin alle doelstellingen van dat jaar, plus de financiële berekeningen, worden opgenomen. Het is het financiële en strategische kompas van de onderneming. Bouwstenen van het ondernemingsplan. Er bestaan verschillende modellen voor de opbouw van een ondernemingsplan. Inhoudelijk zijn echter de volgende items essentieel: Executive summary Doel: de interesse van de lezer wekken. Historiek van de onderneming Een korte beschrijving van de realisaties uit het verleden. Bent u een starter, dan kan u de historiek overslaan. Beleidsverklaring en visie Wat doet uw onderneming, wie zijn uw klanten en wat zijn uw waarden? Producten en/of diensten Licht het product of de dienst toe en argumenteer waarom dit waardevol is voor de klant (waardepropositie). Management en businessmodel Wie maakt deel uit van het managementteam en wat zijn hun kwalificaties? Focus vooral op ervaringen en verwezenlijkingen. Maak daarnaast ook een schematische voorstelling van de verschillende stappen die een product of dienst doorloopt alvorens het bij de klant terechtkomt. Marktanalyse en marketing Wie zijn uw klanten en wat is het marktpotentieel? Wie zijn uw concurrenten en hoe gaat u zich onderscheiden? Hoe brengt u uw producten of diensten aan de man? Som de geplande marketingacties op en licht de verkoopstrategie toe (prijs, plaats, promoties, ?). Financieel plan Hoeveel omzet denkt u te gaan halen, hoeveel bedragen de kosten en hoe gaat u uw onderneming financieren? Voeg een geprojecteerde balans en resultatenrekening toe en geef een overzicht van de liquide middelen.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe rentevoeten voor leningen en debet rekening-courant

07.03.2024

Bij KB van 12 januari 2024 (publicatie op 25 januari 2024) werden de referentierentevoeten voor goedkope leningen gepubliceerd. Deze referentievoeten worden gebruikt om het voordeel van alle aard te berekenen voor een lening die een vennootschap toekent aan haar bestuurder(s) of werknemer(s). Ook de debetrente op rekening-courant voor inkomstenjaar 2023 is hiermee gekend. De forfaitaire rentevoet bij een debet rekening-courant, waar de vennootschap een vordering heeft op een werknemer of bestuurder, bedraagt 5,43% voor inkomstenjaar 2023 (voor inkomstenjaar 2022 was dit 7,14%). Het maandelijkse lastenpercentage voor goedkope niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd toegekend aan werknemers/bestuurders bedraagt voor 2023: * 0,25% voor leningen voor de financiering van een wagen (in 2022 was dit 0,06%) * 0,49% voor andere leningen (in 2022 was dit 0,12%) De rentevoet voor hypothecaire leningen met vaste rentevoet bedraagt 3,14% in 2023, ongeacht of de lening wel of niet is gewaarborgd door een gemengde levensverzekering. Nieuwe formule jaarlijks lastenpercentage. Noteer dat de formule om het reële jaarlijkse lastenpercentage te berekenen, gewijzigd is. Vanuit actuarieel oogpunt bleek de oude formule immers niet meer correct te zijn. Oude formule: Reëel jaarlijks lastenpercentage = ( p * 24 * n ) / ( n + 1) (waarbij 'p' = maandelijks lastenpercentage en 'n' = terugbetalingstermijn in maanden) Nieuwe formule: Reëel jaarlijks lastenpercentage = ( 1 + p )12 - 1 (waarbij 'p' = maandelijks lastenpercentage) De hierboven vermelde referentierentevoeten zijn van toepassing sinds 1 januari 2023. De nieuwe formule is echter slechts van toepassing op 'nieuwe' leningen afgesloten sinds 1 januari 2023, terwijl de vorige formule van toepassing blijft op 'oudere leningen'.

Lees meer
ABM logo tekst

Verhoogde kostenaftrek van 120% voor e-facturatiesoftware

04.03.2024

Vanaf 1 januari 2026 is voor Belgische ondernemingen de verplichte invoering van digitale facturatie op komst. Begin 2024 keurde de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetswijziging goed die ondernemingen een fiscaal voordeel geeft wanneer ze overstappen op e-facturatie. Concreet zullen ondernemers (meer specifiek eenmanszaken en kmo's) een tijdelijk verhoogde kostenaftrek van 120% in de inkomstenbelasting genieten als ze kosten maken voor een facturatieprogramma of advies in e-facturatie. Ook grotere bedrijven genieten een fiscaal voordeel, maar dan in de vorm van een investeringsaftrek. Concreet gaat dit over abonnements- of advieskosten voor e-facturatiesoftware, zoals persoonlijke consultancy. De maatregel geldt voor het belastbaar tijdperk 2024 tot en met 2027.

Lees meer
ABM logo tekst

Hogere belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen: van 6,75% naar 9%

02.03.2024

Een vennootschap of eenmanszaak die te weinig voorafbetalingen van haar inkomstenbelastingen doet, moet rekening houden met een belastingvermeerdering. Tot boekjaar 2023 bedroeg deze vermeerdering 6,75% of 4,5%. Voor boekjaar 2024 wordt dit 9%. Een proactieve voorafbetalingsstrategie is dus geen overbodige luxe! Belastingvermeerdering van 6,75% naar 9%. Als Belgische vennootschap kun je al vennootschapsbelasting betalen in het belastbaar tijdperk waarin je winst realiseert. Dit is het systeem van voorafbetalingen: al tijdens het lopende boekjaar (een deel van) de verschuldigde belasting betalen op winst die in dat boekjaar zal worden behaald. Deze voorafbetalingen zijn echter geen verplichting. Toch spoort de fiscus ondernemers maximaal aan om dit toch te doen. Dit doet ze via belastingvermeerderingen. Tot boekjaar 2023 bedroeg deze vermeerdering 6,75% op de verschuldigde basisbelasting. Vanaf boekjaar 2024 wordt dit tarief opgetrokken naar 9%. Neutraliseren van de belastingvermeerdering. Hoe vroeger u een voorafbetaling uitvoert, des te hoger de toegepaste neutralisatie is. Dit blijkt uit de volgende tabel: table.voorafbetaling , table.voorafbetaling td, table.voorafbetaling th { border: 1px solid; border-collapse: collapse; width: 100%; } table.voorafbetaling td, table.voorafbetaling th { padding: 2pxw; width: 50%; } Uiterlijke datum voorafbetaling Neutralisatie vermeerdering (% vorig jaar) VA1 10 april 2024. 12% (9,00%). VA2 10 juli 2024. 10% (7,50%). VA3 10 oktober 2024. 8% (6,00%). VA4 20 december 2024. 6% (4,50%). Goed om weten: tijdens de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting zijn kleine vennootschappen - mits aan bepaalde voorwaarden voldaan is - vrijgesteld van deze belastingvermeerdering. De hierboven vermelde data en tarieven gelden voor vennootschappen waarvan het boekjaar startte op 1 januari 2024. Vennootschappen met een gebroken boekjaar zullen pas later onder de nieuwe percentages vallen. Zo moet een vennootschap met einde boekjaar op 30 december de hogere percentages pas toepassen vanaf het boekjaar dat start op 31 december 2024. Het is fiscaal optimaal om een eerste voorafbetaling te doen voor 10 april 2024. Te weinig liquide middelen om vooraf te betalen?. Beschikt uw vennootschap over te weinig liquide middelen om een voorafbetaling te maken? Dan kunt u hiervoor een lening aangaan. De te betalen interesten zijn fiscaal aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Dit in tegenstelling tot de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetaling, die geen fiscaal aftrekbare kost is.

Lees meer
ABM logo tekst

Winkeliers moeten cashbetalingen aanvaarden

29.02.2024

De plenaire vergadering van de Kamer stemde in met een wetsontwerp dat winkeliers verplicht om cashbetalingen te aanvaarden. Volgens de Europese regelgeving moeten klanten in de Europese Unie vrij kunnen kiezen of ze cash of elektronisch betalen. Het aantal winkels waar dat niet kan, neemt echter toe. Steeds meer handelaars weigeren cashbetalingen. Met de nieuwe wetgeving zet de overheid de puntjes op de i. Beschermingsmaatregel. Het wetsontwerp van minister van Economie Pierre-Yves Dermagne (PS) werd zopas in de Kamer goedgekeurd. Daarmee worden mensen die minder mee zijn met het elektronisch betalen of bankieren beschermd, zoals mensen zonder een bankrekening of kinderen: die hebben vaak geen bankkaart, maar willen soms wel een aankoop doen in een winkel. Pestmaatregel?. Zelfstandigenorganisatie Unizo noemt de nieuwe wet een pestmaatregel. "De 6 procent van de ondernemers die nu cashloos werkt omdat hun klanten simpelweg geen cash vragen moet zich aanpassen. Dat is weeral extra regelgeving die geld en tijd kost, terwijl het voor de betrokkenen perfect verliep zonder cash." Sinds juli 2022 moeten winkels verplicht een elektronische betaalmogelijkheid, bijvoorbeeld via betaalkaart of smartphone, aanbieden. Ook daar kwamen toen wat tegenkantingen vanuit de sector, voornamelijk vanwege de hoge transactiekosten. Sancties voor hardleerse winkeliers. De verplichting om cash te aanvaarden komt met sancties voor winkeliers die weigeren, na twee waarschuwingen. Er zijn enkele uitzonderingen waarbij cash wél nog geweigerd mag worden, bijvoorbeeld in het uitzonderlijke geval dat er zich een groot veiligheidsrisico zou voordoen.

Lees meer
ABM logo tekst

Verplicht opleidingsplan: deadline komt in zicht

27.02.2024

Tegen eind maart moeten bedrijven vanaf 20 werknemers een opleidingsplan in het kader van de arbeidsdeal klaar hebben. Een bevraging leert dat bijna 4 op de 10 kmo's dat plan vandaag klaar heeft. Ongeveer een derde moet er nog aan beginnen. Wat is de arbeidsdeal?. De arbeidsdeal bevat een reeks maatregelen om de arbeidsmarkt te hervormen. Het doel is om de verhouding tussen de werkgelegenheid en de bevolking naar 80% te brengen tegen 2030. Met het opleidingsplan wil de overheid het levenslang leren stimuleren. Daarnaast bevat de deal ook een individueel opleidingsrecht voor medewerkers van 5 dagen per jaar, tenzij de sector dat aantal nog tijdelijk heeft verlaagd. Opleidingsrekening. Van de werkgever wordt gevraagd een opleidingsrekening aan te leggen per medewerker, waarop de opleidingsrechten, de gevolgde opleidingen en het saldo te vinden zijn. Die opleidingsrekening zal beheerd worden in het Federal Learning Account (FLA) dat door de overheid vanaf april 2024 zal gelanceerd worden. Het is de bedoeling dat werkgevers daarin alle gevolgde opleidingen aanvullen en regelmatig de vooraf ingevulde gegevens controleren. Huiswerk klaar?. Uit een bevraging van Acerta blijkt dat slechts 38 procent van de meer dan 500 bevraagde kmo's vandaag hun huiswerk klaar hebben. Een derde is ermee bezig en nog eens 30% moet er nog aan beginnen. Het opleidingsplan moet ten op 15 maart aan de medewerkers worden voorgelegd en op 31 maart geregistreerd worden. Vanaf eind april kunnen er controles volgen. Kmo's die nog niet klaar zijn met hun opleidingsplan moeten dus voortmaken. Dat doen ze beter vandaag dan morgen, want kmo's kunnen best wel wat moeite ondervinden om aan de nieuwe formaliteiten die de arbeidsdeal oplegt te voldoen.

Lees meer
ABM logo tekst

Is uw onderneming klaar voor e-invoicing?

24.02.2024

Digitaal factureren tussen bedrijven wordt verplicht vanaf 1 januari 2026. Nog ver weg, denkt u? Toch wacht u er maar beter niet te lang mee. Het verplicht digitaal factureren komt uit de koker van minister van Financiën Vincent van Peteghem (CD&V). Maar België is allerminst pionier: landen als Italië, Frankrijk en Polen omarmden de elektronische factuur al eerder. Wat is een elektronische factuur?. Elektronisch factureren gebeurt via een gecodeerde elektronische factuur. Een e-invoice is dus geen pdf-factuur, maar een bestand dat kan worden uitgelezen door computersoftware. Het grote voordeel hiervan is dat e-facturen direct in de boekhouding kunnen worden opgenomen, zonder dat daarvoor nog een manuele taak vereist is. Voordelen van e-facturatie. Daarnaast biedt elektronische facturatie nog enkele andere voordelen. De kans op fouten wordt aanzienlijk kleiner bij elektronische facturen. Bovendien zijn ze ook sneller, efficiënter en goedkoper dan hun papieren tegenhanger. Studies tonen aan dat de e-factuur de administratieve lasten voor ondernemingen en burgers kan verkleinen met 3,36 miljard euro. Zijn Belgische bedrijven klaar voor de e-factuur?. Ongeveer 15 procent van de facturen tussen bedrijven wordt al elektronisch verzonden. Volgens Unizo is ongeveer 25 procent van de ondernemingen vandaag klaar voor digitale facturatie. 25 procent is niet klaar en de andere helft weet het niet. Wat hebt u nodig om elektronisch te factureren?. Er bestaan heel wat tools en online applicaties om elektronisch te factureren. Sommige platformen zijn zelfs gratis. Vaak maakt elektronisch factureren deel uit van een compleet pakket voor administratie en procesbeheer, maar ook losstaande tools zijn verkrijgbaar. Het hangt er maar vanaf wat u precies wil doen. Fiscale steunmaatregelen. De Belgische overheid keurde zopas een fiscaal voordeelpakket goed. Er komt een verhoogde investeringsaftrek van 20 procent voor digitale investeringen, waaronder software voor e-facturatie én ook een tijdelijk verhoogde kostenaftrek van 120 procent voor de kosten om factureringspakketten te huren en voor advieskosten.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe ChatGPT integreren in uw bedrijf?

19.02.2024

Wie kunstmatige intelligentie zegt, zegt ChatGPT. Maar is de chatbot ook écht iets waard in uw bedrijf? ChatGPT is gebaseerd op een taalmodel dat door OpenAI getraind is om een breed scala van tekstuele taken aan te kunnen. Belangrijk om te weten is dat ChatGPT niet begrijpt wat het schrijft, het is alleen héél goed in inschatten hoe menselijke taal werkt. Moederbedrijf OpenAI stelde de eerste versie in november 2021 open voor het publiek. Sindsdien vonden heel wat beroepscategorieën (journalisten, copywriters, marketeers, ?) en scholieren hun weg naar de tool. Maar wat kunt u er als ondernemer mee? 5 voordelen van ChatGPT voor ondernemingen. 1. Snel informatie ophalen ChatGPT is gevoed met het internet en heeft daarmee een enorme hoeveelheid informatie ter beschikking. Wie weinig tot niets van een onderwerp afweet, kan simpelweg enkele vragen stellen aan de chatbot. De tool werkt dan als een heel gepersonaliseerde versie van Google. Let wel, de informatie die ChatGPT verschaft, is niet altijd foutloos. 2. Content creëren ChatGPT is in staat om goedlopende teksten te produceren. Denk aan productpagina's voor een website, blogartikelen, samenvattingen en e-mails. Hoe scherper u aangeeft wat u verwacht van de tekst, hoe beter de output. Geef bijvoorbeeld aan welke tone of voice u zoekt, welke keywords u wil laten terugkomen of laad alle informatie in waar een samenvatting op gebaseerd moet zijn. 3. Vertalen ChatGPT laat zich prima inzetten als vertaaltool. Stel gerust een vraag in het Nederlands en geef de opdracht om een bepaalde tekst naar een andere taal te vertalen. De AI-tool is voornamelijk al heel sterk in Engels, Duits en Spaans, maar ook andere talen werken al goed. Let wel, 100 procent nauwkeurig is het vertaalwerk (nog) niet. Check dus zeker achteraf of de tekst klopt. 4. Brainstormen Op zoek naar creatieve ideeën? Vraag aan chatbot om u te helpen. De tool is in staat om nieuwe perspectieven aan te reiken of out-of-the-box oplossingen te bedenken. 5. Code schrijven of optimaliseren Gebruik ChatGPT als programmeur en vraag het om computercode te schrijven voor allerhande specifieke doeleinden. Ook in het optimaliseren van code biedt ChatGPT hulp. Kopieer en plak de code in het zoekveld en laat ChatGPT de code verbeteren.

Lees meer
ABM logo tekst

Bent u mee met ESG?

15.02.2024

De drie letters staan voor Environmental, Social en Governance. Maar wat weet u nog meer over ESG? En waarom kunt u er als ondernemer dit jaar écht niet meer omheen? Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn termen die al lang meegaan. De meeste ondernemers liggen er dan ook niet wakker van. Maar daar komt spoedig verandering in. De Europese Commissie heeft vorig jaar namelijk een nieuwe wet rond duurzaamheidsrapportering goedgekeurd die grote gevolgen zal hebben voor kleine én grote ondernemingen. CSRD. De zogenaamde Corporate Sustainability Reporting (CSRD) zal een impact hebben op zo'n 50.000 Europese bedrijven. Zij moeten jaarlijks een uitgebreid rapport publiceren waarin hun impact op mens, milieu en maatschappij nauwkeurig wordt opgelijst. Bovendien moet de informatie ook getoetst worden door middel van een externe audit. Die transparantie moet volgens de Europese Commissie de omslag naar een groener Europa versnellen. De maatregel past dan ook in de zogenaamde Green Deal. Ook voor kmo's. De nieuwe verplichtingen gelden op het eerste gezicht enkel voor grote en beursgenoteerde bedrijven. Maar indirect zullen ook hun toeleveranciers moeten streven naar duurzaamheid op verschillende vlakken. Want, zo zegt de richtlijn: de duurzaamheid van een grote onderneming is afhankelijk van de duurzaamheid van haar gehele waardeketen, met inbegrip van haar producten en diensten, haar zakenrelaties en haar toeleveringsketen. ESG concreet. Maar wat betekent ESG nu concreet? Met andere woorden: welke inspanningen moeten ondernemingen leveren om aan de duurzaamheidsnormen te voldoen? Het gaat om duurzaamheidscriteria op drie vlakken: 1. Environmental afvalbeheer vermindering uitstoot broeikasgassen inperken milieurisico's energie-efficiëntie verlagen van lucht- en waterverontreiniging herstel van biodiversiteit 2. Social: naleving mensen- en arbeidsrechten preventie van arbeidsongevallen sociale dialoog genderdiversiteit loonkloof corruptiebestrijding vorming en opleiding personeel 3. Governance: transparantie aandeelhouderschap en structuren rechten van aandeelhouders onafhankelijkheid van raad van bestuur diversiteit van management transparantie van gegevens bedrijfsethiek bilijkheid van verloning uitvoerend management aanwezigheid van een comité ter controle van de boekhouding De lijst is niet volledig, maar geeft toch een goed beeld van de reikwijdte van ESG. Die omvat vrijwel alle aspecten van het ondernemerschap. Kmo's zullen zich daar, onder andere als gevolg van de nieuwe Europese duurzaamheidswetgeving, actief mee moeten bezighouden.

Lees meer
ABM logo tekst

Verhoogde investeringsaftrek energiebesparende investeringen 2023

15.02.2024

Een onderneming, vrij beroep of natuurlijk persoon die een investering in energiebesparing of hernieuwbare energie uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een fiscaal voordeel genieten onder de vorm van een investeringsaftrek. Voor zulke investeringen verkregen of tot stand gebracht in 2023 bedraagt de investeringsaftrek 20,5% van de aanschaffingswaarde van de investering. Om toepassing te kunnen maken van deze investeringsaftrek, moeten deze investeringen opgenomen zijn in één van onderstaande categorieën: Beperking van energieverliezen in bestaande gebouwen of in bestaande broeikassen. Energieverliezen beperken door in gebruik zijnde apparaten, leidingen, afsluiters en kanalen te isoleren of in gebruik zijnde warme of koude vloeistofbaden af te dekken. Beperking van energieverliezen in bestaande ovens. Beperking van ventilatieverlies in bestaande gebouwen. Terugwinnen van afvalwarmte. Aanwenden van expansie-energie die vrijkomt bij bestaande productieprocessen of bij ontspanning van fluïda onder druk gebracht voor transport. Warmtekrachtkoppelingsapparatuur (WKK). Verbrandings-, verwarmings-, klimatisering en verlichtingsapparatuur. Industriële productieprocessen. Productie en gebruik van energie door chemische, thermochemische of biochemische omzetting van biomassa en afvalstoffen. Energieproductie op basis van hernieuwbare energieën (bv. zonneboilers, zonnepanelen, windturbines, warmtepompen, batterijsystemen, enz.). Vervoer via spoor- of waterweg. Bovendien dient uiterlijk 31/03/2024 een attest worden aangevraagd bij de Vlaamse Overheid m.b.t. deze investeringen.Bij een laattijdige aanvraag kan uw onderneming deze investeringsaftrek niet toepassen!

Lees meer
ABM logo tekst

Wijzigingen aan Vlaamse registratierechten in 2024

12.02.2024

Bij de start van een nieuw jaar geven we u een overzicht van wijzigingen aan de registratierechten op onroerende goederen in Vlaanderen. Een opstalhouder of erfpachter moet registratierechten betalen op de totale vergoedingen die hij betaalt aan de opstalgever of erfpachtgever. Sinds 1 januari 2024 is dit tarief gestegen van 2% naar 5%. (Ter opfrissing: het recht van opstal is het recht om de eigendom van gebouwen of beplantingen te hebben op andermans grond, gedurende een periode van maximaal 99 jaar. Het recht van erfpacht is het recht om het volle genot te hebben van een onroerend goed dat aan iemand anders toebehoort, gedurende een periode van minimaal 15 tot maximaal 99 jaar.) De registratierechten voor huurovereenkomsten (0,2%) blijven ongewijzigd. De methode van meeneembaarheid van het verkooprecht in het Vlaams Gewest wordt afgeschaft voor alle nieuwe aankopen vanaf 1 januari 2024. Dankzij dit systeem van meeneembaarheid door teruggave of verrekening konden kopers die aan bepaalde voorwaarden voldoen, een gedeelte van het verkooprecht op een eerdere aankoop verrekenen met het verkooprecht op een nieuwe aankoop. Overzicht tarieven 2024 verkooprecht in het Vlaamse Gewest:. Standaard tarief: 12% Onbebouwde landbouwgronden en natuurgoederen: 10% Verlaagde tarieven. Enige eigen woning: 3% Enige eigen woning met ingrijpende energetische renovatie: 1% Enige eigen woning kwalificerend als beschermd monument: 1% Aankoop door beroepsverkopers: 4% Aankoop van een sociale woning: 1,5% Aankoop van een woning voor sociale verhuur Aankoop van beschermde monumenten: Halvering van het normale tarief (tenzij enige eigen woning) Bijzonder regime van het verkooprecht voor de ruil van ongebouwde landgoederen: Vrijgesteld, 6% of 10% Wie in aanmerking wil komen voor een bijkomende vermindering, dan moet in de eerste plaats voldaan worden aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief van een enige eigen woning. Een bescheiden woning is een woning met een maximale aankoopprijs. Voor woningen die niet gelegen zijn in kernsteden of de Vlaamse Rand rond Brussel: Max. ? 220.000 (Aankoopakten vanaf 1/1/2022) Voor woningen die gelegen zijn in kernsteden of de Vlaamse Rand rond Brussel: Max. ? 240.000 (Aankoopakten vanaf 1/1/2022) Bijkomende vermindering. Voor woningen onderworpen aan het tarief voor de enige eigen woning: ? 2.800 Voor woningen onderworpen aan het tarief voor de enige eigen woning met een ingrijpende energetische renovatie: ? 960 Het verdeelrecht is een registratiebelasting die verschuldigd is bij de verdeling van een onroerend goed dat aan verschillende mede-eigenaars behoort. Het algemeen tarief bedraagt 2,5%. Dat tarief verlaagt naar 1% bij transacties tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden bij echtscheiding of beëindiging van de wettelijke samenwoning.

Lees meer
ABM logo tekst

Akkoord over referentie-CO2-uitstoot van bedrijfswagens voor 2024

09.02.2024

Eind januari 2024 bereikte minister van Financiën Vincent Van Peteghem een akkoord binnen de federale regeling voor de bepaling van de referentie-CO2-uitstoot voor bedrijfswagens. De CO2-uitstoot is een belangrijke parameter om het voordeel alle aard (VAA) voor bedrijfswagens te berekenen. Deze hervormde berekeningsmethode houdt rekening met het totale wagenpark in ons land, wat een correcte en representatieve berekening oplevert. Nieuwe berekeningsmethode. Het zogenaamd voordeel van alle aard (VAA) wordt forfaitair berekend en hangt af van de cataloguswaarde, de CO2-uitstoot en de leeftijd van de wagen. De CO2-uitstoot in de berekeningsformule is gekoppeld aan de jaarlijkse evolutie van de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw ingeschreven wagens, de referentie-uitstoot. Zonder aanpassing zou de referentie-uitstoot fors terugvallen door de forse opmars van elektrische wagens. Het belastbaar voordeel zou daardoor aanzienlijk stijgen. Dat heeft te maken met de uitstootwaarden die worden gebruikt: een uitstoot met laboratoriumtesten (NEDC) of met tests op de openbare weg (WLTP). Tot nu toe werd bij de bepaling van de referentie-CO2-uitstoot alleen rekening gehouden met de (lagere) NEDC-waarden van wagens. Maar sinds 2021 hebben nieuw ingeschreven wagens met een verbrandingsmotor alleen een (hogere) WLTP-waarde en zou slechts 39% van de auto's - inclusief de elektrische - meegenomen worden in de berekening. Daarom wordt vanaf het inkomstenjaar 2024 rekening gehouden met de uitstootwaarden van álle wagens. Wie met een bedrijfswagen op diesel of benzine rijdt, zal de maandelijkse belasting op het privégebruik dus minder hard zien stijgen dan initieel gevreesd. Belastbaar voordeel full electric blijft ongewijzigd. Het belastbaar voordeel van een volledig elektrische bedrijfswagen blijft onveranderd. Omdat ze geen CO2-uitstoot hebben, wordt in de berekeningsformule gewerkt met een vaste CO2-coëfficiënt van 4%. Wel geldt altijd een minimaal belastbaar voordeel dat jaarlijks geïndexeerd wordt. In 2024 bedraagt dit 1.600 euro, ofwel circa 133 euro per maand. Hoger fiscaal plafond fietsvergoeding en goedkoper treinabonnement. In ruil voor dit fiscale cadeau aan vervuilende bestuurders, stimuleert de overheid het gebruik van de fiets en trein voor woon-werkverkeer. Dit gebeurt via: Een hoger fiscaal plafond (tot 3.500 euro) voor de vrijgestelde fietsvergoeding. Tot nu toe bedroeg dit plafond 2.500 euro per kalenderjaar. Ter info: het maximumbedrag van 2.500 kwam overeen met 7.142 kilometers per jaar (ingeval van een maximale vergoeding van 35 eurocent). Met 3.500 euro wordt dit 10.000 kilometer per jaar. Een goedkoper treinabonnement voor 100.000 werknemers. Het gaat om werknemers, actief in de privésector, waar het derdebetalersysteem niet van toepassing is. Vanaf nu zou de Belgische staat 7,5% en de werkgever 71,8% van de prijs van het treinabonnement betalen. Dat betekent dat de werknemer nog 20,7% moet betalen. Dit voorstel moet nog goedgekeurd worden door de Nationale Arbeidsraad. Het is dus nog afwachten wanneer deze regeling van kracht wordt.

Lees meer
ABM logo tekst

Fiscale wijzigingen in 2024 en hun impact op uw vennootschap

06.02.2024

Zoals elk jaar moet u ook in 2024 rekening houden met nieuwe fiscale regels die een impact kunnen hebben op uw vennootschap en medewerkers. We zetten enkele opvallende maatregelen in de kijker: Fiscale grensbedragen opnieuw geïndexeerd: een hele reeks federale fiscale plafonds werd niet geïndexeerd van de inkomstenjaren 2020 tot en met 2023. Vanaf inkomstenjaar 2024 worden deze bedragen opnieuw jaarlijks geïndexeerd, weliswaar zonder inhaalbeweging van de vorige jaren. Meer overuren fiscaal vrijgesteld: in principe kunnen werknemers 130 fiscaal voordelige overuren per jaar presteren. In 2024 worden dat er 180, waarvoor een vermindering van de bedrijfsvoorheffing geldt. Werknemers kunnen ook 120 relanceoveruren presteren. Voor die overuren wordt geen overloon of inhaalrust betaald. Ze zijn vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en belastingen. Einde overgangsregeling auteursrechten: in 2023 werd het fiscaal gunstregime voor auteursrechten hervormd, waardoor minder inkomsten in aanmerking komen. Voor wie door de hervorming uit de boot viel, was er in 2023 nog een overgangsregeling (lees: nog één jaar gebruikmaken van de auteursrechtenregeling, in een beperkte vorm). Vanaf inkomstenjaar 2024 is dit niet meer mogelijk. Huuraftrek enkel in ruil voor data: in de belastingaangifte van 2024 komt een nieuwe aangifteplicht voor huurders die een woning (deels) professioneel gebruiken en de huur (deels) als werkelijke beroepskosten inbrengen. Ze zullen bij hun belastingaangifte een bijlage moeten voegen met daarin informatie over de verhuurder. Komt de huurder die verplichting niet na, dan zal hij de huur niet meer fiscaal kunnen inbrengen. Strengere kaaimantaks: vanaf dit jaar gelden strengere regels voor deze doorkijkbelasting. Er komt een exittaks die toegepast wordt op het moment dat de Belgische oprichter van een juridische constructie België definitief verlaat en dus geen Belgische rijksinwoner meer is. Geïndividualiseerde fondsen komen in het vizier als een buitenstaander ook een kleine participatie in dat privaat fonds krijgt. Het UBO-register zal intensiever gebruikt worden om te bepalen of een constructie onder de kaaimantaks valt. Hogere fietsvergoeding: op basis van een wetsontwerp wordt de vrijgestelde fietsvergoeding opgetrokken van 27 cent naar maximaal 35 cent per effectief getrapte kilometer. Deze verhoging geldt zowel voor klassieke fietsen, elektrische fietsen als speedpedelecs. Er komt een maximumbedrag van 2.500 euro per kalenderjaar. Uitbreiding flexi-jobsysteem: werknemers die minstens vier vijfde werken en gepensioneerden kunnen sinds 1 januari 2024 in twaalf extra sectoren aan de slag als flexi-jobber. Het gaat onder meer om het onderwijs en de kinderopvang. Vanaf nu geldt er een limiet op het bedrag dat een flexi-jobber onbelast kan bijverdienen (= 12.000 euro per jaar). Ook stijgt de patronale bijdrage van 25 naar 28%.

Lees meer
ABM logo tekst

Kmo-groeisubsidie: oproepkalender 2024

04.02.2024

In 2024 kunt u opnieuw op drie momenten een dossier indienen voor de kmo-groeisubsidie. Met dit subsidie-instrument wil de Vlaamse overheid kmo's in Vlaanderen ondersteunen bij hun eigen groeitraject. Dat traject moet aansluiten bij één van de volgende belangrijke maatschappelijke thema's: digitalisering, duurzaam/circulair ondernemen, innovatie en internationalisering. Ingediende subsidieaanvragen worden beoordeeld op basis van vier evaluatiecriteria (ambitie, transformatie, onderbouwde aanpak en de noodzaak van kennis en expertise). Per thema wordt een rangschikking opgemaakt van de aanvragen die het minimale ambitieniveau behalen. De subsidie wordt toegekend voor het verwerven of inkopen van de strategische kennis die u nodig hebt om het groeitraject te kunnen realiseren. Het verwerven van deze kennis kan gebeuren door: enerzijds de aanwerving van een strategische medewerker die uw onderneming versterkt in de domeinen waarin uw kennis ontbreekt voor het realiseren van het groeitraject anderzijds het inwinnen van advies van een dienstverlener om deze ontbrekende kennis in te kopen De minimale projectkost (aanwerving en/of advies) bedraagt 20.000 euro. Kmo's kunnen per groeitraject maximaal 50.000 euro subsidie ontvangen via de kmo-groeisubsidie. De subsidie bedraagt maximaal 25.000 euro voor een advies van één of meerdere externe dienstverlener(s) en maximaal 25.000 euro voor de aanwerving van één strategisch profiel. Het steunpercentage wordt vastgelegd op 50% van de advies- en/of loonkost. In 2024 worden de volgende drie oproepen voorzien: Oproep 1: woensdag 20 maart tot en met maandag 15 april Oproep 2: maandag 1 juli tot en met zaterdag 31 augustus Oproep 3: woensdag 20 november tot en met zondag 15 december

Lees meer
ABM logo tekst

6% btw voor afbraak en heropbouw: update

02.02.2024

Sinds 1 januari 2024 moet u rekening houden met ingrijpende wijzigingen met betrekking tot het btw-tarief voor afbraak en heropbouw van private woningen. Tot nu toe kon u het tarief van 6% enkel (laten) toepassen voor renovaties van woningen ouder dan 10 jaar en voor de afbraak en heropbouw in 32 centrumsteden. Sinds 1 januari 2021 gold een breder toepassingsgebied, waarbij dit verlaagd btw-tarief van 6% ook mogelijk werd voor afbraak en heropbouw buiten de 32 centrumsteden. Hierbij waren echter enkele strikte voorwaarden van toepassing: De woning moest door de bouwheer afgebroken en heropgebouwd worden De woning moest gedurende 15 jaar verhuurd worden in het kader van sociaal beleid De woning moest minstens 5 jaar als enige eigen woning gebruikt worden De woning had een maximale oppervlakte van 200m². Deze maatregel gold ook voor de verkoop van onroerende goederen, waardoor projectontwikkelaars afbraak- en heropbouwprojecten met een btw-tarief van 6% konden verkopen. Deze uitbreiding was in eerste instantie van toepassing voor de jaren 2021 en 2022, maar werd uiteindelijk verlengd tot 2023. Vanaf 2024 is er echter een nieuwe regeling van kracht. Invoering nieuw systeem. In heel België blijft nog één systeem bestaan op het gebied van afbraak en heropbouw aan 6% btw. Dit tarief geldt enkel voor: Particulieren die de woning (met een maximale oppervlakte van 200m²) voor minstens 5 jaar als enige eigen woning gebruiken. Voor projectontwikkelaars is het dus niet langer mogelijk om afbraak- en heropbouwprojecten te verkopen met 6% btw. Particulieren en vennootschappen die de woning (met een maximale oppervlakte van 200m²) gedurende 15 jaar verhuren in het kader van sociaal beleid. Overgangsmaatregelen. Hebt u als particulier een woning gekocht van een bouwpromotor? Dan kunt u het tarief van 6% btw behouden voor facturen die u in 2024 ontvangt, op voorwaarde dat de omgevingsvergunning voor afbraak en heropbouw werd ingediend vóór 1 juli 2023. Particulieren en vennootschappen die een omgevingsvergunning voor afbraak en heropbouw hebben ingediend vóór 1 januari 2024, kunnen in de 32 centrumsteden nog steeds genieten van het tarief van 6% btw voor facturen die worden ontvangen in 2024 onder de oude voorwaarden.

Lees meer
ABM logo tekst

Tijdelijk belastingkrediet voor werkgevers die fietsvergoeding moeten toekennen

30.01.2024

Werkgevers die op basis van NAR-cao nr. 164 een fietsvergoeding moeten toekennen aan hun werknemers kunnen tijdelijk rekenen op een fiscale compensatie in de vorm van een belastingkrediet. Sinds 1 mei 2023 zijn werkgevers verplicht om werknemers die regelmatig met de fiets van hun woonplaats naar het werk rijden een fietsvergoeding uit te betalen. In 2023 ging het om 0,145 euro per afgelegde kilometer, met een maximum van 20 kilometer per enkele rit (of 40 kilometer per dag). Let wel, bovenstaande regelgeving is enkel van toepassing indien er binnen het paritair comité of de onderneming nog geen cao bestaat die voorziet in een fietsvergoeding. Is dat wél het geval, dan blijft die van toepassing. Fiscale compensatie. Bovenstaande verplichting brengt voor werkgevers extra kosten mee. Daarom voorziet de overheid in een fiscale compensatie in de vorm van een belastingkrediet. Hierdoor kan het de verschuldigde belasting op de winsten rechtstreeks worden verminderd. De wetgever voorziet concreet dat 'aan de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners onder specifieke voorwaarden een belastingkrediet wordt verleend voor de verhoging van de fietskilometervergoeding die zij toekennen voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 1 mei 2023 tot 31 december 2024'. Het belastingkrediet aanvragen. Werkgevers die aanspraak maken op het belastingkrediet voor de fietsvergoeding moeten dat aan de fiscale administratie bekendmaken via een bijkomend document bij hun belastingaangifte. De volgende gegevens dienen vermeld: het bedrag van de referentiefietskilometervergoeding het aantal afgelegde kilometers waarvoor in het betrokken belastbare tijdperk een fietskilometervergoeding voor woon-werkverplaatsingen werd toegekend in toepassing van de cao nr. 164 een bevestiging dat de verhoging van de fietskilometervergoeding niet door derden wordt vergoed.

Lees meer
ABM logo tekst

Alles wat u moet weten over verplichte duurzaamheidsrapportering in 2024

24.01.2024

In 2024 treedt de richtlijn Corporate Sustainability Reporting (CSRD) van de Europese Unie in werking, een reeks wetten en decreten die een nieuwe standaard markeren rond duurzaamheidsrapportering. Ruim 50.000 grote en kleine ondernemingen zullen geïmpacteerd worden. Corporate Sustainability Reporting Directive in een notendop. Op 5 januari 2023 trad de richtlijn Corporate Sustainability Reporting (CSRD) in werking. Een brede groep van kleine, middelgrote en grote bedrijven moet vanaf dan verplicht rapporteren rond duurzaamheid. De strengere regels moeten leiden tot meer transparantie over de impact van bedrijven op mens en milieu. teCSRD vs NFRDxt. De CSRD bouwt voort op de Richtlijn Niet-financiële Rapportage (NFRD) die in 2014 door de EU werd aangenomen. De NFRD is over het algemeen van toepassing op grote ondernemingen van openbaar belang die in Europa actief zijn en meer dan 500 werknemers hebben (ongeveer 11.000 bedrijven). De reikwijdte van de CSRD breidt die van de NFRD sterk uit. Ten eerste door de uitbreiding van het aantal bedrijven dat moet rapporteren - van 11.000 naar meer dan 50.000. Ten tweede is de hoeveelheid niet-financiële informatie waarover bedrijven moeten rapporteren onder CSRD potentieel toegenomen. CSRD vereist dat bedrijven rapporteren aan de hand van een reeks duurzaamheidscriteria, de European Sustainability Reporting Standards (ESRS), opgesteld door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG). Waarover moet gerapporteerd worden?. De ESRS zijn onderverdeeld in 12 verschillende sectoroverschrijdende en thematische standaarden, waaronder: Transversaal: algemene vereisten en informatieverschaffing Milieu: klimaatverandering, vervuiling, water en mariene hulpbronnen, biodiversiteit en ecosystemen, gebruik van hulpbronnen en circulaire economie Sociaal: werknemers (direct en toeleveringsketen), lokale gemeenschappen, consumenten en eindgebruikers Bestuur: zakelijk gedrag Naast de horizontale en thematische standaarden gelden ook de volgende aanvullende standaarden: Sectorspecifiek: Van toepassing op bepaalde sectoren, waaronder: (i) mijnbouw, steengroeven en kolenwinning, (ii) olie en gas, (iii) wegvervoer, en (iv) landbouw, veeteelt en visserij. MKB-normen: Van toepassing op MKB-ondernemingen die rapporteren in januari 2027. Deze standaarden worden uiterlijk juni 2024 door de Europese Commissie goedgekeurd. Niet-EU-normen: Van toepassing op binnen de scope vallende entiteiten die hun hoofdkantoor niet in de EU hebben. Gefaseerde invoering van CSRD. De Europese Commissie heeft voorzien in een gefaseerde invoering van bepaalde toelichtingsvereisten. Zo mogen de meeste bedrijven de rapportage over financiële effecten die voortvloeien uit duurzaamheidsrisico's en -kansen de eerste één tot drie verslagjaren uitstellen. Daarnaast mogen bedrijven of groepen bedrijven met 750 of minder werknemers de eerste 1-2 verslagjaren de informatie achterwege laten die betrekking heeft op broeikasgasemissies, biodiversiteit en sociale aangelegenheden.

Lees meer
ABM logo tekst

Stevige opmars eenpersoonszaken: meer kmo's dan ooit tevoren

20.01.2024

Er waren nog nooit zoveel kmo's in België als het voorbije jaar. 1,3 miljoen om precies te zijn. Bijna de helft daarvan zijn eenpersoonszaken. Dat het goed gaat met de Belgische kmo blijkt uit de jaarlijkse kmo-barometer van dataspecialist Graydoncreditsafe en Unizo. Eind vorig jaar waren er 1,3 miljoen kmo's actief, een kwart meer dan tien jaar geleden. In meer dan de helft van de gevallen - 710.000 - gaat het om Vlaamse ondernemingen. De populairste sectoren zijn de diensten, de bouw, de industrie, winkels en horeca. 634.000 eenpersoonszaken en freelancers. De groei van het aantal kmo's is te danken aan de sterke opmars van de eenpersoonszaak. In 2013 telde Vlaanderen er een half miljoen, vandaag zijn het er 634.000. Van alle kleine en grote ondernemingen hebben negen op de tien niemand in dienst. Heel wat freelancers wagen hun kans als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt en het groeiend aantal mensen dat bijklust in bijberoep. Financiële gezondheid van de kmo's. Een jaar geleden zat een op de drie kmo's in België door de reserves financiële reserves, vandaag is dat nog één op vijf. De gemiddelde Belgische kmo is er dus beter aan toe dan een jaar geleden, maar er is nog werk. Een op vijf bedrijven beschikt over te weinig buffers om voort te blijven draaien zoals het vandaag doet. Dat heeft vooral te maken met de stijgende loondkosten en rente, aldus GraydonCreditsafe.

Lees meer
ABM logo tekst

Zo maakt u uw voorraadbeheer rendabel

17.01.2024

Voorraadbeheer kost geld. Maar wie slim is in het magazijn, kan daar een commercieel voordeel uit puren. In België wordt de voorraadkost voor de gemiddelde kmo geraamd op 15 tot 20 procent van de financie?le waarde van de voorraad. Toch is stock in veel gevallen onmisbaar. Om drie redenen: Een snelle levering verhoogt uw service. Door in bulk aan te kopen drukt u de prijs. Allerhande omgevingsfactoren hebben een impact op de voorraadstrategie: het productieproces: complexe goederen die gefaseerd worden geproduceerd, krijgen in afwachting van de volgende stap in het proces een plaats in het magazijn. cyclische voorraad: seizoensproducten, zoals ijs, worden op voorhand geproduceerd en opgeslagen. speculatieve voorraad: extra voorraad die wordt ingeslagen omdat men verwacht winst te kunnen maken (bijvoorbeeld bij een promoactie van een leverancier). Hoeveel voorraad moet u inslaan?. Hoeveel artikelen u het best inslaat om een rendabele voorraad te verkrijgen, is van heel wat factoren afhankelijk, maar houd alvast deze vuistregel in het achterhoofd: Voor artikelen met een lage winstmarge is een beperkte voorraad aangewezen. Voor artikelen met een hoge marge kan een ruime voorraad aangehouden worden. Wat is de kostprijs van voorraad?. Om de kostprijs van voorraad te kennen, houden we rekening met: Prijs: kapitaalkosten verbonden aan voorraadbeheer (bijvoorbeeld rente op leningen bij de bank) en het ondernemingsrisico. Ruimte: de kosten voor de huur van het magazijn, maar ook afschrijvingen op magazijnmeubilair, onderhouds- en energiekosten, personeelskosten, ? Risicofactor: kosten die het gevolg zijn van het risico inherent aan voorraadbeheer. Goederen in voorraad kunnen bijvoorbeeld verouderen, uit de mode raken of bederven, waardoor de verkoopprijs daalt. De totale voorraadkosten bedragen +/- 20 procent. Tip om uw voorraadkosten te minimaliseren: Door altijd de minimale voorraad aan te houden die nodig is om aan de vraag van klanten te voldoen, kunnen groothandels hun voorraadkosten minimaliseren. Handmatige voorraadoptimalisering speelt hierin een belangrijke rol. Uw voorraadstrategie bepalen: een kwestie van balans. Efficiënt voorraadbeheer gaat om het vinden van de juiste balans tussen service en kost. Bedrijven moeten afwegen wat een haalbare (en concurrentie?le) levertijd is voor hun producten, en hoeveel procent van hun bestellingen ze tijdig en volledig (On Time, In Full of OTIF) willen leveren. Voor kritieke artikelen is een OTIF-percentage van 97 misschien wenselijk, terwijl voor producten uit de marge van het assortiment een lager percentage aanvaardbaar is. Voorraad in de boekhouding. Om voorraadwijzigingen correct op te nemen in de boekhouding moet de voorraad juist gewaardeerd worden. Dat kan op vier manieren: Individuele waardering van elk element Methode van de gewogen gemiddelde prijzen FIFO-methode (first in, first out) LIFO-methode (last in, first out) Het staat u vrij om een waarderingsmethode te kiezen, maar wees wel consequent. Het is niet de bedoeling dat u elk jaar een andere waarderingsmethode hanteert. Vennootschappen zijn trouwens verplicht om de gekozen waarderingsmethode toe te lichten in de jaarrekening. teGeautomatiseerd voorraadbeheer: efficiënt en foutloosxt. Automatisering beperkt menselijke fouten Voorraadtellingen die met behulp van een barcodelezer gebeuren, bijvoorbeeld, bevatten gevoelig minder telfouten dan manuele tellingen. Een bijkomend voordeel van een geautomatiseerde telling is dat de voorraad meerdere keren per jaar onder de loep kan worden genomen. Bij een periodische telling krijg je een veel correcter beeld van de voorraadbewegingen, waardoor de magazijnier veel korter op de bal kan spelen. Correct registreren van voorraadbewegingen ERP-systemen spelen een cruciale rol in het correct registreren van de voorraadbewegingen. Ze zorgen ervoor dat alle in- en uitgaande goederenstromen in de voorraad afgedekt en op een correcte manier afgehandeld worden. Barcodes of RFID-systemen bieden hierbij een groot voordeel. Voorraadoptimalisering en forecasting Voorraadsoftware zoekt naar patronen in voorraadbewegingen en stelt op basis daarvan optimaliseringen voor. De software doet dus precieze voorspellingen en anticipeert op het verloop van in- en uitgaande artikelen. Zo komt u als groothandelaar nooit voor verrassingen (of lege rekken) te staan. Bovendien hebben voorraadoptimaliseringen een gunstige impact op de kostprijs van stock.

Lees meer
ABM logo tekst

Meer inzicht in uw zaak? Optimaliseer het financieel beheer

15.01.2024

In welke business u ook zit, aan het einde van het boekjaar telt maar één ding: het bedrag onder de streep. Het financieel beheer van uw zaak verdient dan ook alle aandacht. Een ERP-systeem brengt inzicht in uw data en cijfers. De basis van een gezond financieel beheer is een actuele boekhouding. Een ERP-systeem (ofwel Enterprise Resource Planning) draagt hiertoe bij doordat in- en uitgaande facturen onmiddellijk worden doorgesluisd naar het juiste grootboek. Tenminste, als u een boekhoudpakket kiest dat gekoppeld kan worden aan uw ERP-pakket. In dat geval hoeft u geen enkele manuele handelingen uit te voeren om een actuele boekhouding te verkrijgen. Ook creditnota's en betalingen worden automatisch opgenomen, dankzij de ERP-koppeling. Inzicht in uw zaak dankzij financiële rapporten. Met een actuele boekhouding bij de hand beschikt u over alle gegevens om snel te reageren bij mogelijke financiële moeilijkheden. Om die data inzichtelijk te maken kunt u opnieuw rekenen op uw ERP-systeem. De software is namelijk uitgerust met een tool die automatisch financiële rapporten samenstelt op basis van de ruwe data uit uw boekhouding. Zo weet u perfect waar u aan toe bent, op elk moment van het jaar. Is dit het juiste moment voor die belangrijke investering of wacht u beter nog even? Met behulp van inzichtelijke financiële rapporten neemt u een gefundeerde beslissing. Financiële metrics om in het oog te houden. Cashflow-analyse op de korte en lange termijn Hoe evolueert de cashflow van week tot week, en van maand tot maand? Betalingsopvolging, inclusief stockrotatie Welke klanten respecteren de afgesproken betalingstermijnen, welke niet? Met deze informatie kunt u aan de slag om uw debiteurenbeheer te bepalen. Wat is de omloopsnelheid van uw voorraden? Deze data helpt u het juiste evenwicht te vinden in uw voorraadbeheer. Solvabiliteit en werkkapitaalbehoefte In hoeverre bent u in staat kredieten en leningen terug te betalen? En hoeveel kapitaal heeft uw onderneming nodig om aan de dagelijkse financiële verplichtingen te voldoen (leveranciers betalen, salarissen uitkeren, onderhoud uit te voeren, ?)? Analyse van brutomarge of EBITDA-niveau Hoeveel omzet houdt u over na aftrek van de leverancierskosten (brutomarge)? Of na aftrek van de leverancierskosten, interesten, belastingen, afschrijvingen en waardeverminderingen (EBITDA)? Met deze data kunt u een grondige analyse maken van de rentabiliteit per activiteit, project, product of vestiging van uw bedrijf. Prognoses en daadwerkelijke winst/verlies Hoeveel winst/verlies hebt u de voorbije maanden geboekt? Hoeveel winst/verlies zal u de komende maanden boeken rekening houdend met diverse plausibele scenario's? Opvolging hr-kosten Hoeveel bedragen uw personeelskosten? Hoe productief zijn uw werknemers? Wat is het verzuimpercentage? Opvolging van sales: crm, pipeline en forecast Welke verkopen zitten er in de pijplijn op de korte en lange termijn? Vereenvoudig en optimaliseer uw fiscale verplichtingen. Btw-aangiften, vennootschapsbelasting, de jaarrekening, ?: de fiscale verplichtingen van een vennootschap zijn niet te onderschatten. Met de juiste software bent u altijd conform de wetgeving. De btw-aangifte maakt u eenvoudig op in uw boekhoudpakket aan het einde van elk kwartaal. Om ook de vennootschapsbelasting te berekenen en de jaarrekening te maken en neer te leggen hebt u fiscale oplossingen nodig. Geen nood, ook die koppelt u probleemloos aan uw boekhoudpakket. U hoeft dus ook hier geen gegevens dubbel in te geven. Werkt u met een externe boekhouder? Hij of zij heeft op eenvoudig verzoek toegang tot alle relevante informatie. Het systeem zorgt ervoor dat alle documenten conform ingevuld zijn en tijdig de fiscus bereiken.

Lees meer
ABM logo tekst

Vennootschapsbelasting: overzicht nieuwigheden in 2024

11.01.2024

De start van een nieuw jaar heeft altijd een aantal fiscale nieuwigheden in petto. Ook in 2024 mag u zich aan een aantal veranderingen in de vennootschapsbelasting verwachten. Met welke wijzigingen moet u rekening houden? Wettelijke indieningstermijnen. Naar jaarlijkse gewoonte informeert de FOD Financiën belastingplichtigen over de uiterlijke indieningstermijnen van de fiscale aangiftes. Om extra rechtszekerheid te bieden, worden deze termijnen op elkaar afgestemd voor de belastbare tijdperken gelinkt aan de aanslagjaren 2024 en volgende. De wettelijke indieningstermijnen voor vennootschappen zien er als volgt uit: Gebied Indieningsdatum Vennootschapsbelasting * rechtspersonenbelasting * BNI (rechtspersoon) . Algemene regel:. Laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar . Indien einddatum boekjaar 31 december of periode tot en met eind februari . 30 september van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd . Jaarlijkse taks op de effectenrekening.  . Ten laatste op 15 juli van het jaar volgend op het einde van de referentieperiode . Verplichte melding betaalde huurvergoeding bij aangifte vennootschapsbelasting. Vanaf aanslagjaar 2024 geldt een verplichte melding voor vennootschappen die een onroerend goed huren of een recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik of ander zakelijk gebruiksrecht houden. Betaalt uw vennootschap huurvergoedingen of vergoedingen voor zakelijke rechten aan particulieren, vzw's of rechtspersonen en ontvangt zij hiervoor geen factuur? Dan moet u bij uw VenB-aangifte een bijlage toevoegen, zodat de betaalde vergoedingen als beroepskost gekwalificeerd blijven. Deze bijlage bevat onder meer de identificatie van verhuurder of verlener van het zakelijk gebruiksrecht, het adres van het onroerend goed en het bedrag van de toegekende (huur)vergoedingen. Update percentages investeringsaftrek. Via de investeringsaftrek kan uw vennootschap fiscale subsidies ontvangen voor bepaalde investeringen. Voor 2024 zijn de volgende percentages van toepassing:   kmo's andere vennootschappen Digitale investeringen. 20,5%.  . Octrooien. 20,5%. 20,5%. Energiebesparende investeringen. 20,5%. 20,5%. Groene investeringen. 20,5%. 20,5%. Rookafzuig- of verluchtingssystemen. 20,5%. 20,5%. Beveiliging. 27,5%.  . Hergebruik van verpakkingen.  . 3%. Zeeschepen. 30%. 30%. Groene vrachtwagens. 36,5%. 36,5%. Andere investeringen. 8%.  . Gespreide aftrek groene investeringen. 27,5%. 27,5%. Gespreide aftrek andere investeringen. 17,5%.  . Vanaf 1 januari 2025 zullen deze percentages aangepast worden naar thematische investeringsaftrekken met vaste percentages. Nieuwe maatregelen uit programmawet. Eind 2023 werd - naar aanleiding van de begrotingscontrole - de programmawet goedgekeurd. Een greep uit de nieuwe maatregelen: De (populaire) regeling voor flexi-jobs wordt uitgebreid naar twaalf sectoren. Vennootschappen actief in de fruit- en groententeelt genieten een vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing. Het CFC-regime (Controlled Foreign Company) wordt aangescherpt. Dit regime houdt in dat niet-uitgekeerde winsten van gecontroleerde buitenlandse vennootschappen in België belast worden in hoofde van de controlerende Belgische vennootschap. Vanaf 2024 worden alle passieve inkomsten (rente, royalty's, dividenden,?) belastbaar in hoofde van de Belgische controlerende moedervennootschap, tenzij kan aangetoond worden dat de buitenlandse entiteit voldoende substantie (personeel, activa, werkelijke economische functies) heeft. De jaarlijkse taks op kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen is voortaan een 100% verworpen uitgave.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe hr-maatregelen in 2024

09.01.2024

In 2024 moet u rekening houden met enkele nieuwe hr-maatregelen voor werkgevers en werknemers. In dit artikel lijsten we enkele belangrijke wijzigingen op. Verlenging datum uitreiking koopkrachtpremie. Via het KB van 23 april 2023 over de koopkrachtpremie kunnen goed presterende ondernemingen sinds 1 juni 2023 een eenmalige koopkrachtpremie toekennen aan hun werknemers. Deze premie is vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing. Als werkgever betaalt u wel een bijzondere bijdrage van 16,5%. Als u uiterlijk op 31 december 2023 de beslissing nam om dergelijke premie toe te kennen, dan geldt een verlenging van de datum van uitreiking tot 31 maart 2024. Dankzij deze verlengde termijn krijgen werkgevers, sociale secretariaten en dienstverleners de nodige tijd om de koopkrachtpremies te berekenen en consumptiecheques te bestellen. Werkhervattingspremie: 1.725 EUR sinds 1 januari 2024. Mits u aan bepaalde voorwaarden voldoet, kunt u als werkgever een werkhervattingspremie van 1.000 EUR aanvragen als een langdurig zieke werknemer met toestemming van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds het werk hervat tijdens de periode van 1 april 2023 tot 31 maart 2025. Dit bedrag stijgt naar 1.725 EUR voor progressieve werkhervattingen die ten vroegste op 1 januari 2024 startten met goedkeuring van de adviserend geneesheer. Deze maatregel loopt tot 31 maart 2025, waarna een evaluatie en eventuele verlenging volgt. Rsz-vermindering eerste aanwervingen: wijzigingen sinds 1 januari 2024. Sinds begin 2024 moet u er rekening mee houden dat de rsz-vermindering voor eerste aanwervingen sterk ingeperkt wordt: Enerzijds wordt het voordeel voor een eerste werknemer begrensd tot maximaal 3.000 EUR per kwartaal (in plaats van 4.000 EUR). Deze beperking geldt ook voor al lopende verminderingen. Anderzijds wordt de rsz-vermindering voor de vierde, vijfde en zesde aanwerving afgeschaft. Dit geldt enkel voor nieuwe aanwervingen vanaf 1 januari 2024. CO2-solidariteitsbijdrage 2024 voor bedrijfswagens. Wanneer u als werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt van een werknemer waarmee hij of zij ook privéverplaatsingen mag doen, dan moet u een CO2-bijdrage betalen. Het bedrag van deze bijdrage is afhankelijk van de CO2-uitstoot en het brandstoftype van de wagen, met de CO2-index als grondslag. De volgende berekeningsformule is van toepassing: Benzine Diesel Elektrische wagen lpg ((Y* x 9 euro) - 768): 12. ((Y x 9 euro) - 600): 12. 20,83 euro. ((Y x 9 euro) - 990): 12. *Y = CO2-emissie van het voertuig Voor 2024 is de (jaarlijks geïndexeerde) indexeringscoëfficiënt gelijk aan 1,5359. De minimumbijdrage vanaf 1 januari 2024 is 31,99 EUR. Voor elektrische voertuigen zal de bijdrage altijd gelijk zijn aan 31,99 EUR. Nieuw bedrag kilometervergoeding. Werknemers die hun eigen wagen gebruiken voor dienstverplaatsingen, kunnen van hun werkgever een kilometervergoeding ontvangen. Deze vergoeding wordt elk kwartaal herzien. Voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 maart 2024 bedraagt deze kilometervergoeding 0,4269 EUR per kilometer. Voor de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2023 was dit 0,4259 EUR per kilometer.

Lees meer
ABM logo tekst

Hervorming patrimoniumtaks voor vzw's, ivzw's en private stichtingen vanaf 2024

07.01.2024

Tot aanslagjaar 2023 waren vzw's, internationale vzw's (ivzw's) en private stichtingen onderworpen aan een taks van 0,17% op de waarde van hun bezittingen (weliswaar met een vrijstelling van een eerste schijf van 25.000 EUR aan bezittingen). Sinds 1 januari 2024 geldt een hervormd tariefstelsel, waarmee de wetgever deze tarieven in lijn wil brengen met de evolutie van de erfbelasting. Nieuwe progressieve tarieven en hogere vrijstelling. Vanaf 2024 moet u rekening houden met de volgende tarieven: 0,00 - 50.000,00 EUR: 0% (voetvrijstelling voor alle belastingplichtigen) 50.000,01 - 250.000,00 EUR: 0,15% 250.000,01 - 500.000 EUR: 0,30% 500.000,01 - ?: 0,45% Ook buitenlandse bezittingen in het vizier. Tot nu toe was de patrimoniumtaks niet van toepassing op onroerende goederen die in het buitenland gelegen waren. Op basis van rechtspraak van het Grondwettelijk Hof komt hier een einde aan. Tegelijk werd een regeling uitgewerkt om dubbele belasting te voorkomen. Concreet: wanneer een onroerend goed in het buitenland aan een gelijkaardige (patrimonium)taks onderworpen is, wordt de Belgische patrimoniumtaks - mits voldaan wordt aan een aantal formaliteiten - verminderd met de buitenlandse belasting (omgerekend in euro op de betaaldatum). Belastingverminderingen voor specifieke sectoren. In het kader van de hervormde patrimoniumtaks ontziet de wetgever de volgende sectoren: De zorgsector (ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, klinieken en dispensaria), aangevuld met een aantal publiekrechtelijke of door de overheid erkende instellingen actief op het vlak van maatschappelijk werk, sociale zekerheid en bescherming van kinderen en ouderen die voor meer dan de helft van hun omzet handelingen verrichten die btw-vrijgesteld zijn op grond van artikel 44, §2, 1° en 2° W. BTW Maatwerkbedrijven die opgericht of erkend zijn door de bevoegde gewestelijke regering of instelling, zonder voorwaarde op vlak van omzet Medische huizen, zoals bedoeld in artikel 32, §1, tweede lid van het KB van 3 juli 1996 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zonder voorwaarde op vlak van omzet Patrimonium-vzw's waarin zorginstellingen hun infrastructuur vaak onderbrengen. Voor deze sectoren wordt de waarde van hun bezittingen verminderd met 62,3%, zodat er slechts 37,7% van de waarde van hun bezittingen wordt belast. Hierdoor betalen deze instellingen nooit meer dan (afgerond) 0,17% op hun bezittingen.ext

Lees meer
ABM logo tekst

Btw-nieuwigheden in 2024: wat moet je onthouden?

03.01.2024

Zoals elk jaar staan er ook in 2024 heel wat markante btw-nieuwigheden op til. In dit artikel zetten we voor jou enkele belangrijke veranderingen op een rij. Btw-identificatienummer: technische aanpassingen. Op basis van een recente ontwerpwet worden diverse technische aanpassingen doorgevoerd met betrekking tot het toekennen van een btw-identificatienummer en de verplichting om het btw-identificatienummer aan leveranciers mee te delen. Uitbreiding aanmeldingsplicht gemengde btw-plichtigen. Sinds 1 januari 2023 zijn gemengde btw-plichtigen verplicht om vooraf te melden als ze de btw-aftrek volgens het werkelijk verbruik toepassen. In dergelijk geval moet in 2024 voor de eerste maal (via een interface op Intervat) informatie verschaft worden over hoeveel btw in aftrek werd genomen: voor 100%, 0% en volgens één of meerdere bijzondere verhoudingsgetallen. Sinds 1 januari 2024 wordt deze aanmeldingsplicht uitgebreid naar gemengde btw-plichtigen die hun recht op aftrek uitoefenen via het algemeen verhoudingsgetal. De melding hiervan moet gebeuren via het elektronisch formulier 604A of 604B. Btw-plichtigen die op 31 december 2023 hun recht op aftrek al uitoefenen via het algemeen verhoudingsgetal, moeten dat uiterlijk op 30 juni 2024 melden. Aan de hand van deze verplichte meldingen zullen gerichte btw-controles plaatsvinden. Verlenging verlaagd btw-tarief warmtepompen. Van 1 april 2022 tot 31 december 2023 gold een tijdelijk verlaagd btw-tarief van 6% voor de levering en toepassing van fotovoltaïsche zonnepanelen, thermische of fotovoltaïsche zonnepanelen en zonneboilers en warmtepompen - met uitsluiting van hybride warmtepompen - voor woningen jonger dan 10 jaar. Dit verlaagd tarief van 6% wordt verlengd tot 31 december 2024, maar enkel voor warmtepompen, met uitsluiting van hybride warmtepompen. Vernieuwd geregistreerd kassasysteem (GKS). Tien jaar geleden - in 2014 - werd het geregistreerd kassasysteem (GKS) geïntroduceerd in de horecasector. Via een ontwerpwet wordt dit systeem grondig geactualiseerd. Het basisprincipe (transactiedata beveiligen met een digitale handtekening in de Fiscale Data Module) blijft behouden. Nieuw is dat dit niet langer met een VAT signing card moet gebeuren. Ook zal er nog slechts één auditfile zijn, ongeacht de gebruikte kassasoftware. De belangrijkste nieuwigheid is dat (detail)transactiegegevens online en in realtime doorgestuurd worden naar de btw-administratie. Hierdoor worden controles op afstand mogelijk. Voor de inwerkingtreding - volgens de ontwerpwet voorzien sinds 1 januari 2024 - geldt een overgangsregeling tot 1 januari 2027 wanneer op 31 december 2023 al een certificatie van het GKS werd aangevraagd of bekomen. Hoofdelijke aansprakelijkheid elektronische interfaces. Vanaf 2024 geldt een hoofdelijke aansprakelijkheid voor belastingplichtigen die via elektronische interfaces leveringen van goederen faciliteren. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid komt in beeld in situaties waarin deze leveringen niet onder de dekking vallen van artikel 13bis van het Wetboek. Elektronische interfaces worden onder de volgende omstandigheden als koper/verkoper worden beschouwd: wanneer een niet-EU-leverancier via het platform goederen levert in de EU, of wanneer goederen met een waarde lager dan 150 EUR worden ingevoerd. Deze nieuwe vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid is niet van toepassing wanneer de belastingplichtige te goeder trouw is en geen fout heeft begaan of nalatig is geweest.

Lees meer
ABM logo tekst

Boeteschalen bij niet-aangifte (buitenlandse) onroerende goederen

01.01.2024

Op 12 oktober 2023 werd het Koninklijk Besluit gepubliceerd waarin de schalen en de toepassingsmodaliteiten van de administratieve boetes worden bepaald voor belastingplichtigen die hun onroerende goederen niet spontaan aangeven. Deze boeteschalen gelden ook voor buitenlandse onroerende goederen. Aangifteplicht. Elke eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker moet de volgende gebeurtenissen aangeven: (Eerste) ingebruikneming Voltooiing van wijzigingswerken Wijzigingen van ongebouwde onroerende goederen Ingebruikstelling van nieuw of bijkomend materieel of outillage Elk van deze gebeurtenissen moeten worden aangegeven bij de administratie van de patrimoniumdocumentatie. Voor zowel Belgische als de buitenlandse onroerende goederen geldt een termijn van 30 dagen. De verwerving of vervreemding van een buitenlands onroerend goed moet u binnen de vier maanden melden bij de administratie. Als het gaat om de verwerving van een nieuw opgericht of herbouwd onroerend goed dat nog niet in gebruik werd genomen of werd verhuurd, dan hebt u 30 dagen tijd vanaf de ingebruikneming of verhuring. Boeteschalen bij niet-aangifte of laattijdige aangifte. Is een niet-aangifte of laattijdige aangifte te wijten aan feiten onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige? Dan bedraagt de boete nul euro. Bij de niet-aangifte of laattijdige aangifte van de (eerste) ingebruikneming, de voltooiing van wijzigingswerken of de wijzigingen van ongebouwde onroerende goederen gelden de volgende boeteschalen (voor zowel Belgische als buitenlandse onroerende goederen): 1.000 EUR bij een KI van minder dan 745 EUR 2.000 EUR bij een KI Vanaf 745 EUR en minder dan 2.500 EUR 3.000 EUR bij ene KI Van 2.500 EUR of meer Bij niet-aangifte of laattijdige aangifte van de ingebruikstelling van nieuw of toegevoegd materieel of outillage gelden de volgende boeteschalen: Geen boete bij een KI van minder dan 159 EUR 1.000 EUR boete bij een KI vanaf 159 EUR en minder dan 745 EUR 2.000 EUR boete bij een KI vanaf 745 EUR en minder dan 2.500 EUR 3.000 EUR boete bij een KI van 2.500 EUR of meer

Lees meer
ABM logo tekst

Openbaarmaking neerlegging jaarrekening wordt duurder

31.12.2023

Op 1 januari 2024 stijgen de tarieven voor de openbaarmaking van de jaarrekening van vennootschappen. Indexering duwt de bedragen met enkele euro's omhoog. Net zoals andere jaren hangt het precieze bedrag dat een onderneming moet betalen voor de neerlegging en openbaarmaking van zijn jaarrekening af van: het model waarin de jaarrekening wordt neergelegd (volledig (VOL), verkort (VKT) of micro (MIC)); en de wijze van indiening (XBRL of PDF). .tg {border-collapse:collapse;border-spacing:0;max-width:100%;} .tg td{border-color:black;border-style:solid;border-width:1px;font-family:Arial, sans-serif;font-size:14px; overflow:hidden;padding:12px 11px;word-break:normal;} .tg th{border-color:black;border-style:solid;border-width:1px;font-family:Arial, sans-serif;font-size:14px; font-weight:normal;overflow:hidden;padding:12px 11px;word-break:normal;} .tg .tg-1wig{font-weight:bold;text-align:left;vertical-align:top} .tg .tg-0lax{text-align:left;vertical-align:top} VOL VKT MIC . 2023. 2024. 2023. 2024. 2023. 2024. XBRL. 356. 357. 81,40. 84,70. 60,20. 60,40. PDF. 422,50. 424. 147,80. 148,30. 126,70 . 127,20. Verbeterde jaarrekening en afzonderlijk neergelegde stukken. 81,40. 81,70. 81,40. 81,70. 51,80. 52. CBN-bijdrage. Het tarief voor de neerlegging van de jaarrekening bestaat uit de openbaarmakingskosten voor het verzamelen en publiceren van de documenten door de Nationale Bank van België (NBB) én uit een bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN). Deze CBN-bijdrage staat los van de hogergenoemde tarieven en komt er dus nog bij.

Lees meer
ABM logo tekst

Pensioensparen weer aantrekkelijker voor zelfstandigen

28.12.2023

De gestegen rente maakt pensioensparen voor zelfstandigen weer aantrekkelijk. Wij nemen de diverse vormen van sparen via de tweede en derde pijler onder de loep. Bij het pensioensparen via de derde pijler gaat het om sparen waarbij een storting van 990 euro (1.270 euro) recht geeft op een belastingvermindering van 30 (25) procent. Bij het langetermijnsparen geeft een storting van 2.350 euro recht op een belastingvermindering van 30 procent. Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ). Binnen het VAPZ mag een zelfstandige 8,17 procent van zijn netto belastbaar inkomen storten, met voor 2023 een maximum van 3.859,40 euro. Bij het sociaal VAPZ genieten spaarders een aanvullende sociale bescherming, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschikt. Voor een sociaal VAPZ mag 9,40 procent van het netto belastbaar inkomen worden gestort, met voor 2023 een maximum van 4.440,43 euro. Voordelen Stortingen kunnen volledig worden afgetrokken als beroepskosten (mits tijdige betaling). Spaarders moeten minder sociale bijdragen omdat de netto-inkomsten lager uitkomen. Nadeel Rendement is beperkt omdat stortingen gepaard moeten gaan met een kapitaalgarantie (tak 21-verzekering). De gegarandeerde rentes lagen lange tijd op 0 à 0,5 procent. Inclusief winstdeelname kwamen de rendementen dan in de buurt van 1 à 1,5 procent per jaar uit. Door de gestegen rentes liggen de gegarandeerde rendementen vandaag in de buurt van 1,5 à 2 procent. Tegelijk zijn er meer verzekeraars die de winstdeelnames van tak 21-verzekeringen beleggen in tak 23-fondsen met een hoger potentieel rendement. Individuele pensioentoezegging (IPT) . Voordelen Vrije keuze tussen tak 21- en tak 23-beleggingen Backservice: de jaren waarin geen storting is gebeurd kunnen spaarders 'inhalen' Premies zijn 100 procent aftrekbaar. Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen als natuurlijk persoon (VAPZNP) of pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ). Een tweede mogelijkheid om fiscaal voordelig te sparen voor zelfstandigen zonder vennootschap. Het gaat om het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen als natuurlijk persoon (VAPZNP), ook bekend als de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ). Nadeel Op elke storting in het VAPZNP geldt een premietaks van 4,4 procent. Op elke storting geldt een belastingvermindering van 30 procent in de personenbelasting. Voordeel Net als bij de IPT kan een zelfstandige bij een VAPZNP kiezen voor een tak 21, een tak 23 of een combinatie van de twee.

Lees meer
ABM logo tekst

3 vragen en antwoorden voor een vlotte start van boekjaar 2024

27.12.2023

Hoe zien de deadlines voor de aangifte van de vennootschaps- en personenbelasting eruit voor aanslagjaar 2024? En wat met de autofiscaliteit? Drie vragen om goed voorbereid aan het nieuwe jaar te beginnen. Wat zijn de aangiftetermijnen voor aanslagjaar 2024 en de volgende jaren?. Aangiftetermijn aanslagjaar 2024 opening Tax-on-Web en Biztax: ten laatste 30 april beschikbaarheid overheidsapplicaties: 5 maanden deadlines vanaf aanslagjaar 2024: vennootschapsbelasting: 30 september personenbelasting: * algemeen: 15 juli * inkomsten uit een zelfstandige activiteit (winsten, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders of aan meewerkende echtgenoten), complexe aangiften en buitenlandse beroepsinkomsten: 15 oktober Wat verandert er aan de autofiscaliteit?. Benzine- of dieselwagens Aanschaf tot en met 31-12-2025 De aftrekbaarheid van de kosten volgens de gramformule wordt vanaf 2025 geleidelijk afgetopt tot 75% in 2025, 50% in 2026, 25% in 2027 en 0% vanaf 2028. Aanschaf vanaf 01-01-2026 Totaal aftrekverbod. Hybride wagens De brandstofkosten van de fiscaal gunstige 'echte' hybrides - aangeschaft zijn tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 - zullen beperkt worden tot 50%. Vanaf 1/1/2026 (en aanslagjaar 2027) zullen alle kosten (inclusief brandstofkosten) van de hybride voertuig niet meer aftrekbaar zijn. Emissievrije wagens Aangeschaft voor 01-01-2027 Levenslang volledig fiscaal aftrekbaar. Voertuigen aangeschaft vanaf 01-01-2027 aanschaf in 2027: levenslang aftrekbaar tegen 95% 2028: 90% 2029: 82,5% 2030: 75% 2031: 67,5% Wat wijzigt er aan de wederopbouwreserve?. Door een wederopbouwreserve aan te leggen, kunnen vennootschappen hun belastbare winst van de aanslagjaren 2022, 2023 en/of 2024 (tijdelijk) fiscaal vrijstellen. Het totaalbedrag van de wederopbouwreserve dat in die aanslagjaren kan worden aangelegd, is beperkt tot het boekhoudkundige bedrijfsverlies op de afsluitdatum van boekjaar 2020 ('covid-jaar').

Lees meer
ABM logo tekst

Fiscale Jaarkalender 2024: de belangrijkste data van het jaar op een rij

19.12.2023

Bij een nieuw (fiscaal) jaar hoort een nieuwe jaarkalender. In dit overzicht zetten we alle belangrijke data (deadlines btw-aangiftes, bedrijfsvoorheffing, ...) van het eerste kwartaal op een rij. Handig! Januari. 01/01: Gelukkig Nieuwjaar 05/01: Rsz 15/01: Bedrijfsvoorheffing 22/01: Btw 31/01: Rsz-afrekening Februari. 05/02: Rsz 15/02: Bedrijfsvoorheffing 20/02: Btw 29/02: Fiches 281.10 en 20 Maart. 05/03: Rsz 08/03: Internationale Vrouwendag 15/03: Bedrijfsvoorheffing 20/03: Btw 31/03: Btw-listing April. 05/04: Rsz 07/04: Wereldgezondheidsdag 10/04: Voorafbetalingen 15/04: Bedrijfsvoorheffing 22/04: Btw 30/04: Rsz-afrekening Mei. 03/05: Rsz 15/05: Bedrijfsvoorheffing 21/05: Btw Juni. 05/06: Rsz 14/06: Bedrijfsvoorheffing 20/06: Btw 30/06: Fiches 281.50 Juli. 05/07: Rsz 10/07: Voorafbetalingen 15/07: Bedrijfsvoorheffing n.t.b.: PB: indieningstermijn Tax-on-Web (burgers) en VVA (mandatarissen) 22/07: Btw 31/07: Rsz-afrekening Augustus. 05/08: Rsz 14/08: Bedrijfsvoorheffing 20/08: Btw September. 05/09: Rsz 13/09: Bedrijfsvoorheffing 20/09: Btw 23-27/09: Week van het Werkgeluk Oktober. 04/10: Rsz n.t.b.: aangifte Vennootschapsbelasting 10/10: Voorafbetalingen 15/10: Bedrijfsvoorheffing n.t.b.: PB: indieningstermijn TOW (mandatarissen) 21/10: Btw 31/10: Rsz-afrekening November. 05/11: Rsz 10/11: Internationale Dag van de Accountant 15/11: Bedrijfsvoorheffing 20/11: Btw December. 05/12: Rsz 10/12: Dag van de Mensenrechten 13/12: Bedrijfsvoorheffing 20/12: Btw + Voorafbetalingen

Lees meer
ABM logo tekst

Vlaamse zelfstandigen nooit eerder zo tevreden over hun job

15.12.2023

Hoewel werkstress een aandachtspunt blijft, zit het wel goed met de tevredenheid van de Vlaamse zelfstandigen. Dat blijkt uit onderzoek van de SERV, de sociaal-economische raad van Vlaanderen. Van de 1.788 Vlaamse zelfstandigen die dit jaar (bij de eerste meting sinds de coronacrisis) hun input gaven, blijkt 52,5 procent positief over alle domeinen. Bij de start van de meting in 2007 was dat nog 47,7 procent. Die stijging is opmerkelijk, aangezien de tevredenheid bij werknemers eerder stabiliseert. De opvallendste positieve tendensen uit het onderzoek. 9 op de 10 zelfstandigen zijn gemotiveerd zo goed als alle ondervraagden zijn tevreden met hun leermogelijkheden. Werkstress blijft wel een werkpunt. Ruim een derde van de ondernemers ervaart te veel stress. Zelfstandigen die zelf personeel in dienst hebben ervaren nog meer stress (44 procent). De bijkomende verantwoordelijkheden en administratieve lasten van het personeelsbeheer zijn daar wellicht verantwoordelijk voor. Werk-privébalans. De balans tussen werk en privé gaat er wel op vooruit: 29,7 procent worstelt vandaag met die combinatie, tegenover 34,5 in 2007. Het gemiddeld aantal werkuren is ook gedaald: van 56,8 per week naar 52,2. Dat wijst mogelijk op een voorzichtige mentaliteitswijziging. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) meet de kwaliteit van jobs driejaarlijks. Aanvankelijk eerst enkel voor werknemers, maar sinds 2007 ook voor zelfstandigen.

Lees meer
ABM logo tekst

31 december 2023: onverbiddelijke deadline voor statuten in lijn met WVV

12.12.2023

In 2019 werd het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) ingevoerd. Voor deze grondige hervorming van de Belgische vennootschaps- en verenigingswetgeving koos de Belgische wetgever voor een gefaseerde overgangsregeling. De statuten van alle vennootschappen opgericht vanaf 1 mei 2019 moeten onmiddellijk in lijn zijn met de bepalingen van het WVV. De uiterste deadline hiervoor is 31 december 2023. Gefaseerde aanpak. Sinds 1 mei 2019 kunt u niet meer kiezen voor een van de volgende afgeschafte rechtsvormen: commanditaire vennootschap op aandelen landbouwvennootschap economisch samenwerkingsverband coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet voldoet aan het coöperatief gedachtegoed Sinds 1 januari 2020 zijn de dwingende bepalingen uit het WVV automatisch van toepassing op alle Belgische vennootschappen, ook als de statuten nog niet werden aangepast aan het WVV. Enkele van deze bepalingen zijn de afschaffing van het kapitaalsbegrip, de inwerkingtreding van de dubbele uitkeringstest in de BV en de gewijzigde regelgeving wat belangenconflicten betreft. De laatste belangrijke datum van de overgangsregeling is 31 december 2023. Dat is de uiterste deadline om de statuten van een al bestaande vennootschap in overeenstemming te brengen met het WVV. Mis deze uiterste deadline niet!. Een tijdige aanpassing van de statuten is zeer belangrijk. Op die manier beperkt u niet alleen aansprakelijkheidsrisico's, maar krijgt u ook de kans om beroep te doen op de verschillende opportuniteiten en de flexibiliteit die een groot deel van de nieuwe regels met zich meebrengen. In het kader van deze omvorming moet u een procedure doorlopen, zoals de identificatie van opportuniteiten, aanpassing van de statuten en notariële bekrachtiging waar nodig.

Lees meer
ABM logo tekst

Forfaitaire formule mobiliteitsbudget vanaf 2024

10.12.2023

In maart 2019 kreeg u als werkgever de kans om het mobiliteitsbudget in te voeren in uw onderneming. In het kader van een vereenvoudiging van deze maatregel, is er vanaf 1 januari 2024 een forfaitaire formule beschikbaar om dit budget te berekenen. Ter opfrissing. Via het mobiliteitsbudget kan een werknemer zijn of haar bedrijfswagen inruilen voor een bepaald budget. Dit budget wordt berekend op basis van de 'Total Cost of Ownership' (TCO) van de wagen. De TCO is de totale jaarlijkse kostprijs voor een werkgever voor de financiering en het gebruik van de bedrijfswagen. De toepassing van het mobiliteitsbudget steunt op drie pijlers op basis waarvan een werknemer dit budget kan besteden: Pijler 1: keuze voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen Pijler 2: keuze voor duurzame vervoersmiddelen, zoals een fiets Pijler 3: uitbetaling van het resterende saldo in cash Twee berekeningsmethodes. Vanaf 1 januari 2024 hebt u als werkgever de keuze tussen twee berekeningsmethodes: een berekening op basis van de werkelijke kosten van de bedrijfswagen een berekening op basis van de forfaitaire kosten Een berekening op basis van forfaitaire kosten is nieuw. Met welke elementen moet u rekening houden? Deze forfaitaire formule heeft betrekking op zowel de berekening van het mobiliteitsbudget als van de waarde van de wagen in de eerste pijler. U moet uw keuze voor de forfaitaire formule expliciet aangeven. Als u dit niet doet, geldt verplicht de berekening op basis van de werkelijke kosten. Uw keuze geldt voor een periode van drie jaar. Na deze termijn moet u opnieuw expliciet aangeven welke optie u verkiest (werkelijke of forfaitaire kosten). U moet uw werknemers informeren over de nieuwe forfaitaire berekeningsmethode. Wat is de beste keuze?. Een berekening op basis van de werkelijke of forfaitaire kosten levert niet zoveel verschillen op. Het grootste verschil ligt in de berekening van de brandstof en/of elektriciteitskosten. In de forfaitaire berekening wordt dit berekend aan de hand van een vast bedrag per kilometer voor het woon-werkverkeer, vermeerderd met 6.000 km per jaar aan privéverplaatsingen. Deze forfaitaire formule biedt dus extra duidelijkheid en eenvormigheid. In beide gevallen moet u rekening houden met de al gekende kosten, zoals het leasingbedrag, de CO2-bijdrage, de niet-aftrekbare btw en de belasting op niet-aftrekbare kosten. De nieuwe berekeningswijze geldt enkel voor nieuwe instappers. Er is geen herberekening nodig voor de lopende mobiliteitsbudgetten. Bestaande overeenkomsten blijven volledig van kracht. Bron: Moore

Lees meer
ABM logo tekst

Informatieplicht voor huurders die huur als beroepskosten in aftrek nemen

06.12.2023

Via een wetsontwerp van 19 oktober 2023 kondigt de federale regering een nieuwe maatregel aan voor huurders die de betaalde huur als beroepskosten in aftrek nemen. Dit wetsontwerp werd aangenomen op 28 november 2023. Basisprincipes. Als een eigenaar van een tweede woning dit pand particulier verhuurt, wordt vandaag niet belast op de reële huurinkomsten, maar wel op het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%. Als een huurder deze woning wil gebruiken voor professionele doeleinden, dan is er geen taxatie op basis van het KI, maar wel aan de hand van de reële ontvangen nettohuur (met als minimum het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%). Omwille van de grote impact van het gebruik door de huurder (particulier of professioneel), vermelden huurovereenkomsten voor private verhuur meestal dat een pand enkel voor private doeleinden gebruikt mag worden. Anno 2023 beschikt de fiscale administratie over onvoldoende gegevens om na te gaan of de bij de huurder in aftrek gebrachte huurvergoedingen bij de verhuurder worden aangegeven op basis van het nettohuurinkomen. Nieuwe bijlage bij belastingaangifte. Daarom wordt vanaf aanslagjaar 2024 een nieuwe bijlage toegevoegd aan de aangifte personenbelasting en vennootschapsbelasting. Als gevolg hiervan zullen zowel particuliere huurders als vennootschappen-huurders, die huurvergoedingen in aftrek nemen, een bijlage moeten toevoegen aan de aangifte met vermelding van: naam, adres en rijksregisternummer of ondernemingsnummer van de verhuurder adres van het onroerend goed bedrag van de huurvergoedingen het gedeelte van de huurvergoedingen dat als beroepskost in aftrek werd genomen Wanneer deze nieuwe verplichting niet wordt gerespecteerd, zullen de huur- of andere vergoedingen niet aftrekbaar zijn als beroepskosten. (bron: Vandelanotte)

Lees meer
ABM logo tekst

"Federal Learning Account": online registratie van opleidingen

04.12.2023

In het kader van de arbeidsdeal van november 2022 heeft elke voltijdse werknemer vanaf 2024 recht op minstens vijf opleidingsdagen per jaar. Voor 2023 bedroeg dit vier dagen. Tegelijk verplicht deze wet ondernemingen met minstens 20 werknemers in dienst om eenmaal per kalenderjaar een opleidingsplan op te stellen. Ondernemingen die tussen 10 en 20 werknemers tewerkstellen, moeten enkel voorzien in gemiddeld één dag opleiding per voltijdse werknemer per jaar, zonder dat er een opleidingsplan moet worden opgesteld. Voor elke werknemer moet een werkgever (in ondernemingen met minstens 20 werknemers) deze individuele opleidingsrekening bijhouden in een persoonlijk dossier. De federale regering wil hierop voortbouwen door een uniforme online toepassing te lanceren: de "Federal Learning Account" (federale leerrekening) die de individuele opleidingsrekening vervangt. Deze nieuwe regeling treedt in werking op 1 april 2024. Via de Federal Learning Account zal onder andere informatie kunnen opgevraagd worden over: identiteitsgegevens van de werknemer het arbeidsregime het aantal opleidingsdagen waarop de werknemer recht heeft de gevolgde opleidingsdagen het saldo aan opleidingsrechten kenmerken van de gevolgde opleidingen ? Tijdens zijn loopbaan zal een werknemer deze gegevens kunnen raadplegen via een website zoals www.mycareer.be. Bron: Voorontwerp van wet betreffende de oprichting en het beheer van de Federal Learning Account, goedgekeurd op ministerraad van 14 juli 2023.

Lees meer
ABM logo tekst

Hernieuwde controle- en aanslagtermijnen voor inkomstenbelastingen

02.12.2023

De Wet diverse fiscale en financiële bepalingen van 20 november 2022 breidt de controle- en aanslagtermijnen voor inkomstenbelastingen in bepaalde situaties uit waarmee de belastingadministratie rekening moet houden. De geldende termijn van drie jaar voor de controle van een tijdig ingediende en vormelijk correcte aangifte blijft ongewijzigd. Vanaf aanslagjaar 2023 wordt deze termijn vier jaar bij een niet-ingediende of laattijdige aangifte. In dit geval moet u trouwens ook rekening houden met extra risico"s, zoals de mogelijkheid tot aanslag van ambtswege, een boete wegens niet-indiening of een belastingverhoging. De wet voert een nieuwe termijn van zes jaar in voor "semi-complexe aangiftes" met "internationale aspecten". Hierbij gaat het onder onder meer om aangiftes van een Belgische groepsentiteit die onderworpen is aan verrekenprijzenrapportering, aangiftes die betalingen aan belastingparadijzen moeten vermelden (formulier 275F) en aangiftes met een verrekening van het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting ("FBB"). Voor zogenaamde "complexe aangiftes" geldt voortaan een nieuwe termijn van tien jaar. Complexe aangiftes zijn: een aangifte in de personenbelasting die een "juridische constructie in een andere Staat" moet vermelden de aanwezigheid van een zogenaamde "hybride mismatch" niet-uitgekeerde winst voortkomend uit een buitenlandse CFC die hoofdzakelijk opgezet is om belastingvoordelen te verkrijgen (een zogenaamde "kunstmatige constructie", in de zin van art 185/2 WIB92) Bij fraude geldt vanaf nu een bijzondere termijn van tien jaar in plaats van zeven jaar. De nieuwe wet bepaalt ook dat de belastingadministratie via de rechter een dwangsom kan opleggen aan belastingplichtigen die weigeren mee te werken aan controles. Bron: Baker Tilly

Lees meer
ABM logo tekst

Vertrouwen kmo's neemt een duik: dalende rendabiliteit en late betalers

29.11.2023

Kmo's zijn pessimistisch over hun rendabiliteit en het stijgende aantal laattijdige betalingen. Dat blijkt uit de kmo-barometer van ondernemersorganisatie Unizo. De rendabiliteitsproblemen zijn volgens Unizo het gevolg van de sterk stijgende loonkosten en energiefacturen. Die wegen op de kostenstructuur van kmo's en drukken de winst. Maar ook het stijgend aantal laattijdige betalers baart de ondernemersorganisatie zorgen. Ze hekelt de "verregaande en steeds toenemende bescherming die consumenten genieten bij wanbetaling." Opvolging late betalers. Een strikt debiteurenbeheer is daarom een must in elke onderneming. Houd het volgende stappenplan indachtig: Stap 1: schriftelijke betalingsherinnering Van zodra de betalingstermijn overschreden is, stuurt u een eerste schriftelijke betalingsherinnering via e-mail of per post. Stap 2: telefonische rappel Hebt u drie dagen na de vervaltermijn van uw schriftelijke herinnering nog geen reactie van uw klant? Informeer dan even telefonisch. Kan de klant niet onmiddellijk betalen? Luister naar de redenen, toon begrip en probeer een oplossing uit te dokteren, maar wees niet té toegeeflijk: de verantwoordelijkheid ligt bij de klant, niet bij u. Stap 3: tweede en derde aanmaning Heeft uw schriftelijk en/of telefonisch betaalverzoek niet het gewenste resultaat? Stuur dan een tweede, en indien nodig, derde herinnering. Vermeld in deze rappels duidelijk de voorgaande acties en de gevolgen. In de derde aanmaningsbrief laat u zeer duidelijk verstaan dat dit de laatste waarschuwing is voordat de vordering naar het incassobureau gaat. Stap 4: juridische stappen In deze laatste stap neemt een incassobureau of advocaat het van u over. Zij dwingen via juridische weg een betaling van de factuur af. De debiteur draait dan niet alleen op voor de achterstallige facturen (plus intresten), maar ook voor de gerechtskosten. Achtste kwartaal op rij negatieve score. De kmo-barometer laat voor het achtste kwartaal op rij een negatieve score optekenen. Met een score van -10,57 is er een duidelijke verslechtering ten opzichte van juni, toen de score -3,39 bedroeg. Er is een relatief grote ontevredenheid over de economie en de orderboeken raken minder gevuld, zowel op korte als op langere termijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Het stikstofakkoord: wat betekent het voor uw bedrijf?

26.11.2023

Op 14 november bereikte de Vlaamse regering een akkoord omtrent de nieuwe stikstofnormen. De regels hebben nogal wat gevolgen voor de landbouw, maar ook voor bedrijven. Of het akkoord ook juridisch volledig waterdicht is, moet nog blijken. Maar dát er een akkoord is, mag alvast een klein wonder genoemd worden. Voor landbouwers en ondernemers is het stikstofakkoord cruciaal. Het betekent dat er nu alvast rechtszekerheid zal komen voor toekomstige projecten, wat goed is voor de economie. Geen verplichte sluitingen. Geen enkel (landbouw)bedrijf zal verplicht de boeken moeten neerleggen. Ook de piekbelasters krijgen nog een kans om hun uitstoot drastisch terug te schroeven. Kippen- en varkenskwekers bijvoorbeeld kunnen dat doen met luchtwassers die stikstof uit de lucht halen. Minder streng voor industrie dan voor landbouw. Het stikstofakkoord bevat verschillende vergunningsdrempels. Die zijn voor de landbouw strenger dan voor de industrie. De drempels moeten wel nog een wetenschappelijke onderbouwing krijgen in de uiteindelijke tekst. Dit is alvast goed nieuws voor kmo's. Zij hoeven hierdoor geen complexe en dure studies te laten uitvoeren bij elke vergunningsaanvraag voor het plaatsen van bijvoorbeeld een serre. Zo'n gedetailleerde en dure wetenschappelijke studie moet aantonen dat het project en haar stikstofuitstoot geen schadelijke gevolgen heeft of tot een betekenisvolle aantasting leidt van nabijgelegen natuurgebieden. Geen vergunningenstop. Er komt geen vergunningenstop. Bedrijven die boven de vastgelegde uitstootdrempel uitkomen, kunnen toch een vergunning aanvragen als ze een individuele passende beoordeling uitvoeren (zie hierboven). Op die manier kan dossier per dossier bekeken worden. Maatregelen kosten 3,6 miljard euro. Aan het stikstofakkoord hangt een stevig prijskaartje. Alle maatregelen samen zullen tot en met 2030 3,6 miljard euro kosten. Het overgrote deel van dat geld gaat naar de landbouwsector, die stevig zal moeten investeren.

Lees meer
ABM logo tekst

De inventaris opmaken: zo wint u tijd

22.11.2023

Een paar keer per jaar de inventaris opmaken? Het is een tijdrovende en foutgevoelige bezigheid waaraan u jammer genoeg niet kunt ontsnappen. Gelukkig kan het wél sneller en juister. Software doet namelijk het lastige tel- en rekenwerk in uw plaats. Dankzij geautomatiseerd voorraadbeheer beschikt u steeds over recente inventariscijfers. Hoe het precies werkt, leggen we uit in dit artikel. Of u nu een winkel runt of aan het hoofd staat van een vzw: elk bedrijf in België moet minstens één keer per jaar de inventaris opmaken. Naast de voorraad omvat die ook veel andere zaken, zoals: immateriële, materiële en financiële vaste activa vorderingen geldbeleggingen, liquide middelen, eigen-vermogensbestanddelen schulden Voorraadtellingen: voordelen van een geautomatiseerd proces. Voorraadtellingen kunnen manueel of automatisch gebeuren. Bij een manuele telling - die gebeurt traditioneel op het einde van het boekjaar - ligt de foutenmarge een stuk hoger. De accuraatheid van de telling is uiteraard gevoelig voor menselijke fouten. Het spreekt voor zich dat een verkeerde telling grote financiële gevolgen kan hebben. Een geautomatiseerde telling verdient dan ook de voorkeur. ERP-systemen spelen hierin een cruciale rol. Ze zorgen ervoor dat alle in- en uitgaande goederenstromen in de voorraad afgedekt en op een correcte manier afgehandeld worden. Barcodes of RFID-systemen bieden hierbij een groot voordeel. Een bijkomend voordeel van een geautomatiseerde telling is dat de voorraad meerdere keren per jaar onder de loep kan worden genomen. Bij een periodische telling krijg je een veel correcter beeld van de voorraadbewegingen, waardoor de magazijnier de vinger aan de pols houdt en tijdig kan ingrijpen bij over- of onderstock. Geautomatiseerd voorraadbeheer. Voorraadbeheer is een evenwichtsoefening. Uw bestsellers moet u uiteraard altijd in stock hebben, maar hoeveel items zijn voldoende om aan de vraag te voldoen? En wat met uw minst populaire goederen, die vaak weken of maanden stof staan te vergaren in uw voorraad? Hoe langer goederen in voorraad zijn, hoe meer geld ze kosten. Timing is alles, zeker bij voorraadmanagement. En precies daarin is software sterk. U stelt de parameters in en de software meldt u vervolgens automatisch wanneer een bestelling bij een leverancier zich opdringt. Het biedt ook mogelijkheden om uw voorraadbeheer te optimaliseren zodat u verouderde voorraad en voorraadverlies vermijdt. Het belang van een geïntegreerd voorraadbeheersysteem. U las het hierboven al: de inventaris opmaken omvat veel meer dan enkel een stand van zaken geven omtrent de huidige voorraad. Het is een totaalpakket waartoe onder andere ook immateriële en financiële activa behoren. Uw software moet dus in staat zijn om al die informatie te verzamelen en verwerken. Kies dus voor magazijnsoftware die naast stockbeheer ook aankoop-, product- en kassabeheer omvat, afhankelijk van uw noden. Zo boekt u tijdswinst op alle fronten. Bovendien maakt een computer geen fouten. Uw inventaris is dus niet enkel sneller klaar, maar ook foutloos.

Lees meer
ABM logo tekst

De jaarafsluiting: alles wat u wilde weten maar nooit durfde te vragen

20.11.2023

Is uw accountant druk doende met de jaarafsluiting, maar kunt u zich daar weinig bij voorstellen? Dit artikel legt in niet-technische bewoordingen uit wat het afsluitproces inhoudt, wat de overheid precies van u en uw accountant verwacht, en wat u als ondernemer kunt doen om uw accountant te helpen. De jaarafsluiting gebeurt aan het einde van elk boekjaar (meestal valt het boekjaar samen met het kalenderjaar, maar dat hoeft niet). Het is een behoorlijk complex en omvangrijk proces, waar de meeste accountants tijdig aan willen beginnen (meestal twee à drie maanden na afloop van het boekjaar). Het jaarafsluitproces: 5 stappen. Bij het afsluiten van het boekjaar doorloopt de accountant grosso modo vijf stappen. We gaan er hieronder iets dieper op in. Stap 1: afsluiten van de boekhouding Dit is wellicht het meest tijdsintensieve werkje voor de accountant. Het vergt heel wat reken- en controlewerk. Alle boekingen worden gecontroleerd, er wordt nagegaan of alle facturen, betalingsbewijzen en kassabonnetjes aanwezig zijn (een belangrijke taak voor u), de investeringen worden overlopen en afschrijvingen geboekt. Als dat allemaal gebeurd is, kan de accountant het resultaat (winst of verlies) en de geraamde belastingen berekenen en de eindbalans opstellen. Die vormt ook de beginbalans voor het nieuwe boekjaar. Stap 2: de algemene vergadering Op de algemene vergadering (elke vennootschap is verplicht er jaarlijks minstens één te organiseren) wordt onder andere de jaarrekening ter goedkeuring voorgedragen aan de bestuurders van de vennootschap. Dit vereist de nodige voorbereidingen voor de accountant. De algemene vergadering moet binnen de zes maanden na afsluiting van het boekjaar worden bijeengeroepen. Stap 3: de jaarrekening De jaarrekening is het financiële verslag van het boekjaar. Ze bevat vier onderdelen: de balans de resultatenrekening de toelichtingen de sociale balans Wanneer de jaarrekening compleet en goedgekeurd is door de algemene vergadering wordt ze neergelegd bij de Nationale Bank van België. Ook hier zorgt de accountant voor. Stap 4: aangifte van de vennootschapsbelasting De vennootschapsbelastingen worden berekend op basis van winst of verlies van de vennootschap en vervolgens aangegeven via BizTax. Ook hier hangen een aantal administratieve verplichtingen aan vast die de accountant voor u vervult. Stap 5: het jaarrapport Het jaarrapport bundelt de balans, de resultatenrekening, de vennootscapsbelastingsaangifte, de jaarrekening, de verslagen van de algemene vergadering en de nodige bijlagen (fiches, attesten, ?). Het jaarrapport vormt het sluitstuk van het boekjaar en dus ook het einde van het afsluitproces. De jaarafsluiting: wat kunt u doen om uw accountant te helpen?. Zorg ervoor dat u alle nog ontbrekende facturen (inkomend en uitgaand) zo snel mogelijk aan uw accountant bezorgt. Hetzelfde geldt voor rekening- en kredietkaartafschriften. Wil u meer weten over het jaarafsluitingsproces? Lees dan zeker ook dit artikel.

Lees meer
ABM logo tekst

Cybersecurity en de ISO-norm: hoe veilig is uw data bij Adsolut?

16.11.2023

Investeert u in software, dan stelt u (terecht) hoge eisen aan performantie, gebruiksvriendelijkheid en veelzijdigheid. Maar staat u voor de aanschaf ook wel eens stil bij de veiligheid van uw data? Cyberaanvallen en datalekken kunnen heel wat (financiële) schade berokkenen - slaat u er de kranten maar eens op na. Wanneer vertrouwelijke bedrijfsinformatie over klanten in de verkeerde handen valt, leidt dat bovendien bijna altijd tot een vertrouwensbreuk. Klanten voelen zich tekortgedaan en haken af. Cybercriminelen viseren groot en klein. Met andere woorden: cybersecurity hoort met stip bovenaan uw prioriteitenlijst. Ja, ook kleine ondernemingen lopen gevaar. Sterker nog: ze worden vandaag vaker geviseerd door cybercriminelen net omdat hun voorzorgsmaatregelen vaak te wensen overlaten. Mogelijke maatregelen om de risico's te verkleinen zijn: Backups nemen van uw data Het is belangrijk dat u minstens twee back-ups - dus drie kopieën van uw gegevens - hebt. Om te garanderen dat u in extreme situaties, zoals natuurrampen, nog altijd over minstens één reservekopie beschikt, bewaart u de back-ups het best op twee geïsoleerde, geografisch ver genoeg van elkaar verwijderde locaties. Data geëncrypteerd opslaan Om het risico op ransomware of andere cyberaanvallen in te perken is het van belang dat back-ups versleuteld opgeslagen worden, de toegang tot de back-ups beveiligd wordt, en dat toegang enkel verleend wordt aan een beperkt aantal bevoegden. Implementatie van een Disaster Recovery Plan Back-ups maken idealiter deel uit van een zogenaamd Disaster Recovery-plan (DR-plan). Dat legt enkele drempelwaarden vast in geval van een incident, zoals maximale downtime van het IT-systeem en de maximaal getolereerde hoeveelheid dataverlies. Daarnaast wordt er ook een strategie in opgenomen om het getroffen systeem of de applicaties bij een incident zo snel mogelijk opnieuw operationeel te krijgen. DR-plannen moet op regelmatige basis getest en bijgewerkt worden om herstel volgens de opgelegde criteria te kunnen blijven garanderen. Wat met bedrijfsgevoelige cloudgegevens?. Maar daarmee is niet alles gezegd. Een groot aandeel van uw bedrijfsgegevens wordt in de cloud bewaard bij uw softwareleveranciers en systeembeheerders. Een datalek daar en uw klantgegevens en andere vertrouwelijke gegevens liggen voor het grijpen. U gaat dus maar beter in zee met een softwareleverancier die cybersecurity serieus neemt. Hoe u dat precies kunt achterhalen? Daarvoor werd de internationale norm ISO/IEC 27001 in het leven geroepen. Softwareleveranciers die over dit label beschikken voldoen aan de strengste data- en cybersecuritymaatregelen ter wereld. Betekent dit dat uw data 100 procent veilig is? Jammer genoeg niet, maar het helpt u wel alle risico's optimaal onder controle te houden.

Lees meer
ABM logo tekst

GKS: realtime en online rapportering vanaf 2024

14.11.2023

Vanaf 2024 wil de federale regering het geregistreerd kassasysteem (GKS) moderniseren. Concreet betekent dit dat dit systeem ook in andere sectoren dan de horeca verplicht kan worden, dat de technologie meer compatibel moet worden met nieuwe kassastechnologie/-software en dat de transactiegegevens in realtime online gerapporteerd zullen worden. Voor de bestaande systemen komt er een overgangsregeling tot 1 januari 2027. teVandaag kunnen andere sectoren dan de horeca al vrijwillig gebruikmaken van een GKS. In de toekomst kan het verplichte gebruik van een GKS uitgebreid worden naar andere sectoren, mits in overleg met de betrokken sector.xt Een modernisering van het systeem houdt in dat bestelapplicaties op smartphone of via het internet mogelijk moeten worden. Ook zal nog maar één soort transactie-auditfile gebruikt worden, ongeacht de gebruikte kassasoftware. Daarnaast zullen (detail-)transactiegegevens online en in realtime doorgestuurd moeten worden via een beveiligde Fiscale Data Module (FDM). Het is de bedoeling om de nieuwe regels in werking te laten treden op 1 januari 2024. Er is een overgangsregeling voorzien: als op 31 december 2023 een certificatie van het GKS reeds is aangevraagd of bekomen, dan gelden de nieuwe regels pas vanaf 1 januari 2027. Dat wil zeggen dat die kassasystemen uiterlijk op 31 december 2026 aan de nieuwe regels moeten voldoen. Bron: www.monkey.be

Lees meer
ABM logo tekst

Feestdagen 2024: vergeet niet om vervangingsdagen vast te leggen voor 15 december 2023!

09.11.2023

In 2024 gelden de volgende feestdagen: Nieuwjaar: maandag 1 januari Paasmaandag: maandag 1 april Feest van de Arbeid: woensdag 1 mei Hemelvaart: donderdag 9 mei Pinkstermaandag: maandag 20 mei Nationale feestdag: zondag 21 juli Maria-Hemelvaart: donderdag 15 augustus Allerheiligen: vrijdag 1 november Wapenstilstand: maandag 11 november Kerstmis: woensdag 25 december Tijdens deze feestdagen mogen werknemers van de privésector niet worden tewerkgesteld. Als werkgever moet u wel een loon betalen voor deze feestdagen. Een feestdag die samenvalt met een zondag of een gewone inactiviteitsdag in de onderneming, moet vervangen worden door een gewone werkdag in hetzelfde jaar. De vervangingsdag kan worden vastgesteld (cascaderegeling):. ofwel op sectoraal vlak binnen het paritair comité; ofwel door een beslissing van de ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging, of een collectief akkoord tussen de werkgever en alle werknemers; ofwel via een individueel akkoord tussen de werkgever en elke werknemer. Als er op geen enkel van deze niveaus een akkoord werd bereikt, wordt de feestdag vervangen door de eerste dag die volgt op de feestdag waarop in de onderneming normaal wordt gewerkt. Bekendmaking. De vervangingsdagen moeten voor 15 december 2023 in de ondernemingslokalen worden aangeplakt via een gedateerd en ondertekend bericht. Een kopie van dat bericht moet bij het arbeidsreglement worden gevoegd en bezorgd worden aan Toezicht op Sociale Wetten.

Lees meer
ABM logo tekst

Uitbreiding flexi-jobsectoren vanaf 2024

07.11.2023

In het najaar bereikte de federale regering een akkoord over de begroting voor 2024. In dit akkoord staat onder meer de maatregel vermeld dat vanaf 1 januari 2024 flexi-jobs worden uitgebreid naar twaalf nieuwe sectoren. Met deze maatregel wil de federale regering het personeelstekort in deze sectoren aanpakken, waarbij werkgevers extra personeel op een flexibele manier kunnen inzetten. Door deze uitbreiding worden flexi-jobs, naast de tien huidige sectoren, ook mogelijk worden in de volgende sectoren: onderwijs, kinderopvang, publieke sport- en cultuursector, land- en tuinbouw, bussen en autocars, autosector, voedingsindustrie, uitvaartsector, verhuissector, rijscholen, eventsector en immo-sector. Sterkere sociale bescherming. Het vastgelegde minimumloon voor een flexi-jobber is vandaag 11,81 euro per uur. Dit bedrag zal voortaan per sector geregeld worden, en dus ook per sector verschillen. Voor flexwerk zal het barema gelden dat voor gewone werknemers in de sector van toepassing is. Een flexi-jobber zal iets meer kunnen verdienen. Voor de horeca - de sector met de meeste flexi-jobbers - geldt een uitzondering. In deze sector blijft het minimumloon voor een flexi-jobber 11,81 euro per uur. Werkgeversbijdrage. De regering verhoogt de werkgeversbijdrage van 25% naar 28%. Plafond. Per jaar geldt een plafond van circa 12.000 euro dat een flexi-jobber mag verdienen. Boven dit bedrag wordt hij belast op het saldo. Flexwerk mag minimaal 3 uur en maximaal 9 uur op één dag plaatsvinden. Voor gepensioneerden (ouder dan 65 jaar) komt er geen plafond: zij kunnen onbelast bijverdienen. Voor vroeggepensioneerden komt er wel een plafond, van 7.190 euro onbelast bijverdienen per jaar. Wie kan starten met een flexi-job?. Om als flexi-jobber aan de slag te gaan, moet men gepensioneerd zijn of minstens 4/5de werken. Nieuw: wie overschakelt van een voltijdse baan naar een 4/5de tewerkstelling, moet voortaan een half jaar wachten vooraleer men als flexi-jobber aan de slag kan. Deze informatie blijft onder voorbehoud tot alle wetteksten gepubliceerd zijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuw centraal register voor bestuursverboden

04.11.2023

Wist u dat sinds 1 augustus 2023 gegevens van personen aan wie een bestuursverbod is opgelegd, geregistreerd, bewaard en gewijzigd worden in een centraal register van bestuursverboden? Via dit register kunnen overheidsdiensten en derden nagaan of er een bestuursverbod is voor de volgende mandaten: bestuurder, zaakvoerder, commissaris, dagelijks bestuurder, lid van een directiecomité, directieraad of raad van toezicht of vereffenaar van een rechtspersoon, vertegenwoordiger voor de werkzaamheden van een bijkantoor of kandidaat voor de benoeming. Vóór 1 augustus 2023 werden bestuursverboden vastgelegd in vonnissen en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Een gestructureerde controle op de naleving ervan ontbrak echter. Hierdoor kunnen bestuurders die door een beroepsverbod getroffen worden, hun activiteiten in de praktijk gewoon voortzetten. Het nieuwe centrale register van bestuursverboden zal de toegang tot informatie vereenvoudigen. Ook zal dit register verplicht geraadpleegd moeten worden bij de oprichting van een vennootschap of de benoeming van bestuursleden. Vennootschappen en verenigingen zullen een bijkomende verklaring moeten opstellen en ondertekenen, waarin ze verklaren dat er geen bestuursverboden werden uitgesproken door een Belgische of buitenlandse rechtbank. Men kan hiervoor gebruikmaken van een standaardverklaring die door de ondernemingsrechtbanken werd opgesteld en die men ter griffie moet neerleggen bij de benoeming van die mandataris.

Lees meer
ABM logo tekst

Fietsvergoeding: hoger maximaal vrijgesteld bedrag vanaf 1 januari 2024

01.11.2023

Als een werknemer een fietsvergoeding ontvangt, dan is deze vergoeding tot een bepaald bedrag vrijgesteld van sociale en fiscale lasten. Deze fietsvergoeding bedraagt momenteel maximaal 0,27 EUR. Onlangs besliste de Ministerraad om dit bedrag vanaf 1 januari 2024 te verhogen tot 0,35 EUR. Tegelijkertijd wordt een jaarlijks plafond voor de fiscale vrijstelling ingevoerd, namelijk tot 2.500 EUR per jaar. Dit jaarlijkse plafond komt overeen met een afstand van 7.142 kilometer per jaar, gerekend met een fietsvergoeding van 0,35 euro per kilometer. Deze afstand vertegenwoordigt een woon-werktraject van 17 kilometer, rekening houdend met 210 dagen woon-werkverkeer. Het bedrag dat dit plafond zou overschrijden, zal worden onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing. De cao nr. 164 van de NAR (die een veralgemeende fietsvergoeding invoerde) wijzigt niet. Deze aanvullende cao voorziet een fietsvergoeding van 0,27 EUR (dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd) voor een maximale afstand van 40 km (traject heen en terug). Volgens cijfers van hr-dienstverlener SD Worx, die dateren van april 2023, stelde bijna één op de drie Belgische werkgevers in 2022 een fietsvergoeding ter beschikking van hun werknemers. Vijf jaar geleden was dat nog maar de helft. Het aandeel werknemers met een fietsvergoeding verdubbelde op vijf jaar tijd van 7% in 2017 tot 14% in 2022.

Lees meer
ABM logo tekst

1 op 3 kmo's verstuurt facturen via post

27.10.2023

1 op 3 Belgische kmo's verstuurt nog facturen met de post. Opvallend, want vanaf 1 januari 2026 wordt elektronisch factureren tussen bedrijven verplicht. De cijfers zijn afkomstig uit een onderzoek van Horus Software, dat 452 Belgische kmo's bevroeg omtrent hun facturatiegewoonten. Op de vraag 'Ik stuur mijn factuur op via ?' antwoordde 35,8 procent 'De post'. 79,6 procent gebruikt e-mail om een factuur te verzenden. Nog opvallend: slechts 27,9 procent van de respondenten gebruikt een facturatieprogramma om facturen op te stellen en te verzenden. 37 procent van de bevraagden gebruikt Word. Op het vlak van elektronische facturatie doet Vlaanderen het iets beter dan Brussel en Wallonië: slechts één op de vier (27%) kmo's stuurt zijn facturen nog op met de post. Nog enkele opvallende cijfers uit de enquête:. 39 procent van de ondernemers ziet de boekhouding louter als een kostenpost 18 procent vindt de boekhouding zelfs compleet nutteloos Belgische kmo's spenderen gemiddeld 33 uur per maan aan administratieve taken voor de boekhouding 1 ondernemer op 2 geeft aan financieel advies te ontvangen van diens accountant 59 procent van de ondervraagde ondernemers gaan minder dan vier keer per jaar in gesprek met hun accountant. E-invoicing vanaf 2026. Zoals eerder bekend gemaakt wordt e-invoicing tussen bedrijven onderling de norm vanaf 1 januari 2026. Heel wat kmo's moeten dus nog een stevige inhaalbeweging maken.

Lees meer
ABM logo tekst

Sociale verkiezingen 2024: aanpassing wettelijk kadertext

24.10.2023

Een nieuwe wet van 5 juni 2023 wijzigt enkele maatregelen omtrent het aanstellen van werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraden en comités voor preventie en bescherming op het werk. De volgende sociale verkiezingen vinden plaats van 13 tot en met 26 mei 2024. De wijzigingen hebben beterekking op: de schorsing van de kiesprocedure het stemrecht voor uitzendkrachten alternatieve wijzen van oproeping elektronisch stemmen 1. Schorsing van de kiesprocedure. Als bepaalde voorwaarden en formaliteiten vervuld zijn, kan de kiesprocedure worden geschorst wanneer de onderneming wordt geconfronteerd met een staking of een grote mate van tijdelijke werkloosheid tussen de dag van de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt en de dag van de verkiezingen. tDe wet van 5 juni 2023 verduidelijkt de datum van herneming van de kiesprocedure. Die datum wordt bepaald in onderlinge overeenstemming tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties die kandidaten kunnen voordragen. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, eindigt de schorsing de dag waarop de voor de schorsing vereiste voorwaarden niet meer vervuld zijn.ext 2. Stemrecht voor uitzendkrachten. De nieuwe wet bepaalt dat uitzendkrachten, om aan de stemming deel te nemen: 32 daadwerkelijke arbeidsdagen moeten hebben gepresteerd in de juridische entiteit van de gebruiker of in de technische bedrijfseenheid van de gebruiker gevormd door meerdere juridische entiteiten; gedurende de 3 kalendermaanden voorafgaand aan de kalendermaand waarin de aanplakking geschiedt van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, hetzij tijdens de periode van 1 november 2023 tot 31 januari 2024. 3. Alternatieve wijzen van oproeping. De wet van 5 juni 2023 faciliteert de wijzen van oproepen van de kiezers aangezien de werkgever op een andere wijze dan via overhandiging kan oproepen:als er een unaniem akkoord is, binnen de vereiste termijn, binnen de OR of het CPBW of, bij ontstentenis van een OR of CPBW, met de vakbondsafvaardiging; alleen voor kiezers met een professioneel mailadres of toegang tot een computer (laptop) die hen op hun gebruikelijke werkpost ter beschikking wordt gesteld door de werkgever of de gebruiker. Als de werkgever niet in staat is een bewijs te leveren van deze alternatieve verzending en van de ontvangst door de bestemmeling, moet de oproeping binnen de gestelde termijn worden verzonden bij een aangetekende brief of, met inachtneming van bepaalde voorwaarden, op een alternatieve wijze. 4. Elektronisch stemmen. De nieuwe wet vergemakkelijkt het elektronisch stemmen op afstand. Hij stapt af van de voorwaarde dat de stemsoftware op het netwerk van de onderneming moet worden geïnstalleerd. Een versleutelde netwerkverbinding moet echter een betrouwbare authenticatie van de kiezers garanderen. Zonder die beveiliging is elektronisch stemmen niet mogelijk.

Lees meer
ABM logo tekst

Verwijlintresten bij laattijdige betaling overheidsopdrachten blijven stijgen

21.10.2023

Sinds 1 oktober 2023 bedraagt de rentevoet van de verwijlintresten bij laattijdige betaling van overheidsopdrachten (zowel werken, leveringen als diensten) voor de zogenaamde 'oudste' opdrachten 6,25%. Ook de verwijlintresten voor jongere opdrachten is gestegen. De rentevoet van overheidsopdrachten gegund vóór 8 augustus 2002 en aangekondigd vanaf 1 januari 1981 werd op 1 juni nog opgetrokken van 5,25% naar 5,50%. In augustus steegt de rentevoet verder naar 5,75% en in september werd de kaap van 6% gerond. Ter verduidelijking: in juli vorig jaar bedroeg de rentevoet met 1,75% nog geen derde van wat hij nu is. Ook de verwijlintrestvoet voor overheidsopdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013 is gestegen. Vandaag staat die op 12% tegenover 10,5% in juni. Wanneer is de overheid verwijlintresten verschuldigd?. De overheid is verwijlintresten verschuldigd wanneer een overheidsopdracht niet tijdig betaald wordt. Het bedrag komt bovenop het verschuldigde bedrag van de prestaties. De toe te passen rentevoet hangt af van de datum waarop het contract werd aangegaan. De federale overheid hanteert hiervoor een tabel waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen 'Opdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013', 'Opdrachten gegund tussen 8 augustus 2002 en 15 maart 2013' en 'Opdrachten gegund voor 8 augustus 2002'.

Lees meer
ABM logo tekst

Schijnzelfstandigheid vermijden? Hier moet u op letten

19.10.2023

Op schijnzelfstandigheid staan strenge boetes. Werkt u exclusief voor één klant? Dan speelt u het maar beter op veilig. In dit artikel wijzen we op enkele rode vlaggen. Schijnzelfstandigheid is verboden om de zelfstandige te beschermen tegen misbruik van een opdrachtgever en om social fraude te vermijden. De opdrachtgever ontloopt op die manier namelijk sociale zekerheidsbijdragen die verschuldigd zijn in het kader van loondienst. De overeenkomst met een (schijn)zelfstandige kan bovendien op elk moment verbroken worden zonder opzeggingstermijn of -vergoeding in acht te nemen. Bij ziekte of tijdelijke arbeidsongeschiktheid heeft de zelfstandige ook geen recht op een gewaarborgd inkomen. Zo vermijdt u schijnzelfstandigheid. De arbeidsrelatiewet van 2006 legt vier criteria vast die bepalen of iemand zelfstandige of gewoon werknemer is. de wil van beide partijen om samen te werken op zelfstandige basis: het sociaal statuut van de zelfstandige moet helder beschreven worden in het contract. de vrijheid van werktijd: als zelfstandige bent u vrij om werkuren en/of vakanties zelf naar wens in te plannen. de vrijheid van organisatie van het werk: de zelfstandige is vrij om te beslissen hoe hij/zij de opdracht vervult. systematische en uitgebreide controle van de vorderingen van het werk impliceert werkgeversgezag en is derhalve en kan wijzen op een arbeidsrelatie. In sommige sectoren, zoals land- en tuinbouw, schoonmaak, bouw, bewaking en transport, is schijnzelfstandigheid een groot probleem. De arbeidsrechtbanken hanteren voor deze sectoren dan ook strengere regels. Stel een duidelijk samenwerkingscontract op. Om schijnzelfstandigheid uit te sluiten, stelt u dus maar beter een duidelijk samenwerkingscontract op met de opdrachtgever. Ongeacht of u nu als vennootschap of eenmanszaak optreedt. Dat samenwerkingscontract bevat steevast de volgende zaken: de partijen, inclusief vennootschapsvorm en adres omschrijving van de verwachte prestaties (zonder in detail te treden) vergoeding voor geleverde prestaties (spreek niet van loon maar 'fee' of 'honorarium') duur van de samenwerking opzeggingsmogelijkheden een exclusiviteitsclausule is uit den boze, een concurrentiebeding is wél mogelijk vermeld geen afspraken omtrent vakantiedagen, ziekte, evaluaties Straffen en sancties. Schijnzelfstandigheid is sociale fraude en wordt zwaar bestraft. De samenwerkingsovereenkomst wordt in dat geval geherkwalificeerd van zelfstandige naar werknemer. De werkgever kan in dat geval verplicht worden tot terugbetaling van de werkgevers- en werknemersbijdragen tot zeven jaar terug. Ook nalatigheidsintresten, een eenmalige forfaitaire aanslag van 10 procent en/of een boete zijn niet uitgesloten.

Lees meer
ABM logo tekst

4 vragen en antwoorden voor optimaal voorraadbeheer

17.10.2023

Lege rekken leiden tot oplopende levertermijnen en ontevreden klanten. Maar ook een te groot voorraadniveau is slecht nieuws voor de rendabiliteit van uw zaak. Hoe het optimale stockniveau vinden, en vier andere cruciale vragen rond optimaal voorraadbeheer, beantwoorden we in dit artikel. 1. Welke impact heeft voorraad op mijn winst?. Voorraad inslaan en beheren is duur. De kostprijs omvat onder andere de kosten voor de huur van het magazijn, afschrijvingen op magazijnmeubilair, onderhoud en energie, kapitaalkosten (zoals rente op leningen voor het magazijn) en de risicofactor (kosten inherent aan het risico van voorraadbeheer, zoals verouderde goederen). Al die kosten snijden in uw winstmarges. Met een weldoordachte voorraadstrategie houdt u dergelijke kosten beheersbaar. Handmatige voorraadoptimalisering speelt hierin een belangrijke rol, maar de grootste winst wordt behaald door gebruik te maken van voorraadbeheersoftware. 2. Hoe bepaal ik de levertermijn voor mijn productgamma?. Efficiënt voorraadbeheer gaat om het vinden van de juiste balans tussen service en kost. In het ideale scenario kan een winkel of groothandel elk product binnen een werkdag leveren. In de praktijk is dat echter onmogelijk. De daaraan gekoppelde voorraadkosten zouden flink de pan uitswingen. Handelaars moeten dus afwegen wat een haalbare (en concurrentiële) levertijd is voor hun producten, en hoeveel procent van hun bestellingen ze tijdig en volledig (On Time, In Full of OTIF) willen leveren. Niet elk artikel moet op dezelfde manier behandeld worden in de supplychain. Voor kritieke artikelen is een OTIF-percentage van 97 wenselijk, terwijl voor producten uit de marge van het assortiment een lager percentage aanvaardbaar is. Dergelijke afwegingen zijn onder andere afhankelijk van de rotatiesnelheid (hoe lang een product gemiddeld in het magazijn verblijft) en de aard van de klant (trouwe klanten verdienen een betere service). 3. Hoe bepaal ik het optimale voorraadniveau?. In feite gedraagt voorraad zich als een investering. Vroeg of laat verwacht u een return on investment. De vraag die u zich bij elke voorraadwijziging moet stellen, luidt dan ook: "Loont het dat ik investeer in voorraad en ga ik er voldoende winst op maken?" Voor artikelen met een lage winstmarge volstaat een beperkte voorraad. U hebt er belang bij dat de voorraadrotatie zo hoog mogelijk blijft, of anders gezegd: dat de artikelen zo snel mogelijk de deur uitgaan om de voorraadkost beperkt te houden. Een lage stock is dus wenselijk. Let wel, om wachttijden te beperken zijn goede afspraken met uw leveranciers noodzakelijk. Voor artikelen met een hoge marge is een ruime voorraad aanbevolen. Deze artikelen wil u veel verkopen en moet u dus altijd in voldoende mate in stock hebben. De return on investment van deze voorraad is hoog. 4. Wat zijn de belangrijkste voordelen van voorraadsoftware?. Voorraadbeheersoftware is op zijn sterkst als het deel uitmaakt van een totaalpakket, waarin ook aan- en verkoopbeheer zitten. Enterprise Resource Planning of ERP biedt tal van voordelen. InventariseringVoorraadtellingen die met behulp van een barcodelezer gebeuren, bevatten gevoelig minder fouten dan manuele tellingen. Een bijkomend voordeel van een geautomatiseerde telling is dat de voorraad meerdere keren per jaar onder de loep kan worden genomen. Bij een periodische telling krijgt u een veel correcter beeld van de voorraadbewegingen, waardoor de magazijnier korter op de bal kan spelen. VoorraadbewegingenEen ERP-systeem speelt een cruciale rol in het correct registreren van voorraadbewegingen. Het zorgt ervoor dat alle in- en uitgaande goederenstromen in de voorraad afgedekt en op een correcte manier afgehandeld worden. Barcodes of RFID-systemen bieden hierbij een groot voordeel. Bestellen uw klanten via een webshop? Dankzij dit systeem kunt u ook online weergeven hoeveel artikelen u op het moment van bestellen nog in voorraad hebt. Heldere klantcommunicatie verhoogt de algemene tevredenheid. Voorraadoptimalisering en forecastingVoorraadsoftware zoekt naar patronen in voorraadbewegingen en stelt op basis daarvan optimaliseringen voor. De software doet dus precieze voorspellingen en anticipeert op het verloop van in- en uitgaande artikelen. Zo komt u als nooit voor verrassingen (of lege rekken) te staan. Bovendien hebben voorraadoptimaliseringen een gunstige impact op de kostprijs van stock. RapporteringIn één muisklik krijgt u een gedetailleerd rapport van alle artikelen in voorraad. Welke producten doen het goed? Wat is de rotatiesnelheid per artikel of productgroep? Hoeveel bedraagt de voorraadkost? Al deze metrics maken de supplychain van uw handel inzichtelijk, zodat u gefundereerde beslissingen kunt nemen om de voorraad te optimaliseren.

Lees meer
ABM logo tekst

Elektronische facturatie tussen bedrijven wordt verplicht vanaf 2026

12.10.2023

Eind september 2023 bereikte minister van Financiën Vincent Van Peteghem in de ministerraad een akkoord over de verplichte invoering van digitale facturatie (e-invoicing) tussen ondernemingen vanaf 1 januari 2026. Er wordt een ruime overgangstermijn voorzien, zodat elke belastingplichtige de kans krijgt om zich aan te passen aan deze nieuwe werkwijze. De stap naar digitale facturatie is van belang om de btw-kloof (dit is het verschil tussen wat de overheid moet ontvangen aan btw-inkomsten en wat de overheid daadwerkelijk ontvangt), te verkleinen en in te zetten voor administratieve vereenvoudiging. Elektronische facturatie wordt de norm. Deze verplichting bestaat al voor facturen die worden uitgereikt aan de overheid. Vanaf 1 januari 2026 zal dit dus ook de norm worden in transacties tussen belastingplichtige ondernemingen. Concreet zult u als bedrijf gebruik moeten maken van gestructureerde elektronische facturen (GEF's) die verstuurd worden via het Peppol-netwerk. GEF's zijn digitale bestanden in XML-formaat (Extensible Markup Language) die opgebouwd zijn volgens een universele structuur, de Universal Business Language of UBL. Die opbouw zorgt ervoor dat softwarepakketten wereldwijd elektronische facturen volautomatisch kunnen inlezen en verwerken. De voordelen van elektronische facturatie. Dankzij elektronische facturatie kunnen processen aanzienlijk geautomatiseerd worden. Dit zorgt voor tijdswinst en administratieve vereenvoudiging voor uw bedrijf en uw fiscaal adviseur. Voor de overheid is elektronische facturatie een sterk wapen in de strijd tegen btw-fraude. Het nieuwe voorontwerp van minister Van Peteghem kadert in het regeerakkoord van de federale regering, waarbij het verkleinen van de btw-kloof een van de aandachtspunten is. Extra advies vereist. Vooraleer het wetsontwerp over elektronisch factureren gestemd kan worden, moeten eerst nog de Raad van State, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, Agrofront en ITAA hun advies geven.

Lees meer
ABM logo tekst

In de kijker: fiscaalvriendelijke voordelen van alle aard

09.10.2023

Van personenwagen tot laptop: voor veel ondernemers zijn fiscaalvriendelijke voordelen van alle aard (VAA) een populaire manier om hun maandelijkse bezoldiging aan te vullen. Centraal hierbij staat de gunstige forfaitaire basis voor de belasting ervan. Lees: de belasting die u betaalt voor het privégebruik Deze voordelen omvatten een brede waaier van extra's, gaande van personenwagen, smartphone (al dan niet met een abonnement) en laptop tot het ter beschikking stellen van een privéwoning, inclusief elektriciteit en verwarming. Ook lenen vanuit de vennootschap voor privédoeleinden, al dan niet met rente, kan tot een belasting van een voordeel van alle aard leiden. Omdat deze voordelen vanuit fiscaal oogpunt als een bezoldiging worden beschouwd, moet u er personenbelasting en (meestal) sociale bijdragen op betalen. Hierbij zou de werkelijke waarde van deze voordelen moeten gelden, maar voor de meest courante voordelen heeft de fiscus een forfait bepaald, dat vaak lager ligt dan de werkelijke waarde. We zetten enkele populaire voordelen van alle aard in de kijker: Smartphone: als u via uw vennootschap een toestel ter waarde van 1.000 euro en een bijhorend abonnement van 600 euro aankoopt, dan wordt u belast op een VAA van 144 euro op jaarbasis. Concreet leidt dit tot een bedrag van 80 euro als jaarlijkse belasting. U houdt netto dus meer over. VAPZ: als u uw VAPZ-premies en sociale bijdragen niet privé, maar door uw vennootschap laat betalen, dan zijn dit voor u als bedrijfsleider voordelen van alle aard die toegevoegd worden aan uw belastbaar inkomen. Voor uw vennootschap zijn dit aftrekbare beroepskosten. Bedrijfsfiets/speed pedelec: laat uw mobiliteit financieren door uw vennootschap! Als u als bedrijfsleider kunt aantonen dat u deze fiets regelmatig gebruikt voor (een deel van) uw woon-werkverplaatsingen, dan is dat voordeel van alle aard vrijgesteld van belastingen en sociale bijdragen. Dit geldt trouwens ook voor de onderhoudskosten en stallingskosten. Wist u dat u dit VAA kunt cumuleren met een belastingvrije fietsvergoeding van 0,27 euro per km (inkomstenjaar 2023)? Kosten privéwoning: de kosten van uw privéwoning - inclusief elektriciteit en verwarming - kunt u door uw vennootschap laten dragen, ook indien u als bedrijfsleider de woning (gedeeltelijk) gebruikt voor de huisvesting van uw gezin. Dit voordeel wordt forfaitair begroot. Maar let op! De fiscus en rechtbanken zijn zeer streng in het beoordelen van de aftrekbaarheid van deze kosten in hoofde van uw vennootschap. U moet uitvoerig kunnen aantonen waarom u voor dergelijke verloning kiest. Het gebruik van fiscaalvriendelijke voordelen van alle aard kan voor u als ondernemer een waardevolle strategie zijn om zowel de belastingdruk te verlichten als talent in uw bedrijf aan te trekken en te behouden. Het is echter cruciaal om altijd de wettelijke regels te respecteren, zodat u geen risico loopt op dure boetes.

Lees meer
ABM logo tekst

1 september 2023: herstructureringrichtlijn voor kmo's treedt in werking

07.10.2023

Op 7 juni 2023 werd de herstructureringsrichtlijn 2019/1023 geïmplementeerd in het Belgisch recht. De nieuwe wet trad in werking op 1 september 2023, met een impact op alle gerechtelijke reorganisatieprocedures die vanaf die datum geopend worden. Voor kmo's moet u rekening houden met enkele belangrijke aandachtspunten. Welke ondernemingen worden als 'kmo' gekwalificeerd? Volgens de nieuwe herstructureringswet is een onderneming 'klein' als ze geen van de volgende criteria overschrijdt gedurende twee achtereenvolgende boekjaren: een jaargemiddelde van 250 werknemers, een jaaromzet (excl. btw) van 40 miljoen euro en een balanstotaal van 20 miljoen euro. Te onthouden aandachtspunten: De inzet van preventieve maatregelen, met onder meer de oproeping van bepaalde schuldeisers met het oog op een schikking bij dreigende insolventie, de aanstelling van een herstructureringsdeskundige en een schuldenaar die volledig beschikkingsbevoegd blijft. De invoering van een initiële opschortingstermijn van maximaal vier maanden (tijdens dewelke de schuldenaar beschermd is), met de mogelijkheid tot verlening met maximaal twaalf maanden. De invoering van een besloten (in plaats van openbare) procedure tot gerechtelijke reorganisatie, waardoor een schuldenaar in een vertrouwelijk gerechtelijk kader kan onderhandelen met een deel van zijn schuldeisers. Pre-pack procedure of stil faillissement: een schuldenaar die denkt in staat van faillissement te verkeren, kan de rechtbank verzoeken om voorafgaand aan de faillietverklaring de overgang van alle of een deel van zijn activa en activiteiten voor te bereiden.

Lees meer
ABM logo tekst

Verblijfskosten in België: fiscaal aftrekbaar bedrag opgetrokken

03.10.2023

Als een werknemer kosten maken in opdracht van, of ten voordele van zijn werkgever, dan zal de werkgever die kosten in principe terugbetalen. Dergelijke betalingen zijn 'kosten eigen aan de werkgever'. Ze zijn niet belastbaar in hoofde van de werknemer en zijn gewoon aftrekbaar in hoofde van de werkgever. In principe moet de werknemer de echtheid en het bedrag van de uitgave bewijzen, maar er bestaan uitzonderingen, zoals voor verblijfskosten. Kosten eigen aan de werkgever. Als een werknemer kosten voorschiet voor zijn werkgever, dan zal de fiscus de terugbetaling ervan niet beschouwen als een vorm van loon. De werkgever die dergelijke kosten terug betaalt, moet in staat zijn om aan te tonen dat de vergoeding kosten betreft die eigen zijn aan hem als werkgever en dat die kosten ook echt werden gedragen: de werknemer moet een betalingsbewijs voorleggen aan de werkgever.  Betaalt de werkgever kosten terug die niet gemaakt zijn of betaalt hij méér dan de werkelijke uitgave, dan wordt de vergoeding wel degelijk als loon beschouwd en zijn er belastingen op verschuldigd.  Forfaitair. Om te vermijden dat de bewijsvoering tot administratieve overlast zou leiden, worden er zowel inzake belastingen, als inzake sociale zekerheid, forfaitaire bedragen aanvaard. Het grote voordeel van een forfait is dat niet meer moet aangetoond worden dat de vergoeding overeenkomt met de uitgave. Er zijn tal van voorbeelden van forfaitaire vergoedingen. Denken we maar aan de vergoedingen voor de carwash, parkeer- en tolgelden, de kantoorkosten thuis, de representatiekosten… Over dergelijke vergoedingen worden meestal rulings afgesloten.  Andere vergoedingen, zoals de verblijfskosten, worden door de fiscus via een circulaire gecommuniceerd.  Op fiscaal vlak . Zo publiceerde de fiscus midden september 2022 een circulaire met een aanpassing van de forfaits voor de verblijfskosten voor de periode vanaf 1 september 2022. De vorige aanpassing dateert van 1 juni 2022. De nieuwe bedragen zijn sinds 1 september 2022: dagelijkse forfaitaire vergoeding (ook bekend als 'maaltijdkosten'): 19,22 euro per dag (tegen 18,84 euro/dag op 1 juni 2022); maandelijkse forfaitaire vergoeding (maximaal 16 keer): 19,22 euro/ dag (tegen 18,84 euro/dag op 1 juni 2022); en aanvullende dagvergoeding voor huisvesting ('hotelkosten'): 144,16 euro/nacht (tegen 141,33 euro/nacht op 1 juni 2022). Inzake sociale zekerheid. Opgelet! De 'forfaits' zoals die door de fiscus worden bepaald, staan los van de forfaits die van toepassing zijn inzake sociale zekerheid. Voor de hierboven vermelde verblijfskosten beschouwt de RSZ-administratie de vergoeding niet als loon als ze niet hoger is dan:  10 euro/dag voor baankosten (wegens het feit dat er geen sanitaire voorzieningen zijn);  7 euro/dag voor maaltijden; en  35 euro/dag indien het personeelslid moet overnachten. Die bedragen werden al geruime tijd niet aangepast. Bovendien gelden deze forfaits alleen voor 'niet-sedentair' personeel. 

Lees meer
ABM logo tekst

Loonbonus (cao 90) invoeren voor uw personeel? Voer uw bonusplan in voor 31 oktober 2023!

03.10.2023

Met de loonbonus (cao 90) heeft een werkgever de mogelijkheid om aan zijn personeel een voordelige bonus toe te kennen op basis van collective doelstellingen. Dergelijke verloningsvorm is zeer voordelig op fiscaal en sociaal vlak. Voerde u dergelijke bonus dit jaar nog niet in? Dit kan alsnog voor het laatste kwartaal van 2023, al hebt u dan geen tijd te verliezen! Want ook al vallen de meeste referteperiodes samen met een kalenderjaar, toch is ook een kortere referteperiode van minstens drie maanden mogelijk. Met andere woorden: u kunt nog een bonusplan invoeren voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2023. Als u deze optie kiest, moet u dit bonusplan echter uiterlijk 31 oktober 2023 indienen! De ondernemings-cao of toetredingsakte moet namelijk neergelegd worden bij de griffie van de FOD WASO vooraleer een derde van de referteperiode is verstreken. Ter opfrissing: een loonbonus is zowel op fiscaal als sociaal vlak zeer voordelig. Een werknemer betaalt een solidariteitsbijdrage van 13,07% op het toegekende bedrag. Als werkgever moet op het bedrag een patronale bijdrage van 33% betalen. Voor de fiscus hoeft er geen bedrijfsvoorheffing te worden ingehouden zolang het grensbedrag (dat jaarlijks geïndexeerd wordt) niet wordt overschreden. Het fiscale grensbedrag wordt bekomen na inhouding van de solidariteitsbijdrage van de werknemer. Voor 2023 zijn de grensbedragen: 3.948 euro voor de socialezekerheidsbijdragen 3.434 euro voor de bedrijfsvoorheffing Als het uitgekeerde voordeel het plafond overschrijdt, dan wordt het overschot onderworpen aan de gewone sociale zekerheidsbijdragen en aan de bedrijfsvoorheffing (uitzonderlijke vergoedingen). Ter info: de kosten van de loonbonus zijn voor u als werkgever volledig fiscaal aftrekbaar.

Lees meer
ABM logo tekst

Investeringen 2023: gewijzigde percentages investeringsaftrek

02.10.2023

Via de investeringsaftrek kan een onderneming een gedeelte van haar winst vrijstellen voor bepaalde nieuwe investeringen die zij tijdens het belastbare tijdperk heeft gedaan. Met welke (gewijzigde) percentages voor de investeringsaftrek moet u rekening houden? Eenmalige investeringsaftrek. Voor investeringen verkregen of tot stand gebracht tussen 12/03/2020 en 31/12/2022 gold tijdelijk een verhoogde eenmalige investeringsaftrek van 25% voor eenmanszaken, vrije beroepen en kleine vennootschappen. Voor investeringen uitgevoerd sinds 1 januari 2023 bedraagt dit tarief opnieuw 8%. Als gevolg van de stijging van het indexcijfer van consumptieprijzen werden de percentages voor vennootschappen voor "bijzondere investeringen" met betrekking tot aanslagjaar 2024 verhoogd. Voor investeringen verkregen of tot stand gebracht vanaf 01/01/2023 verbonden met aanslagjaar 2024 gelden de volgende percentages: 20,5% voor octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en rookafvoer- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen 20,5% voor digitale vaste activa voor integratie en exploitatie van betalings- en factureringssystemen en beveiliging van ICT + aanvullende investeringen (enkel voor kleine vennootschappen) 27,5% voor investeringen in beveiliging (enkel voor kleine vennootschappen) Voor investeringen gedaan vanaf 01/01/2023 verbonden met aanslagjaar 2023, de zogenaamde gebroken boekjaren, gelden de volgende percentages: 13,5% voor octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en rookafvoer- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen 13,5% voor digitale vaste activa voor integratie en exploitatie van betalings- en factureringssystemen en beveiliging van ICT + aanvullende investeringen (enkel voor kleine vennootschappen) 20,5% voor investeringen in beveiliging (enkel voor kleine vennootschappen) Voor kleine vennootschappen is het zinvol om na te gaan of ze geen gebruik kunnen maken van de bijzondere investeringsaftrekken, in plaats van de gewone eenmalige investeringsaftrek van 8%. Het percentage van investeringsaftrek voor de volgende investeringen is opnieuw hetzelfde: 42% voor koolstofemissievrije vrachtwagens + elektrische laadinfrastructuur 30% voor zeeschepen 3% voor hergebruik van verpakkingen Gespreide investeringsaftrek. Naast de eenmalige investeringsaftrekken bestaat er ook nog de gespreide investeringsaftrek. Bij de gespreide investeringsaftrek wordt er rekening gehouden met de fiscaal aangenomen afschrijvingen. De gespreide investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling is van toepassing op kleine en grote vennootschappen. Voor afschrijvingen gedaan op milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling bedraagt de investeringsaftrek 27,5%. Dit percentage is van toepassing op investeringen verkregen of tot stand gebracht sinds 1 januari 2023 verbonden aan aanslagjaar 2024. Voor grote en kleine vennootschappen die investeren sinds 1 januari 2023 verbonden met het aanslagjaar 2023 bedraagt de investeringsaftrek 20,5% voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling.

Lees meer
ABM logo tekst

Vierdaagsewerkweek geen hoogvlieger

29.09.2023

De vierdaagse werkweek is vandaag in slechts zes procent van de Vlaamse kmo's ingevoerd, blijkt uit een onderzoek van hr-dienstverlener SD Worx. De arbeidsdeal van de federale regering met als doel meer mensen aan het werk te krijgen en flexibiliteit te stimuleren is geen overdonderend succes. De vierdaagsewerkweek bijvoorbeeld, waarbij voltijdse werknemers aan hun werkgever kunnen vragen om hun job in vier dagen te presteren, wordt amper toegepast. Het systeem, dat komt overwaaien uit de bouw waarbij , is sinds november 2022 opengesteld voor alle sectoren. Werkgevers zijn evenwel niet verplicht om het in te voeren. Strijd om talent. Zes maanden na de invoering maakt slechts 6 procent van de Vlaamse kmo's gebruik van de vierdaagsewerkweek, onderzocht SD Worx. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben wel interesse in het systeem, zo blijkt uit het onderzoek, maar houden voorlopig vast aan de traditionele vijfdaagsewerkweek, mogelijk uit angst voor een verlaagde productiviteit bij werknemers. Nochtans kan de vierdaagsewerkweek kmo's helpen in de zoektocht naar personeel. Flexibiliteit in werktijden is een van de belangrijkste voorwaarden die jonge werknemers vooropstellen. Vierdaagsewerkweek voor ambtenaren. Ook ambtenaren kunnen sinds kort overigens van de vierdagenwerkweek gebruikmaken. Het Koninklijk Besluit van minister De Sutter werd twee weken geleden door de regering goedgekeurd. Ambtenaren kunnen trouwens nog flexibeler omgaan met hun werktijden: ze kunnen kiezen voor een wisselende weekrooster, waarbij ze de ene week meer werken en de andere minder.

Lees meer
ABM logo tekst

LinkedIn inzetten als digitale salesassistent

25.09.2023

Als ondernemer pakt u graag uit met uw expertise. LinkedIn is het instrument om die kennis uit te stallen en zo uzelf en uw bedrijf in de spotlight te zetten. Hoe dat precies werkt? Expertise in de kijker zetten. Uw doelgroep moet weten dat u goed bent in wat u doet, alvorens ze ook echt klant worden. LinkedIn is het ideale platform om dat te bewerkstelligen. Er zijn twee manieren om expertise uit te stallen: 1. unieke kwalitatieve content verspreiden 2. referenties en onderschrijvingen krijgen Contentmarketing is een vorm van branding waarbij bedrijven door middel van waardevolle content (zowel tekstueel als audiovisueel) informatie verschaffen aan potentiële klanten. Het doel is niet producten of diensten te verkopen, wél advies te geven en op die manier vertrouwen en autoriteit te winnen. Contentmarketing en LinkedIn: perfecte match. Omdat LinkedIn een enorm bereik heeft, is het een van de beste kanalen om uw doelgroep te bereiken. Bovendien kunt u heel precies bepalen wie u wil bereiken. Anderzijds wordt relevante content - content die een meerwaarde betekent voor uw doelgroep - geapprecieerd en daardoor vaak gedeeld. De bouwstenen van autoriteit op LinkedIn. Als ondernemer wil u graag dat mensen uw vaardigheden en sterktes onderstrepen. Op LinkedIn kan dit via onderschrijvingen ('endorsements' in het Engels). Elke vaardigheid die u uzelf toekent, kan worden onderschreven door uw LinkedIn-connecties. Dat is uiteraard een krachtig signaal voor leads en klanten. Connecties kunnen ook nog een stap verder gaan en een uitgebreide aanbeveling schrijven. Deze aanbevelingen zijn zichtbaar voor iedereen en dragen bij aan de autoriteit van uw profiel. LinkedIn-autoriteit opbouwen: tips en tricks. Autoriteit bouwt u op door herhaaldelijk uw expertise in de verf te zetten. Dat doet u door waardevolle content te creëren voor uw doelgroep. Doet u dit op een effectieve manier, dan gaan mensen uw content ook delen. Ze worden uw ambassadeurs en gaan uw expertise actief aanbevelen. Hoe meer mensen u aanduiden als dé expert ter zake, hoe meer men u gaat zien als autoriteit in uw sector of kennisgebied. De som van alle content, referenties en onderschrijvingen samen bepaalt uw LinkedIn-autoriteit. Al deze elementen tonen dat u als ondernemer (en bij uitbreiding: uw bedrijf) betrouwbaar én een echte expert bent in uw vakgebied.

Lees meer
ABM logo tekst

Zo scoort u met uw b2b-webshop

21.09.2023

Groothandelaar of leverancier? Dan is een webshop onmisbaar. In dit artikel leest u hoe u een succesvolle b2b-webshop uitbouwt en uw online sales omhoogstuwt. 1. Lijst alle productinfo online op Wie online shopt, wil ook online geïnformeerd worden. Alle informatie over uw producten - van voordelen over technische informatie tot prijzen en kortingen - moet online raadpleegbaar zijn. Zorg voor heldere en duidelijke teksten die vlot lezen. Die helpen uw klanten om het antwoord te vinden op specifieke vragen en ze geven uw webshop de nodige online autoriteit. 2. Optimaliseer uw b2b-webshop Uiteraard wil u dat uw producten en diensten online gevonden worden. Daarvoor is de nodige kennis van SEO, ofwel Search Engine Optimization, noodzakelijk. Door uw pagina's te optimaliseren gaan ze hoger scoren in Google, waardoor u sneller gevonden wordt. SEO is een zeer uitgebreid topic waar we hier onmogelijk uitgebreid op kunnen ingaan, maar we geven u toch graag deze tips mee: schrijf pagina's rond specifieke keywords of keywordgroepen die u op strategische plaatsen (titel, tussentitels, url, ...) laat terugkomen optimaliseer de laadtijd van uw pagina's, zowel voor desktop als mobiel gebruik investeer in linkbuilding: zowel interne als externe links zijn belangrijk voor een goede ranking. 3. Maak uw webshop toegankelijk voor elk toestel Een webshop moet gebruiksvriendelijk zijn op elk toestel. Online shoppers, ook b2b-klanten, kopen namelijk niet alleen vanachter hun computerscherm, maar ook met hun mobiele telefoon of tablet. Uw webshop moet, met andere woorden, responsive zijn: pagina's moeten zich automatisch aanpassen aan de afmetingen van het scherm. Daar zijn de nodige technische ingrepen voor nodig. 4. Voorzie een krachtige zoekfunctie (Terugkerende) klanten willen snel te weten komen welke producten u aanbiedt. Daarom is een uitgebreide zoekfunctie noodzakelijk. Een zoekbalk en slimme filters helpen hen om snel inzicht te krijgen in uw productaanbod. 5. Integreer klantdata uit uw ERP-systeem in uw webshop Door de gegevens uit uw ERP-systeem te gebruiken kunt u een meer persoonlijke service bieden op uw webshop. Denk aan klantspecifieke prijzen, kortingen en productsuggesties. Zo biedt u een online koopervaring op maat van uw klant. Daarnaast kunt u ook actuele voorraadgegevens uit het ERP gebruiken om uw klanten optimaal te informeren over levertermijnen.

Lees meer
ABM logo tekst

Financiële metrics om in het oog te houden om cashflowproblemen voor te blijven

18.09.2023

Monitoring en opvolging van de cijfers zijn essentieel voor de financiële gezondheid van uw bedrijf. Maar welke kpi's moet u in het oog houden? We onderscheiden er zeven. 1. Cashflow-analyse op de korte en lange termijn Hoe evolueert de cashflow van week tot week, en van maand tot maand? 2. Betalingsopvolging, inclusief stockrotatie Welke klanten respecteren de afgesproken betalingstermijnen, welke niet? Met deze informatie kunt u aan de slag om uw debiteurenbeheer te bepalen. Wat is de omloopsnelheid van uw voorraden? Deze data helpt u het juiste evenwicht te vinden in uw voorraadbeheer. 3. Solvabiliteit en werkkapitaalbehoefte In hoeverre bent u in staat kredieten en leningen terug te betalen? En hoeveel kapitaal heeft uw onderneming nodig om aan de dagelijkse financiële verplichtingen te voldoen (leveranciers betalen, salarissen uitkeren, onderhoud uit te voeren, ...)? 4. Analyse van brutomarge of EBITDA-niveau Hoeveel omzet houdt u over na aftrek van de leverancierskosten (brutomarge)? Of na aftrek van de leverancierskosten, interesten, belastingen, afschrijvingen en waardeverminderingen (EBITDA)? Met deze data kunt u een grondige analyse maken van de rentabiliteit per activiteit, project, product of vestiging van uw bedrijf. 5. Prognoses en daadwerkelijke winst/verlies Hoeveel winst/verlies hebt u de voorbije maanden geboekt? Hoeveel winst/verlies zal u de komende maanden boeken, rekening houdend met diverse plausibele scenario's? 6. Opvolging hr-kosten Hoeveel bedragen uw personeelskosten? Hoe productief zijn uw werknemers? Wat is het verzuimpercentage? 7. Opvolging van sales: crm, pipeline en forecast Welke verkopen zitten er in de pijplijn op de korte en lange termijn? Realtime inzicht dankzij directe koppeling met uw boekhoudsoftware. Dashboard- en rapporteringstools maken het u gemakkelijk om de hierboven opgesomde metrics te monitoren. De cijfers worden rechtstreeks uit uw boekhoudpakket geplukt en in een overzichtelijk dashboard met grafieken en tabellen gegoten. Bovendien wordt de data continu geactualiseerd. Wijzigen de cijfers in uw boekhouding? Dan ziet u daar meteen de neerslag van in uw dashboard. Zonder enige manuele tussenkomst.

Lees meer
ABM logo tekst

Zo maakt u voorraadbeheer rendabel

15.09.2023

Voorraadbeheer vormt een essentieel maar vaak verguisd onderdeel van het bedrijfsbeheer. Wie slim is in het magazijn, kan echter een commercieel voordeel behalen. Voorraad inslaan en beheren is duur. In België wordt de voorraadkost voor de gemiddelde kmo geraamd op 15 tot 20 procent van de financiële waarde van de voorraad. Toch is stock in veel gevallen onmisbaar. Om drie redenen: 1. Een snelle levering verhoogt uw service. 2. Door in bulk aan te kopen drukt u de prijs. 3. Allerhande omgevingsfactoren hebben een impact op de voorraadstrategie: a) het productieproces: complexe goederen die gefaseerd worden geproduceerd, krijgen in afwachting van de volgende stap in het proces een plaats in het magazijn. b) cyclische voorraad: seizoensproducten, zoals ijs, worden op voorhand geproduceerd en opgeslagen. c) speculatieve voorraad: extra voorraad die wordt ingeslagen omdat men verwacht winst te kunnen maken (bijvoorbeeld bij een promoactie van een leverancier). Hoeveel voorraad moet u inslaan?. Hoeveel artikelen u het best inslaat om een rendabele voorraad te verkrijgen, is van heel wat factoren afhankelijk, maar houd alvast deze vuistregel in het achterhoofd: Voor artikelen met een lage winstmarge is een beperkte voorraad aangewezen. Voor artikelen met een hoge marge kan een ruime voorraad aangehouden worden. Wat is de kostprijs van voorraad?. Om de kostprijs van voorraad te kennen, houden we rekening met: Prijs: kapitaalkosten verbonden aan voorraadbeheer (bijvoorbeeld rente op leningen bij de bank) en het ondernemingsrisico. Ruimte: de kosten voor de huur van het magazijn, maar ook afschrijvingen op magazijnmeubilair, onderhouds- en energiekosten, personeelskosten, ... Risicofactor: kosten die het gevolg zijn van het risico inherent aan voorraadbeheer. Goederen in voorraad kunnen bijvoorbeeld verouderen, uit de mode raken of bederven, waardoor de verkoopprijs daalt. De totale voorraadkosten bedragen +/- 20 procent. Uw voorraadstrategie bepalen: een kwestie van balans. Efficiënt voorraadbeheer gaat om het vinden van de juiste balans tussen service en kost. Bedrijven moeten afwegen wat een haalbare (en concurrentiële) levertijd is voor hun producten, en hoeveel procent van hun bestellingen ze tijdig en volledig (On Time, In Full of OTIF) willen leveren. Voor kritieke artikelen is een OTIF-percentage van 97 misschien wenselijk, terwijl voor producten uit de marge van het assortiment een lager percentage aanvaardbaar is. Geautomatiseerd voorraadbeheer: efficiënt en foutloos. Automatisering beperkt menselijke foutenVoorraadtellingen die met behulp van een barcodelezer gebeuren, bijvoorbeeld, bevatten gevoelig minder telfouten dan manuele tellingen. Een bijkomend voordeel van een geautomatiseerde telling is dat de voorraad meerdere keren per jaar onder de loep kan worden genomen. Bij een periodische telling krijg je een veel correcter beeld van de voorraadbewegingen, waardoor de magazijnier veel korter op de bal kan spelen. Correct registreren van voorraadbewegingenERP-systemen spelen een cruciale rol in het correct registreren van de voorraadbewegingen. Ze zorgen ervoor dat alle in- en uitgaande goederenstromen in de voorraad afgedekt en op een correcte manier afgehandeld worden. Barcodes of RFID-systemen bieden hierbij een groot voordeel. Voorraadoptimalisering en forecastingVoorraadsoftware zoekt naar patronen in voorraadbewegingen en stelt op basis daarvan optimaliseringen voor. De software doet dus precieze voorspellingen en anticipeert op het verloop van in- en uitgaande artikelen. Zo komt u nooit voor verrassingen (of lege rekken) te staan. Bovendien hebben voorraadoptimaliseringen een gunstige impact op de kostprijs van stock.

Lees meer
ABM logo tekst

In 6 stappen naar een groen wagenpark voor uw bedrijf

13.09.2023

In ons land staan alle lichten op groen om wagenparken in bedrijven en organisaties versneld te elektrificeren. Via nieuwe wetgeving, subsidies en premies stimuleren de verschillende overheden ondernemers en hun medewerkers om de switch te maken van fossiele brandstof naar elektrisch rijden. In dit kader is 2026 een belangrijke mijlpaal, omdat vanaf dan fiscale stimuli voor klassieke bedrijfsvoertuigen met verbrandingsmotor afgebouwd en stopgezet worden. De overgang naar een groen wagenpark vergt de nodige voorbereiding, die je best gestructureerd en weloverwogen aanpakt. Want enkel dan maak je van deze oefening een succes binnen uw bedrijf of organisatie, met een voldoende groot draagvlak bij werknemers en externe stakeholders. Breng strategische vragen in kaart . Omdat de overgang naar een elektrische vloot een grote impact heeft op uw organisatie, is het cruciaal om – eventueel in overleg met een extern advieskantoor – de volgende elementen in kaart te brengen: De gewenste grootte van uw wagenvloot, rekening houdend met onder andere de toepassing van telewerk en vastgoedstrategie binnen uw bedrijf De gewenste match tussen medewerkers - in functie van hun rijprofiel en toekomstige mobiliteitsnoden saved-on en elektrisch rijden De nood aan gewenste laadinfrastructuur, zowel in uw organisatie als bij medewerkers thuis Aankoopcriteria, met een grondige screening van de huidige toeleveringsketen en leasingvoorwaarden Te verwachten wijzigingen in de (fiscale en sociale) regelgeving Maak werk van een draaiboek elektrisch rijden. Hebt u samen met uw collega's een helder zicht op deze strategische punten? Dan is het tijd voor een concreet draaiboek. Dit transitieplan bevat de volgende stappen: Stap 1 - Mik op 'laaghangend fruit' Om de overgang naar elektrisch rijden in uw organisatie op kruissnelheid te doen komen, kunt u starten met actiepunten die relatief weinig moeite kosten, zoals: Het vervangen van aflopende leasecontracten van 'klassieke' bedrijfswagens door een duurzame alternatief De inzet van EV-ambassadeurs in uw organisatie, die andere collega's mee op sleeptouw nemen richting groene mobiliteit De eventuele lancering van rijcursussen (defensief rijden, antislipcursus, ... ) als beloning voor medewerkers die mee aan de elektrische kar trekken Stap 2 - Breng het rijprofiel per werknemer in kaart Als volgende stap brengt u in kaart hoe uw werknemers zich verplaatsen van en naar het werk. Deze oefening "die niet te gedetailleerd hoeft te zijn" geeftt u een interessante inkijk in de rijprofielen in uw organisatie. Zo leert u onder meer: wat het aandeel is per transportmiddel (wagen, openbaar vervoer, fiets, te voet, ... of een combinatie ervan) wat het gemiddelde aantal afgelegde kilometers is voor woon-werkverkeer welke voertuigklasse het populairst is welke leasecontracten wanneer zullen aflopen Stap 3 - Vergelijk EV-modellen en maak een eerste selectie Als derde stap is het nuttig om ? op basis van de resultaten van stap 2 ? samen met interne en externe stakeholders beschikbare EV-modellen in kaart te brengen. Het aanbod van elektrische wagens neemt immers snel toe, en dus is het cruciaal om mee te zijn met de nieuwste modellen en trends. Bij deze vergelijkende studie is het uiteraard een verstandige zet om rekening te houden met kenmerken die relevant zijn voor uw medewerkers, zoals bijvoorbeeld actieradius, aankoop- of leaseprijs, levertermijnen, laadvolume, enzovoort. Op deze manier kunt u ook al bepaalde modellen (ontoereikend, te duur, ...) van uw longlist schrappen. Stap 4 - Match behoeften met het beschikbare EV-aanbod Met alle verzamelde info gaat u aan de slag om werknemersbehoeften te matchen met een lijst van geschikte elektrische wagens. Stap 5 - Breng alle laadopties in kaart Zonder de nodige laadinfrastructuur maakt de transitie van niet-emissievrij naar elektrisch rijden uiteraard geen schijn van kans. Daarom besteed je best de nodige tijd aan een analyse van mogelijke laadopties, zoals: Welke capaciteit aan laadstations kan uw bedrijfsparking aan? Kunt u in uw organisatie groene stroom inzetten? Investeert u als werkgever mee in thuislaadpunten bij uw collega's? Gaat u voor het gebruik van laadpassen, zodat medewerkers toegang krijgen tot publieke laadpalen? Omwille van de complexiteit van dit thema - en groeiend aanbod van laadoplossingen - kan het nuttig zijn om in zee te gaan met een externe partner die u mee wegwijs maakt in de jungle van laadopties. Zo blijft u door de bomen het bos zien en behoudt u een helder overzicht. Stap 6 - Schets een tijdslijn Zowel interne als externe betrokken partijen weten graag wanneer welke stap in dit transitieplan uitgevoerd wordt, en dus ook wanneer ze concrete resultaten mogen verwachten. Een (realistisch ingeschatte) tijdslijn houdt iedereen scherp en zet alle neuzen in de gewenste richting. Als u dit draaiboek stap voor stap afwerkt, dan bent u goed op weg om van uw medewerkers een echt E-team te maken!

Lees meer
ABM logo tekst

Fiscus verduidelijkt praktische aspecten belastingvermindering voor laadpalen elektrische auto's

13.09.2023

Mobiliteit en duurzaamheid gaan alsmaar vaker hand in hand. Ook op fiscaal vlak zien we dat beide thema's nauwer op elkaar afgestemd worden, onder meer via de wet inzake de 'fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit' die de federale regering twee jaar geleden publiceerde. De toenemende vergroening van het (bedrijfs)wagenpark zorgt uiteraard ook voor een substantiële groei in het aantal geïnstalleerde laadstations voor elektrische auto's. In een nieuwe circulaire gaat de fiscus dieper in op enkele praktische vragen over de belastingvermindering voor vaste laadstations voor elektrische auto's (circulaire 2023/C/57, 8 juni 2023). Vennootschappen. Vennootschappen die investeren in laadstations, kunnen de kosten hiervan volledig aftrekken, ongeacht het aftrekpercentage van de wagens die gebruikmaken van die laadpalen. Gaat het bovendien om laadstations die nieuw zijn en vast, publiek toegankelijk en intelligent? Dan kan een vennootschap zelfs beroep doen op een verhoogde kostenaftrek voor de afschrijvingen. Ter info: een intelligent laadstation houdt in dat de laadtijd en het laadvermogen door een energiebeheerssysteem gestuurd kunnen worden). table.fiscus202309 { width: 100%; } table.fiscus202309, table.fiscus202309 td, table.fiscus202309 th { border: 1px solid; border-collapse: collapse; } table.fiscus202309 td, table.tarieven th { padding: 2pxw; } Tarief verhoogde kostenaftrek Periode investering in laadstation 200%. Van 1 september 2021 t.e.m. 31 maart 2023. 150%. Van 1 april 2023 t.e.m. 31 augustus 2024. Particulieren. Laat een van uw werknemers als particulier thuis een laadstation plaatsen? Dan kan hij of zij genieten van een eenmalige belastingvermindering in de personenbelasting. Als voorwaarden geldt dat het om een nieuw, intelligent en vast laadstation moet gaan. Verder moet het laadstation in of bij de woning geplaatst worden, gebruikmaken van groene energie en goedgekeurd zijn door een erkende instelling. Aangifteformaliteiten (voor de personenbelasting). De nieuwe circulaire gaat ook dieper in op de aangifteformaliteiten van bewijsstukken en het ter beschikking houden van documenten voor de fiscus. Concreet gaat het om de volgende verplichtingen: Bij de aangifte te voegen (nieuw vanaf aanslagjaar 2023): de factuur voor de plaatsing van het laadstation (met vermelding van het adres waarop het laadstation is geplaatst) het keuringsattest van het vaste laadstation (AREI-attest) Ter beschikking van de fiscus houden: het bewijs van de betaling van de uitgaven voor de plaatsing van het vaste laadstation (unidirectioneel of bidirectioneel) de stukken die bewijzen dat het laadstation een intelligent laadstation is en het alleen groene stroom gebruikt de facturen voor de uitgaven die voor de belastingvermindering in aanmerking komen (bijvoorbeeld keuringskosten). Merk op dat de factuur voor de plaatsing van het laadstation bij de aangifte moet worden gevoegd

Lees meer
ABM logo tekst

Uitvoering IPA 2023-2024: herinvoer relance-uren, verhoging fiscaal voordelige overuren en verlenging innovatiepremies

07.09.2023

Op 6 april 2023 werd binnen de Groep van 10 'de top van de Belgische vakbonden en werkgeversorganisaties' een nieuw interprofessioneel akkoord (IPA) afgesloten. Op basis van dit akkoord zorgt de wetgever nu voor de uitvoering van een aantal overeengekomen maatregelen, met name: 1. de herinvoering van de 120 bijkomende vrijwillige overuren (relance-uren) van 1 juli 2023 tot 30 juni 2025 (cfr. een van onze vorige nieuwsberichten) 2. de verlenging van de eenmalige innovatiepremie 3. de verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag voor aj. 2024, 2025 en 2026 Wat punt 1 betreft, gaat het om de mogelijkheid om, bovenop het basiscontingent van vrijwillige overuren, 120 bijkomende vrijwillige overuren (zogenaamde relance-uren) te presteren zonder overloon. Dit geldt voor alle sectoren. Een werknemer moet hiervoor vooraf schriftelijk akkoord gaan. Deze 'relance-uren' genieten een bijzondere fiscale en parafiscale behandeling. Zo zijn ze volledig vrijgesteld van RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing en is geen inhaalrust of overloon verschuldigd. Punt 2: via de innovatiepremie kan een werkgever een financiële vergoeding geven aan een werknemer die een innovatief idee aanbrengt met een reële waardetoevoeging voor het bedrijf. De vergoeding is 'mits een aantal voorwaarden' vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en inkomstenbelastingen.

Lees meer
ABM logo tekst

30 september 2023: deadline om in 2022 betaalde EU-btw terug te vragen

04.09.2023

Betaalde u in 2022 in een andere EU-lidstaat btw voor beroepsmatige uitgaven, zoals een tankbeurt of deelname aan een vakbeurs? Dan kunt u deze btw onder bepaalde voorwaarden terugvorderen, al verloopt dit niet via uw gewone btw-aangifte. Hoe dan wel? Via een afzonderlijke Intervat-toeassing, met name de VAT-refund-module. In deze module moet uw boekhouder per lidstaat en per leverancier de nodige informatie ingeven (zoals btw-nummer, naam, adres, factuurnummer,?) en de nodige codes toekennen. Na ontvangst van uw verzoek stuurt de Belgische administratie dit door naar de lidstaat in kwestie. Deze heeft vier maanden de tijd om een beslissing te nemen. Bij een ? al dan niet volledige ? positieve beslissing volgt de effectieve terugbetaling binnen tien werkdagen. Houd er rekening mee dat het vereiste minimumbedrag voor een teruggaafverzoek 50 euro per kalenderjaar bedraagt. Dit minimumbedrag geldt wel per EU-lidstaat. Belangrijk om weten: alle buitenlandse btw die u in 2022 betaald heeft, moet u voor 30 september 2023 terugvragen. Na deze deadline vervalt uw recht op teruggave.

Lees meer
ABM logo tekst

Belastingvermeerdering vermijden? Vergeet uw voorafbetaling niet!

01.09.2023

Als ondernemer of cijferberoeper loopt uw agenda snel vol met diverse afspraken en deadlines. Wellicht hebt u de belangrijkste deadlines van de fiscale jaarkalender 2023 met stip in uw agenda genoteerd, zodat u steeds in orde bent met onder meer voorafbetalingen en aangiftes. Maar omdat uw agenda als ondernemer snel volloopt met diverse afspraken, kan het gebeuren dat u een bepaalde deadline door de mazen van het net glipt. Daarom herinneren we u er graag aan dat de derde voorafbetaling van dit jaar uiterlijk 10 oktober 2023 moet gebeuren. Dankzij deze voorafbetaling vermijdt u een verhoging bij de afrekening in uw belastingbrief. Let wel: 10 oktober 2023 is de datum waarop de betaling al op de rekening van de fiscus moet staan. U doet uw betaling dus best iets vroeger. Een betaling die na de deadline op de rekening van de fiscus komt, schuift door naar het volgende kwartaal. Voor het vierde kwartaal is de deadline 20 december 2023.

Lees meer
ABM logo tekst

Kmo's geen voorstander van afschaffing ziektebriefje

30.08.2023

Zeven op de tien kmo's zijn tegen een verdere afschaffing van het ziektebriefje. Dat blijkt uit een bevraging door SD Worx bij 481 kmo-bedrijfsleiders. Personeelsplanning wordt zonder het ziektebriefje veel complexer, luidt de kritiek. Vandaag mogen werknemers drie keer per jaar een dag ziek zijn zonder dat ze daarvoor een medisch attest moeten voorleggen. Werkgevers met minder dan 50 werknemers kunnen van deze regel afwijken. Maar er ligt intussen al een nieuw wetsvoorstel op tafel dat de afschaffing van het ziektebriefje uitbreidt naar drie keer drie dagen per werknemer, per kalenderjaar en dat voor alle bedrijven, ongeacht hun omvang. Meeste bedrijven vragen altijd attest. Uit een bevraging van hr-bedrijf SD Worx bij 481 kmo-bedrijfsleiders blijkt dat 53 procent altijd een medisch attest vraagt, zelfs bij afwezigheid van één dag (47 procent in Vlaanderen, 66 procent in Wallonië). Ongeveer vier op de tien kmo's (36%) vragen pas een medisch attest vanaf meerdere dagen afwezigheid. Kleine vs grote kmo's. Opvallend: kmo?s met minder dan 5 werknemers vragen significant minder vaak om ziektebriefjes dan kmo?s met meer dan 5 werknemers: 45 procent ten opzichte van 70 procent. Gemiddeld vraagt slechts 11% van alle kmo's geen ziektebriefjes meer, tenzij in uitzonderlijke gevallen. Vrees voor continuïteit in productie. Het nieuwe wetsvoorstel stuit op tegenstand bij de kmo's. Bijna 70% is tegen een verdere uitbreiding van het weglaten van het ziektebriefje. Slechts 16% is voorstander. De administratieve vereenvoudiging die de uitbreiding van het ziektebriefje belooft weegt dus voor de meeste bedrijfsleiders niet op tegen mogelijke andere uitdagingen. In productieomgevingen met arbeiders vreest men bijvoorbeeld voor de continuïteit van de productie of dienstverlening wanneer arbeiders last-minute wegvallen. Het is dus belangrijk dat zij hun baas tijdig inlichten over hun ziekte.

Lees meer
ABM logo tekst

Het intakegesprek: 5 tips om kaf van koren te scheiden

28.08.2023

Als proactieve ondernemer speurt u voortdurend naar nieuwe businessopportuniteiten. Maar nieuwe klanten aanwerven vraagt tijd én een sluitende strategie. Een overtuigend intakegesprek is een goed begin. In dit artikel delen we vijf tips waarmee het eerste formele contact met nieuwe klanten op wieltjes loopt. Een intakegesprek is een verkennend contactmoment waarbij u potentiële nieuwe klanten probeert te overtuigen van uw expertise en ervaring. Het biedt u de gelegenheid om uzelf en uw zaak in de kijker te zetten. Maar het is ook een gelegenheid voor u om in te schatten wat voor vlees u in de kuip hebt. Tip 1: stel de klant op zijn gemak. Een goede eerste indruk is ontzettend belangrijk. Zorg dus dat het eerste gesprek een prettige ervaring wordt. Neem ruim de tijd om de klant te leren kennen in een persoonlijk gesprek. Zorg voor een fijne omgeving waarin u niet wordt gestoord en zet koffie of thee klaar. Of spreek af in een leuk café in de buurt. Tip 2: wees geïnteresseerd. Zorg dat de klant zich welkom voelt. Met smalltalk stelt u hem of haar gerust en leert u elkaar alvast een beetje beter kennen. Dat kan eenvoudig terwijl u naar de vergaderruimte loopt of een koffie inschenkt. Tip 3: begin met te luisteren. Dan begint het ?echte? gesprek en komt u to-the-point. Laat uw potentiële klant vertellen wat hij/zij precies van u verwacht en tegen welke uitdagingen hij of zij nu aanloopt. Zo kunt u inschatten of uw zaak wel de dienstverlening aanbiedt die de klant zoekt. Tip 4: stel uw onderneming voor. Als u weet wie uw klant ongeveer is en wat diens wensen zijn, kunt u hierop inhaken. Vertel over uw specialisaties en hoe u en uw medewerkers klanten begeleiden. Dit is het moment waarop u uw dienstverlening uit de doeken doet en de werking van uw onderneming verduidelijkt. Blijf wel relevant. Grote successen bieden vaak geen meerwaarde voor klanten. Laat de loftrompet dus niet te lang weerklinken. Blijf daarentegen de klant wél actief betrekken bij uw verhaal en check regelmatig of uw visies overeenstemmen. Tip 5: wees eerlijk. Legt uw gesprekspartner u een vraagstuk voor waar u nog niet zoveel ervaring mee hebt? Geef dat dan ook gewoon toe. Vertel waar u wél ervaring mee hebt, en hoe u dergelijke vragen zou kunnen oplossen. Zo kan de klant een eerlijke keuze maken en creëert u geen valse verwachtingen. Als het goed is, gaat u een jarenlange relatie met elkaar aan. Eerlijkheid is daarvoor essentieel. Tijd voor een vervolggesprek?. Er komt heel wat aan bod tijdens een intakegesprek, maar uiteraard is de tijd te kort om alles te bespreken. Plan daarom zeker een vervolggesprek in. Daarin kunt u het bijvoorbeeld hebben over de ervaringen van de klant, hoe een samenwerking er mogelijk uitziet en u kunt enkele concrete afspraken maken.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuw digitaal communicatieplatform moet strijd tegen sociale fraude opvoeren

24.08.2023

De sociale inspectie, het parket en de betrokken diensten beschikken sinds kort over een nieuw wapen in de strijd tegen illegale arbeid en sociale fraude. Het zogenaamde e-Dossierplatform moet de communicatie tussen de verschillende actoren verbeteren en de samenwerking optimaliseren. Dankzij het e-Dossier-platform kunnen sociale inspectiediensten, het parket en de Directie van de administratieve geldboeten van de FOD WASO veilig en in overeenstemming met de GDPR gegevens uitwisselen en de voortgang van een zaak te volgen. Ze kunnen bovendien ook originele documenten met betrekking tot vervolgingen en veroordelingen raadplegen. Ook voordelen voor burgers en bedrijven. Het eDossier zal ook de administratie voor burgers en bedrijven vereenvoudigen doordat beslissingen voortaan via de eBox naar hen kunnen worden gestuurd en zij hun dossier digitaal zullen kunnen raadplegen. Het platform zal tot slot ook gebruikt worden door de regionale diensten voor sociale inspectie en de regionale diensten voor administratieve boetes. Zo moet het e-Dossier het mogelijk maken om dubbele sancties te voorkomen en in de strafbepaling beter rekening te houden met vorige sancties. Het platform krijgt een juridisch kader in het Sociaal Strafwetboek. Daarin wordt precies vastgelegd wie het e-Dossier mag raadplegen en waarvoor.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoofdstuk 1: Het belang van ERP-software voor uw groothandel

17.08.2023

Tijd is geld. En in een groothandel nog iets meer. Levertijden zijn heilig voor uw klanten, en dus moeten alle processen binnen de groothandel perfect op elkaar afgestemd worden. Deze drie letters kunnen u het leven een stuk makkelijker maken: ERP. Alle processen in uw groothandel ... . Aan- en verkoopbeheer zijn zonder meer cruciaal om tegemoet te komen aan de vraag, én om strakke levertermijnen te kunnen respecteren. Maar ook goederen in stock verdienen extra aandacht. Is uw voorraad te beperkt, dan loopt de levertijd op en riskeert u klanten te verliezen; een te ruime stock knaagt dan weer aan de winstmarge. Hebt u ook administratief uw schaapjes op het droge? Een vlotte verwerking van orders, facturen en betalingen is essentieel om bottlenecks te vermijden. En omdat klanten steeds veeleisender worden en elke euro telt, is procesoptimalisering in de groothandel een must. Een helder inzicht in uw cijfers en data is dan ook vereist. ... in één ERP-pakket. Om al deze redenen is een ERP-systeem onmisbaar in de groothandel. ERP, of enterprise resource planning, is een alles-in-één softwaresysteem dat onder andere aan- en verkoopprocessen, voorraadbeheer, planning, webshop maar ook boekhouding combineert in één pakket. Zo verschijnen alle verzonden en ontvangen facturen automatisch in het grootboek. Het voordeel voor u? Een boekhouding die altijd actueel is zonder dat u er moeite voor moet doen! U houdt dus steeds een scherp oog op de financiële gezondheid van uw onderneming. Elke dag efficiënter. ERP biedt dus totale controle over alle aspecten van de groothandel vanuit één centraal systeem. Alle bedrijfsprocessen zijn geïntegreerd, waardoor u snel bottlenecks kunt identificeren en de nodige verbeteringen kunt aanbrengen. Maar er is meer. Met ERP-software kunt u heel wat manuele en tijdrovende processen binnen de groothandel automatiseren. Handmatig facturen klaarmaken voor de boekhouding, bijvoorbeeld (zie hierboven), maar ook het optimaliseren van uw voorraadbeheer en het regelen van aan- en verkoop. Zo draait uw groothandel elke dag een beetje efficiënter en wordt u winstgevender.

Lees meer
ABM logo tekst

Studenten aan het werk in uw bedrijf: denk aan de volgende administratieve formaliteiten

15.08.2023

De zomervakantie is bij uitstek een periode waar u studenten kunt aanwerven als extra m/v-kracht in uw bedrijf. Bij dit aanwervingsproces is het echter belangrijk dat u de wettelijke spelregels nauwgezet opvolgt, zodat u niet geconfronteerd wordt met dure boetes. We frissen de belangrijkste regels voor u op. Arbeidsovereenkomst voor studenten. Werft u een jonge werknemer aan? Dan moet u in principe een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor studenten opstellen, ten laatste op het ogenblik dat de student bij u in dienst treedt. Deze studentenovereenkomst is een overeenkomst voor bepaalde tijd en heeft een maximumduur van 12 maanden. De Arbeidsovereenkomstenwet legt vast welke bepalingen in deze schriftelijke arbeidsovereenkomst voor studenten moeten staan. Hou er rekening mee dat minimaal de volgende elementen vermeld worden: de identiteit van de partijen, de leeftijd, de aanvang en duur van tewerkstelling, de werk- en rusttijden en het overeengekomen loon. DIMONA-aangifte. Vergeet zeker niet de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of de zogenaamde ?DIMONA -aangifte? (type ?STU?) uit te voeren, via de portaalsite van de RSZ. Dit moet u doen uiterlijk op het moment dat de student bij u in dienst treedt. Goed om weten: bij een correcte uitgevoerde DIMONA-aangifte hebt u als werkgever recht op verminderde socialezekerheidsbijdragen. Noteer ook dat u als werkgever vrijgesteld bent van deze formaliteit voor bepaalde werknemerscategorieën. Met name jongeren die werken als monitor of animator van socioculturele of sportieve activiteiten gedurende maximum 25 dagen per jaar vallen onze deze categorieën. In dat geval moet u een speciale mededeling doen aan de Directie voor het Toezicht op de sociale wetten van de FOD WASO. Verzekeringspolis tegen arbeidsongevallen. Alle werkende studenten ? ook studenten waarvan de activiteit niet moet worden aangegeven bij de RSZ ? en hun werkgevers vallen onder de wetgeving op de arbeidsongevallen. Denk er dus aan om voor uw student-werknemers een arbeidsongevalleverzekering afsluiten voor de duur van de arbeidsovereenkomst. Studentencontingent. Sinds 2023 mag een student 600 uur per jaar werken tegen verlaagde sociale bijdragen. Als u hem of haar aanwerft, wilt u er uiteraard zeker van zijn dat u slechts de solidariteitsbijdragen op het studentenloon moet betalen, en niet de normale socialezekerheidsbijdragen. Daarom vraagt u uw student een toegangscode waarmee u het aantal resterende uren kan zien en kan verifiëren of het contingent van 600 uren nog niet is opgebruikt. Vermijd dure boetes. Wie deze administratieve formaliteiten correct uitvoert, vermijdt onnodige en dure sancties als gevolg van controles. Want vergeet niet: naast burgerlijke sancties riskeert u niet alleen de normale socialezekerheidsbijdragen te moeten betalen op het loon, maar ook nog een correctionele of administratieve sanctie overeenkomstig het sociaal strafwetboek. Een verwittigd werkgever?

Lees meer
ABM logo tekst

Een algemene onkostenvergoeding als bedrijfsleider: de spelregels in een notendop

12.08.2023

Als bedrijfsleider van een vennootschap kunt u een aantal specifieke forfaitaire onkostenvergoedingen uit uw vennootschap opnemen. Denk bijvoorbeeld aan kilometervergoedingen en dag- en reisvergoedingen. Daarnaast kunt u zichzelf ook een algemene forfaitaire onkostenvergoeding laten toekennen. Hoe pakt u dit correct aan? Algemene onkostenvergoeding: fiscale regels. Voor een algemene onkostenvergoeding gelden dezelfde fiscale regels als voor specifieke onkostenvergoedingen. In principe zijn deze vergoedingen forfaitaire terugbetalingen van kosten eigen aan uw vennootschap, waardoor ze belastingvrij zijn. Voor uw vennootschap zijn ze aftrekbaar, behalve bij niet- of beperkte aftrekbare kosten zoals restaurant- of brandstofkosten en op voorwaarde dat het bedrag ervan vermeld wordt op uw fiche 281.20. Akkoord fiscus nodig. Wettelijk gezien mag u het bedrag van niet-verantwoorde kosten forfaitair bepalen. Hiervoor hebt u wel een akkoord van de fiscus nodig. U kunt vooraf een ruling aanvragen bij de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen (DVB), al is deze stap niet verplicht. Een positieve ruling geldt voor vijf jaar en kan desgewenst verlengd worden. Wat bij meerdere vennootschappen?. Het in rekening brengen van algemene onkostenvergoeding is mogelijk bij meerdere vennootschappen die u als bedrijfsleider beheert, al kunt u uiteraard niet dezelfde kosten bij elk van uw vennootschappen in rekening brengen. Welke kosten komen in aanmerking?. In de praktijk kunt u met een algemene onkostenvergoeding alle soorten kosten laten terugbetalen die u voor uw vennootschap maakt en die niet op basis van bewijsstukken of via een specifieke vergoeding terugbetaald werden. Kantoor- en communicatie-, restaurant- en representatiekosten zijn veelvoorkomende kosten via deze regeling. Een specifieke thuiswerkvergoeding zoals die voor werknemers van toepassing is, is voor een bedrijfsleider geen optie. De kosten van een thuiskantoor kunt u echter wel laten terugbetalen via een algemene onkostenvergoeding. Zo aanvaardt de fiscus onder meer de forfaitaire terugbetaling van het inrichten, onderhouden en gebruiken van een kantoor, kosten voor verwarming, elektriciteit, water en verzekeringen. Bij secundaire autokosten ? ofwel kosten die niet gedekt worden door een kilometervergoeding ? gaat het om kosten voor bijvoorbeeld partkeertickets, carwash, taxi en tolgelden. Goed om weten is dat deze terugbetaling ook geldt voor privé gemaakte kosten voor een wagen van uw vennootschap. Berekening kostenvergoeding. Het spreekt voor zich dat de elke gemaakte kosten schriftelijk moet kunnen verantwoorden. Dat doet u door gedurende een bepaalde periode ? bijvoorbeeld drie maanden ? via bewijsstukken bij te houden welke kosten u privé hebt gedragen voor uw vennootschap. Aan het einde van die periode telt u alle gemaakte kosten op en berekent u een gemiddelde per maand, dat u een jaar lang als basis gebruikt om een forfaitaire kostenvergoeding te laten betalen.

Lees meer
ABM logo tekst

Diverse wijzigingen aan KB/WIB92: fiscale aftrek bedrijfswagens, belastingvermindering kinderopvang, tax shelter

09.08.2023

Op 5 augustus 2023 trad het nieuwe KB houdende diverse bepalingen tot wijziging van het KB/WIB 92 in werking. We sommen enkele belangrijke wijzigingen voor u op. Overgangsperiode fiscale aftrek voor bedrijfswagens. Vanaf aanslagjaar 2026 geldt een uitdoofscenario voor bedrijfswagens die tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 zijn aangekocht, geleased of gehuurd, waarbij de bestaande fiscale aftrekregels voor bedrijfswagens die vóór 1 juli 2023 zijn aangekocht, geleased of gehuurd ("grandfathering"-clausule) gehandhaafd blijven. Belastingvermindering voor kinderopvang. Het KB/WIB 92 regelt een aantal aspecten van de attesten die worden uitgereikt voor de belastingvermindering voor kinderoppas, en het KB diverse bepalingen voorziet de correcte verwijzing naar de wetgeving. Stelsel van tax shelter voor audiovisuele werken, podiumkunsten en gaming. Voor dit stelsel is een nieuwe procedure van toepassing voor de schorsing en intrekking van de erkenning als in aanmerking komende productievennootschap. Daarbij werd de oude procedure van de schorsing en intrekking van in aanmerking komende tussenpersonen niet hernomen. Het nieuwe KB zet dit recht en voegt de voorheen bestaande procedure voor de schorsing en intrekking van de erkenning als in aanmerking komende tussenpersoon opnieuw in. En ook:. Sinds aanslagjaar 2022 kan een belastingkrediet voor de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen worden verleend. De artikels met de verwijzing naar de woonstaatheffing en het belastingkrediet voor energiebesparende uitgaven worden opgeheven. Voor het bepalen van de onroerende inkomsten uit het buitenland geldt sinds aanslagjaar 2022 niet langer de opdeling in een onderdeel a) voor in België gelegen onroerende goederen en een onderdeel b) voor in het buitenland gelegen onroerende goederen.

Lees meer
ABM logo tekst

Slechte betalers aanpakken via aangepaste betalingstermijn?

05.08.2023

Wellicht had u er al mee te maken: klanten die uw facturen niet of te laat betalen. Niet alleen vervelend, maar ook ronduit gevaarlijk voor uw business. Welke stok hebt u als bedrijfsleider achter de deur om late betalers aan te pakken? En maakt het een verschil of die klant een ondernemer of particulier is? B2b: welke betalingstermijn?. Stuurt u een factuur naar een b2b-klant? Dan heeft hij 30 kalenderdagen de tijd om uw factuur te betalen, te rekenen vanaf de ontvangst van dit document of een gelijkwaardig verzoek tot betaling. Als deze datum niet vaststaat of uw klant de factuur eerder ontvangt dan de goederen of diensten, dan geldt de ontvangst ervan als start van de betalingstermijn. In tegenstelling tot de algemene voorwaarden in uw klantenovereenkomst kunt u als leverancier een kortere of langere betalingstermijn afspreken. Let wel: dit kan niet onbeperkt. Een betalingstermijn mag immers niet meer dan 60 kalenderdagen bedragen. Hiermee wil de wetgever kleinere leveranciers of dienstverleners beschermen tegen grote marktspelers die de macht hebben om hun klanten lange betalingstermijnen op te dringen. Quid in een b2c-context?. Bij een verkoop aan particuliere klant gelden andere spelregels. Sprak u met uw klant geen concrete betalingstermijn af? Dan moet hij uw factuur binnen een redelijke termijn betalen. Die termijn is wettelijk niet omschreven. In de praktijk geldt meestal één à twee weken als redelijke maatstaf. Met particuliere klanten kunt u echter ook specifieke betalingstermijnen afspreken. Denk bijvoorbeeld aan contante betaling, of een termijn van twee, vier of zelfs twaalf weken. Nieuwe wet. Op 4 mei 2023 keurde het federale parlement in ons land een nieuwe wet goed die betrekking heeft op het invorderen van schulden van consumenten door bedrijven. Deze wet is ingevoegd in het Wetboek van economisch recht als Boek XIX "Schulden van de consument". Deze nieuwe wet is van toepassing op alle onbetaalde schulden van consumenten aan ondernemingen en biedt een regelgevend kader voor minnelijke schuldinvordering en andere activiteiten met betrekking tot de invordering van consumentenschulden door bedrijven. Deze nieuwe wet ? die op 1 september 2023 in werking treedt ? geeft de facto een langere betalingstermijn aan uw particuliere klanten. Betaalt een klant uw factuur niet tegen de vervaldag en stuurt u een aanmaning, dan krijgt de klant nog minstens twee weken de tijd om uw factuur te betalen. U mag voor die bijkomende periode van twee weken geen interesten vragen, en ook geen schadevergoeding wegens laattijdige betaling. De eerste herinnering die u stuurt moet ook allerlei verplichte vermeldingen bevatten en u mag er geen vergoeding voor vragen. Betalingstermijn aanpassen?. Een afgesproken betalingstermijn met uw klant kan in onderling akkoord in de loop van een overeenkomst aangepast worden. Die hernieuwde afspraken ? uiteraard binnen de voorziene wettelijke termijnen ? zet u het best op papier. Het eenzijdig aanpassen van dergelijke termijn is niet mogelijk, zelfs niet als uw klant zijn facturen niet op tijd betaalde. Voert u toch een eenzijdige wijziging door? Dan is uw klant hier niet door gebonden. Meer nog: hij kan uw eenzijdige actie als basis gebruiken voor een ontbinding van de overeenkomst, inclusief schadevergoeding.

Lees meer
ABM logo tekst

1 januari 2024: federaal langetermijnsparen wordt afgeschaft

02.08.2023

Op 1 januari 2024 wordt in ons land de belastingvermindering in het kader van het federaal langetermijnsparen afgeschaft. Vandaag geldt dit voordeel voor stortingen in een levensverzekeringscontract of via de kapitaalaflossingen voor een tweede woning. Wat moet u hierover weten? Situering. Het langetermijnsparen is een belastingvermindering in de personenbelasting waarop u recht heeft als u specifieke uitgaven doet. Concreet gaat het om het terugbetalen van een hypothecaire lening of het storten van een premie in een fiscale levensverzekering. Het maximumbedrag dat in aanmerking komt, is afhankelijk van jouw inkomen. Het belastingvoordeel is gelijk aan 30% van de gedane uitgave. Beperking toepassingsgebied langetermijnsparen vanaf 1 januari 2024. Vanaf 1 januari 2024 wil de federale regering het toepassingsgebied van het fiscale voordeel echter beperken. Leningen die vanaf die datum worden aangegaan, zullen niet langer in aanmerking komen voor het fiscale voordeel voor langetermijnsparen. Hetzelfde geldt voor levensverzekeringscontracten die dienen als waarborg van dergelijke lening (de zogenaamde schuldsaldoverzekeringen). Bijgevolg worden alle fiscale voordelen afgeschaft met betrekking tot het langetermijnsparen die direct of indirect betrekking hebben op het verkrijgen van vastgoed. Het fiscaal voordeel blijft wel bestaan voor stortingen in het kader van gewone levensverzekeringen (Tak 21 en Tak 23). Overgangsmaatregelen belastingvoordeel langetermijnsparen. Bij de invoering van deze maatregel gelden enkele overgangsmaatregelen. Zo blijft het fiscaal voordeel van langetermijnsparen van kracht voor lopende leningen, dus tot einde van de looptijd. Wat echter niet kan, is deze looptijd verlengen om ook langer het fiscale voordeel te genieten. Het voordeel wordt dus beperkt tot de oorspronkelijke looptijd. Tot 1 januari 2024 kunt u nog bijkomend in vastgoed financieren via de afsluiting van een lening met behoud van het hieraan gekoppelde fiscale voordeel voor langetermijnsparen.

Lees meer
ABM logo tekst

Efficiëntie, inzicht en kwaliteit: 3 pijlers van succes voor uw kmo

29.07.2023

Steeds meer zaakvoerders beseffen dat ondernemen op basis van buikgevoel, intuïtie of ervaring niet langer houdbaar is. Er tekent zich binnen de kmo-wereld een kentering af, ten voordele van een vorm van ondernemen die gebaseerd is op facts and figures. Dat leidt tot meer efficiëntie, inzicht én kwaliteit in de kmo. Als ondernemer staat u onder steeds grotere druk. Om te beginnen neemt de concurrentie toe: starters betreden de markt en gaan de strijd aan met gevestigde waarden. De opkomst van nieuwe spelers in e-commerce heeft in sommige sectoren bijvoorbeeld een ware prijzenoorlog ontketend. Klanten stellen ook steeds hogere eisen: producten en diensten moeten beter, sneller en goedkoper. Ook werknemers en leveranciers, ten slotte, drukken nadrukkelijker hun stempel. Professionalisering en rationalisering van kmo’s. Bedrijfsleiders moeten dus heel wat bordjes draaiende houden. In zo’n context is er geen plaats voor intuïtie omdat de financiële risico’s simpelweg te groot zijn. Het buikgevoel moet plaatsmaken voor ratio. Bovendien groeit het besef dat er in onze complexer wordende wereld nood is aan gespecialiseerde kennis en expertise. Het succes van de hedendaagse kmo is gestoeld op drie pijlers:. 1.    Efficiëntie: een doorgedreven digitale strategie is een voorwaarde voor succes in de kmo-wereld. Die opent namelijk de deur naar automatisering van tijdrovende processen en een efficiëntere manier van werken. 2.    Inzicht: het verzamelen en analyseren van data leidt tot een scherper inzicht in de cijfers, noodzakelijk om een doeltreffend bedrijfsbeleid te voeren. 3.    Kwaliteit: dat alles biedt op de lange termijn mogelijkheden voor de organisatie om een hogere kwaliteitsstandaard na te streven, en zich  positief te onderscheiden binnen de markt. Digitalisering: een must. Het fundament van de drie pijlers van succes is digitalisering. Kmo’s die efficiënter, inzichtelijker en kwalitatiever te werk willen gaan, moeten inzetten op digitale processen. Het spreekt voor zich dat digitalisering heel wat kennis en ervaring vereist. Een betrouwbare softwarepartner is dan ook onontbeerlijk voor de kmo. Die helpt u met het in kaart brengen van de digitale noden, stippelt een haalbaar digitaliseringstraject uit en zoekt naar oplossingen op maat.

Lees meer
ABM logo tekst

Zo vertrekt u zorgeloos met vakantie

26.07.2023

Hun zaak enkele weken achterlaten is voor veel bedrijfsleiders en ondernemers een moeilijke opdracht. Nochtans is een deugddoende vakantie het mooiste cadeau dat u zichzelf én uw bedrijf kunt geven. 1. Maak een planning en delegeer. Een goede voorbereiding kan veel stress wegnemen, ook wanneer u op vakantie vertrekt. Maak daarom enkele weken voor uw vertrek een planning op met de taken die u zeker wil afkrijgen. Noteer ook een lijstje met taken die u wil doorschuiven naar uw medewerkers of vervangers tijdens uw afwezigheid. Communiceer uw afwezigheid tijdig met alle belanghebbenden – klanten, medewerkers, leveranciers – en informeer ook naar hun verlofperiodes. Verminder geleidelijk aan ook het aantal vergaderingen en afspraken. Zo houdt u extra tijd over om uw afwezigheid goed voor te bereiden. 2. Neem vakantie tijdens rustige periodes. Vreest u dat het werk zich zal opstapelen tijdens uw verlof? Plan dan vakantie in een rustige periode, wanneer uw klanten u niet dringend nodig hebben. Een en ander hangt uiteraard af van de sector waarin u actief bent. 3. Maak duidelijke afspraken over uw bereikbaarheid. Op vakantie wil u uiteraard niet (te vaak) gestoord worden. Communiceer daarom tijdig voor wie, wat en wanneer u bereikbaar bent. Vergeet uw out of office-mail niet in te stellen voor klanten of leveranciers. En spreek af met uw medewerkers hoe ze u kunnen bereiken in absolute noodgevallen. Let op: hoe minder contact met uw bedrijf, hoe beter. Al begrijpen we dat niet elke ondernemer zijn zaak helemaal achter zich kan laten op verlof. 4. Beperkt afspraken vlak na uw vakantie. Plan uw agenda de eerste dagen na uw terugkeer niet meteen vol. Houd voldoende ruimte om uw mails te lezen, gemiste oproepen te beantwoorden en bij te praten met uw medewerkers. Zo bent u binnen de kortste keren weer helemaal mee. Met deze tips vertrekt u straks stressvrij richting de zon. Denk erom: hoe meer u geniet, hoe beter u er straks weer tegenaan kunt.

Lees meer
ABM logo tekst

Ondernemersbarometer: steeds meer ondernemers, steeds jonger

23.07.2023

Tussen 1 mei 2022 en 30 april 2023 werden er in ons land 40.813 nieuwe vennootschappen opgericht. Dat is een stijging van 2,7 procent in vergelijking met vorig jaar. De oprichters waren gemiddeld 6 jaar jonger. Dat blijkt uit de vierde Ondernemersbarometer van Fednot, de Federatie van het Notariaat. Sinds 1 mei 2019 is het veel eenvoudiger geworden voor ondernemers en vrije beroepen om een vennootschap op te richten. Die hervorming werpt duidelijk zijn vruchten af, want de oprichtingscijfers stijgen voor het derde jaar op rij. In het eerste jaar (1 mei 2019 tot en met 30 april 2020) werden er 32.707 nieuwe vennootschappen opgericht. Een jaar later, in volle coronacrisis, ging het om 37.784 nieuwe oprichtingen. In de periode van 1 mei 2021 tot 30 april 2022 werden er in ons land 39.737 nieuwe vennootschappen opgericht. In de voorbije periode 40.813. Oprichters gemiddeld 6 jaar jonger dan vorig jaar . Ondernemers worden steeds jonger, zo blijkt uit de Ondernemersbarometer. De gemiddelde leeftijd van de oprichters bedraagt gemiddeld 39 jaar, ofwel 6 jaar jonger in vergelijking met vorig jaar. Nu was bijna 55% van de oprichters tussen 25 en 40 jaar oud. Het aandeel oprichters ouder dan 40 jaar bedroeg 39,8%. Nog enkele opvallende cijfers uit de Ondernemersbarometer . In Brussel was er een beperkte daling van het aantal oprichtingen: -0,7 procent, goed voor 5.472 oprichtingen. In Vlaanderen was Antwerpen de provincie met het grootste aantal oprichtingen (7.494, ofwel: +2,8 procent) De grootste stijging viel te noteren in Vlaams-Brabant: +8,8 procent 97,4 procent van de nieuwe oprichtingen tussen mei 2022 en april 2023 waren Besloten Vennootschappen (BV’s). Enkel grote en beursgenoteerde bedrijven kiezen voor een Naamloze Vennootschap. Bijna 65 procent van alle vennootschappen moet nog een statutenwijziging uitvoeren met betrekking tot de nieuwe regelgeving van de Besloten Vennootschap.

Lees meer
ABM logo tekst

Is uw bedrijfsvoorheffing correct berekend en tijdig betaald?

17.07.2023

Bedrijfsleiders zijn verplicht bedrijfsvoorheffing om bezoldigingen en toegekende voordelen aan te geven en te betalen. Doen ze dat niet, dan riskeert hun onderneming een boete of zelfs een belastingverhoging. De fiscus kondigde eind juni een nieuwe controleactie aan. Adsolut Bedrijfsleidersloon is uw beste garantie op een correcte berekening en aangifte van de bedrijfsvoorheffing. De bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de definitieve inkomstenbelasting. Het bedrag wordt maandelijks door de werkgever op het belastbare loon ingehouden. Ook op het loon van bedrijfsleiders moet een bedrijfsvoorheffing ingehouden en aangegeven worden. In de praktijk gebeurt dat echter niet altijd even stipt, of soms zelfs helemaal niet. Loon en bedrijfsvoorheffing voor zelfstandigen . Het staat zelfstandige bedrijfsleiders vrij om hun loon wekelijks, maandelijks, trimestrieel of volgens een andere frequentie uit te betalen. De bedrijfsvoorheffing volgt diezelfde frequentie. Wie zich maandelijks een bezoldiging uitbetaalt, zal ook maandelijks – vóór de 15de van de maand die volgt op de toekenning van de bezoldiging – bedrijfsvoorheffing moeten doorstorten aan de fiscus. Voordelen van alle aard, zoals een bedrijfswagen, worden ook beschouwd als een beroepsinkomen en volgen dus hetzelfde principe. Let op, de bedrijfsvoorheffing is niet te verwarren met de voorafbetalingen die zelfstandigen periodiek kunnen doen om belastingvermeerdering te vermijden. Over dit topic leest u hier meer. Strenge controleacties op correcte aangifte en betaling bedrijfsvoorheffing . Sommige bedrijfsleiders geven hun lonen en voordelen van alle aard niet (of niet volledig) aan. Of men geeft lonen en voordelen in één keer aan op het einde van het jaar, hoewel ze maandelijks of trimestrieel toegekend worden. Dat is in strijd met de wet, zegt de fiscus, en dus komen er controleacties. Het doel is ondernemingen te sensibiliseren en aan te zetten om hun verplichtingen rond de bedrijfsvoorheffing correct na te leven vanaf het inkomstenjaar 2023. Sancties bij foutieve inhouding bedrijfsvoorheffing . Aan de betrokken onderneming kunnen nalatigheidsinteresten (tussen de 4% en 10%), administratieve boetes en eventueel ook belastingverhogingen worden opgelegd. Maar ook de bedrijfsleider wordt geviseerd, want de niet-ingehouden bedrijfsvoorheffing wordt door de fiscus automatisch beschouwd als een voordeel van alle aard. Bedrijfsvoorheffing berekenen met Adsolut Bedrijfsleidersloon . Hoeveel bedrijfsvoorheffing moet u precies inhouden? Wanneer moet u betalen? En hoe zit het met uw voordelen van alle aard? Adsolut Bedrijfsleidersloon is een complete en handige rekentool voor accountants, naadloos geïntegreerd in Adsolut Boekhouding. Met één klik genereert u loonbrieven en betalingsuitnodigingen voor de bedrijfsvoorheffing. U kunt ze daarna, indien gewenst, vanuit de tool per mail aan de klant bezorgen. Nog meer voordelen van Adsolut Bedrijfsleidersloon: Complete salarisberekening en -administratie in een tool Alle gegevens en documenten centraal (volgens geldende GDPR-normen) Intuïtieve en eenvoudige interface Snelle simulaties Bulkverwerking van meerdere dossier met een druk op de knop Ontdek Adsolut Bedrijfsleidersloon

Lees meer
ABM logo tekst

Brusselse regering vereenvoudigt discriminatietests bij aanwervingen

13.07.2023

In de strijd tegen discriminatie bij aanwervingen kunnen sinds 1 januari 2018  arbeidsinspecteurs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest discriminatietests uitvoeren op de arbeidsmarkt. Jammer genoeg werkte dit systeem de voorbije vijf jaar onvoldoende. Daarom vereenvoudigt de Brusselse regering dit systeem. Ze wil inspecteurs beter beschermen bij de uitvoering van hun taken en de samenwerking met Actiris vlotter doen verlopen. Discriminatietests in Brussel: huidige spelregels . Vandaag mogen arbeidsinspecteurs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zowel situatietests (gelijkaardige sollicitaties die slechts op één mogelijk discriminerend punt verschillen) als mystery calls uitvoeren. Deze tests mogen enkel plaatsvinden bij werkgever met minstens één vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussels lokale overheden en openbare organen van het gewest. Inspecteurs mogen enkel ingrijpen na klachten of meldingen, op op basis van ernstige aanwijzingen dat er sprake is van discriminatie bij aanwervingen. Hervorming op komst . Door de hervorming (via een nieuwe ordonnantie) wordt het onder meer mogelijk om discriminatietests ter plaatse uit te voeren. Arbeidsinspecteurs kunnen optreden onder een schuilnaam, zonder daarvoor strafrechtelijk vervolgd te worden. De tests zullen blijven gebeuren op basis van meldingen of klachten. Voortaan kan dit ook na voldoende vermoedens, zonder dat een voorafgaandelijke toestemming van een magistraat nodig is. De discriminatietests zullen ook proactiever zijn. Als bijvoorbeeld uit een wetenschappelijke studie een vermoeden van discriminatie in een specifieke sector blijkt te bestaan, dan zullen de gewestelijke arbeidsinspecteurs tests kunnen uitvoeren, met voorafgaandelijke toestemming van het arbeidsauditoraat. Tenslotte wordt ook Actiris nauwer betrokken. Concreet zal de dienst meldingen van werkzoekenden doorgeven aan de inspectie. Inwerkingtreding . Deze hervorming trad in werking op 9 juli 2023 (tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad).

Lees meer
ABM logo tekst

Ziek tijdens vakantie: nieuwe wettelijke regels op komst vanaf vakantiejaar 2024

11.07.2023

Tijdens deze maand genieten heel wat werknemers van een verkwikkende vakantie. Tijd voor wat ontspanning met familie en vrienden! Toch kan het jammer genoeg gebeuren dat men ziekte wordt tijdens de vakantie. Goed nieuws: vanaf vakantiejaar 2024 gelden soepelere wettelijke regels wat het recht op vakantiedagen betreft. Vakantiedagen versus arbeidsongeschiktheid: huidige regeling . Wanneer een werknemer ziek wordt tijdens de vakantieperiode, dan is de huidige vakantiewetgeving glashelder: de eerste schorsing primeert. Met andere woorden: plant de werknemer een week vakantie maar wordt hij een dag voordien arbeidsongeschikt, dan primeert de arbeidsongeschiktheid en kan hij die week vakantie later nog opnemen. Wordt diezelfde werknemer arbeidsongeschikt tijdens die week vakantie, dan blijven de afwezigheidsdagen vakantiedagen, en kan hij deze later niet meer opnemen. Daarnaast geldt momenteel de regel dat vakantiedagen niet mogen worden overgedragen naar een volgend vakantiejaar. Werknemers die hun vakantiedagen omwille van een bepaalde schorsingsgrond – bijvoorbeeld ziekte – niet kunnen opnemen voor het einde van het vakantiejaar, verliezen deze vakantiedagen. Als werkgever betaalt u de niet-opgenomen vakantiedagen van bedienden uiterlijk 31 december van het vakantiejaar. Arbeiders ontvangen het vakantiegeld via de vakantiekas. Nieuwe regeling vanaf vakantiejaar 2024 . Op basis van een Koninklijk Besluit (dd. 16 maart 2023) behouden vanaf 2024 vakantiedagen het karakter van vakantie, ook al vallen ze samen met ziekteverlof. Dus: vakantie is vakantie, ziekte is ziekte.Wordt een werknemer ziek tijdens een vakantieperiode? Dan mogen – mits aan bepaalde voorwaarden voldaan is – deze ziektedagen niet meer als jaarlijkse vakantiedagen aangerekend worden. Als gevolg hiervan ontvangt hij gewaarborgd loon voor ziekte en behoudt hij het recht om de vakantiedagen later op te nemen. Een greep uit de voorwaarden: De werknemer moet zijn werkgever onmiddellijk informeren over zijn verblijfsadres, als dit niet het normale adres is. Hij moet een doktersbriefje voorleggen, ook als dit niet vereist is op basis van de normale regels. Hij moet uitdrukkelijk vragen om de vakantiedagen die samenvallen met arbeidsongeschiktheidsdagen, later te kunnen opnemen. Deze nieuwe regeling geldt ook voor andere afwezigheden die samenvallen met vakantie, zoals een arbeidsongeval, moederschaps- of vaderschapsrust, geboorteverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof. Overdragen van niet-opgenomen vakantiedagen . Volgens de huidige vakantiewetgeving moeten werknemers hun jaarlijkse vakantie opnemen voor het einde van het vakantiejaar. Doen ze dat niet, dan verliezen ze de niet-opgenomen vakantiedagen. Vanaf vakantiejaar 2024 wijzigt dit principe. Vanaf volgend jaar wordt het mogelijk om niet-opgenomen vakantiedagen over te dragen, tot 24 maanden na het einde van het vakantiejaar. Als werkgever mag je dit niet weigeren. Voor bedienden moet je het vakantiegeld voor deze overgedragen dagen uitbetalen voor 31 december van het vakantiejaar. Ook voor arbeiders worden die dagen door de vakantiekas al betaald in het vakantiejaar. Bron:8 februari 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 3, 35, 46, 60, 64, 66 en 68 en de invoering van een artikel 67bis in het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Lees meer
ABM logo tekst

Digitaal beheer mogelijk voor wijzigingsakten van rechtspersonen

07.07.2023

Sinds 1 augustus 2021 kan de oprichting van een vennootschap (of een andere rechtspersoon) volledig digitaal en op afstand. Een tussenkomst van de notaris is nog steeds vereist, maar de partijen kunnen gewoon via een videoconferentie verschijnen. De authentieke oprichtingsakte wordt dan van op afstand ondertekend via de elektronische handtekening van de oprichters en de notaris. Op 20 juni 2023 werd deze bestaande piste uitgebreid met de mogelijkheid om àlle authentieke oprichtings- en wijzigingsakten van rechtspersonen digitaal en op afstand te beheren. Het gaat om wijzigingsakten in de brede zin, van statutenwijzigingen over wijzigingen van het voorwerp, omzettingen en herstructureringen, ontbindingen en vereffeningen en alle andere wijzigingen die het voorwerp zouden uitmaken van een authentieke akte.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuw dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland

04.07.2023

Op 21 juni 2023 ondertekenden België en Nederland een nieuw dubbelbelastingverdrag. Met dit nieuwe verdrag willen de beleidsmakers in beide landen de volgende struikelblokken wegwerken. Er wordt vermeden dat een inkomen (ongeacht welke oorsprong) in geen enkel land belast kan worden. Dit voorkomt dubbele niet-belasting. Wanneer een inkomensbestanddeel in één land bijvoorbeeld vrijgesteld is van belastingen, betekent dit niet dat dit automatisch in het andere land ook op die manier van toepassing is. Het verdrag is in overeenstemming gebracht met de minimumnormen van het BEPS-Actieplan van de OESO. Base Erosion and Profit Shifting, kortweg BEPS, houdt in dat internationaal opererende ondernemingen een specifieke belastingplanning hanteren die leidt tot belastingontwijking. In het nieuwe verdrag wordt benadrukt dat de overeenkomst dubbele belasting wil vermijden, zonder dat er mogelijkheden ontstaan tot dubbele niet-heffing of verlaagde heffing. Hoogleraren zullen belast worden in het land waar ze werken. In het huidige dubbelbelastingverdrag werden deze personen gedurende twee jaar belast in hun woonstaat. Er geldt geen specifieke bepaling meer voor artiesten en sporters bij een kortdurend optreden over de grens. Dit betekent dat ze zullen vallen onder de toewijzingsregels voor werknemersbezoldiging of ondernemingswinst. Met andere woorden: artiesten en sporters zullen belast worden op de verdiende inkomsten in het woonland. Het nieuwe dubbelbelastingverdrag moet nog goedgekeurd en ondertekend worden door de verschillende parlementen. Verwacht wordt dat het verdrag in 2025 in werking treedt.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe tarieven Vlaamse kilometerheffing

02.07.2023

Als gevolg van een jaarlijkse indexering werden op 1 juli 2023 de Vlaamse tarieven van de kilometerheffing voor vrachtwagens met een maximaal toegelaten gewicht (MTT) van meer dan 3,5 ton aangepast. De tarieven wijzigen als volgt: table.tarieven, table.tarieven td, table.tarieven th { border: 1px solid; border-collapse: collapse; } table.tarieven td, table.tarieven th { padding: 2pxw; } 3,5-12 ton MTT 12-32 ton MTT 32 ton MTT Tarief. tot 1 juli 2023. vanaf 1 juli 2023. tot 1 juli 2023. vanaf 1 juli 2023. tot 1 juli 2023. vanaf 1 juli 2023. Euronorm 0. 13,4. 14,2. 22,8. 24,3. 25,5. 27,2. Euronorm 1. 13,4. 14,2. 22,8. 24,3. 25,5. 27,2. Euronorm 2. 13,4. 14,2. 22,8. 24,3. 25,5. 27,2. Euronorm 3. 11,0. 11,8. 20,4. 21,8. 23,2. 24,8. Euronorm 4. 7,4. 7,9. 16,8. 18,0. 19,6. 20,9. Euronorm 5 of EEV. 6,2. 6,6. 15,6. 16,16. 18,3. 19,6. Euronorm 6 of hoger. 5,0. 5,3. 14,4. 15,4. 17,2. 18,3. De kilometerheffing wordt berekend op basis van een aantal factoren, waaronder Tz.Tz is het tarief dat van toepassing is in een bepaalde tariefzone voor kilometers afgelegd in een welbepaalde rijrichting, op een welbepaald moment, uitgedrukt in eurocent/kilometer en dat rekening houdt met de kost van onderhoud van de infrastructuur en met de externe kosten. De drie gewesten in ons land (Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) hebben elk een apart tarief, en zij kunnen hun tarieven jaarlijks aanpassen op 1 juli en 1 januari. Het tarief Tz vermeld in de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) wordt jaarlijks op 1 juli aangepast aan de schommelingen van de consumptieprijsindex. Bron: 12 april 2023. - Bericht over de aanpassing van het tarief van de kilometerheffing ingevolge artikel 2.4.4.0.2, derde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (VCF). - Vlaamse Belastingdienst, BS 13 juni 2023, bl. 55073.

Lees meer
ABM logo tekst

Vijf tips om tijdens de zomerperiode je kantoororganisatie op orde te brengen

28.06.2023

Vijf tips om tijdens de zomerperiode je kantoororganisatie op orde te brengenTijdens de zomervakantie duwen vele bedrijven en adviseurs op de pauzeknop. Een ideaal moment dus om als accountant even orde op zaken te stellen binnen je kantoor en het eerste semester van dit jaar te evalueren. In dit blogartikel vind je alvast vijf inspirerende tips. Tijd om de kantoororganisatie onder de loep te nemen, om zo goed voorbereid aan een nieuw seizoen te beginnen! Maak bijvoorbeeld werk van: Documenten archiveren en beheren . Tijdens drukke werkdagen heb je niet altijd tijd of zin om documenten te archiveren en te beheren. Denk hierbij aan het sorteren, labelen en opbergen van papieren documenten en het organiseren van elektronische bestanden op pc’s of in het documentbeheersysteem van je kantoor. Een ideale taak om tijdens de zomer aan te pakken, zodat je de komende maanden kostbare tijd wint als je informatie moet opzoeken. Interne processen evalueren . Hoe efficiënt lopen de workflows in je kantoor? Waar zie je nog mogelijkheden voor digitalisering en automatisering? Zijn er bepaalde communicatie- en samenwerkingsprocessen met collega’s en klanten die je wil bijsturen? De zomer is een uitstekende tijd om die interne processen grondig onder de loep te nemen. Investeren in persoonlijke ontwikkeling . Tijdens het drukke seizoen – met de aangifteperiodes als piekmomenten – schiet het bijschaven van inhoudelijke kennis en persoonlijke vaardigheden er vaak bij in. Nochtans moet je als cijferberoeper blijven investeren in persoonlijke ontwikkeling. Heel wat beroepsfederaties en opleidingsinstituten stellen ‘summer seminars’ voor: seminaries en trainingen die tijdens de kalmere vakantieperiode op de agenda staan. Deze sessies vinden vaak op een zomerse locatie plaats, in een ontspannen sfeer. Of waarom geen webinars volgen vanuit je luie zetel? Klanten en leveranciers analyseren . Ook een grondige analyse van je klanten- en leveranciersbestand is een nuttige oefening. Hoe zit het met de winstgevendheid en betalingsgeschiedenis per klant? Hoe scoren je leveranciers op het vlak van kwaliteit en service? Zijn er specifieke partijen die je proactief wil contacteren om hun tevredenheid te meten? Het in kaart brengen van deze elementen zorgt ongetwijfeld voor nieuwe commerciële kansen en duurzame relaties. Communicatiestrategie screenen . Het onder de loep nemen van interne en externe communicatiekanalen kan je kantoor heel wat winst opleveren. Is je website nog up-to-date? Welke resultaten leverden socialemediacampagnes dit jaar al op? Hoe hoog scoort je kantoor op Google? Staat de interne communicatie tussen collega’s op punt? Deze en andere vragen zijn zeker de moeite waard om te onderzoeken! Door (enkele van) deze taken uit te voeren, maak je van de zomer een nuttige periode om in te zoomen op specifieke actiepunten en je kantoor klaar te stomen voor een nieuw seizoen.Maar vergeet vooral niet te genieten van wat welverdiende rust en ontspanning. We wensen jou en eventuele medewerkers een heerlijke vakantie toe!

Lees meer
ABM logo tekst

7 tips voor een succesvolle rekruterings- en aanwervingsstrategie

26.06.2023

Wil u de sterkste profielen op de arbeidsmarkt aantrekken en behouden, dan moet u inspanningen leveren om uw bedrijf als topwerkplek in de markt te zetten. Hebt u nog geen kaas gegeten van employer branding? In dit artikel krijgt u zeven tips om uit te blinken als werkgever en de mooiste parels in de zee van talent binnen te halen. 1. Toon uw meerwaarde . Gaat u een vacature opstellen of een sollicitatiegesprek afnemen? Probeer dan heel precies over te brengen op welke manier u als bedrijf het verschil maakt voor uw personeel en klanten. Want dat is wat potentiële werknemers over de streep kan trekken. Sociale media zijn een krachtig, maar niet het enige wapen in uw zoektocht naar talent. Kanalen als LinkedIn en Facebook kunt u inzetten om talent te vinden, maar ook om uw eigen bedrijfscultuur uit te dragen. 2. Vertrouw op uw medewerkers als talentscouts . Vergeet ook uw eigen werknemers niet. Kennen zij iemand in hun kennissenkring die aan het werk wil in een accountantskantoor? Vaak leveren referrals erg sterke profielen op. Aarzel niet om een succesvolle aanwerving op aanraden van uw werknemers te belonen, bijvoorbeeld met geld of een teamevent. 3. Hou het werk interessant . Vermeld tijdens het aanwervingsproces zeker de doorgroeimogelijkheden. Belicht zowel project- als opleidingsmogelijkheden en dagdagelijkse taken waarbij ze zich kunnen ontplooien. 4. Leg competitieve loonbenchmarks vast . Kandidaten die bij u aan tafel zitten, weten vaak goed wat ze waard zijn. Daarom bent u zelf ook maar beter voorbereid. Want bij een onaantrekkelijk loonvoorstel vangt u wellicht bot. 5. Zet de voordelen in de spotlights . Legt u iedereen in de watten met fitnessabonnementen, teamweekends of een strijkdienst? Speel dit uit in uw communicatie en u doet er ongetwijfeld een goede zaak mee. 6. Gebruik sociale media . Interactie met potentiële kandidaten via platformen als Facebook of Instagram kosten u niets en het kan u heel wat nieuwe connecties opleveren. 7. Besteed tijd aan exitgesprekken . U kan veel leren van werknemers die uw bedrijf verlaten. Hun feedback kunt u gebruiken om uw bedrijfsprocessen te verbeteren en uw employer branding daarop af te stemmen.

Lees meer
ABM logo tekst

Alcohol- en drugspreventie op het werk: wat zegt de wet?

25.06.2023

Sinds 1 april 2009 moeten ondernemingen in België verplicht een preventief alcohol- en drugsbeleid voeren. Het doel is werkgevers en werknemers te responsabiliseren. Maar wat houdt de zogenaamde cao nr. 100 precies in? Wat zegt de cao nr. 100? . Het hoofddoel van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 100 is erop gericht functioneringsproblemen als gevolg van alcohol- en druggebruik te voorkomen en adequaat te reageren wanneer deze toch opduiken. Preventie staat voorop. Het is dus niet de voornaamste bedoeling om de werknemer te confronteren met het gebruik van alcohol of drugs zelf, maar wel met de gevolgen die dit gebruik kan hebben binnen de werksituatie. Wat moet de werkgever doen? . Van de werkgever wordt gevraagd dat hij/zij de uitgangspunten en doelstellingen van het alcohol- en drugsbeleid in diens onderneming bepaalt, en ze concretiseert in een beleids- of intentieverklaring die in het arbeidsreglement wordt opgenomen. Het preventief alcohol- en drugsbeleid moet gestoeld zijn op vier pijlers. 4 pijlers van het preventief alcohol- en drugsbeleid . 1.    Voorlichting en vormingDe werkgever zorgt ervoor dat de hiërarchische meerderen en de werknemers geïnformeerd worden over het preventiebeleid en dat zij passende instructies hebben gekregen. Enkel zo kunnen probleemsituaties tijdig gedetecteerd worden en kan passend gereageerd worden. Zo moeten leidinggevenden weten welke de regelgeving is en welke procedures er bestaan. Hun functie verplicht hen ertoe waakzaam te zijn voor alcohol- en drugproblemen en tussen te komen wanneer dat vereist is. 2.    Opstellen van regels voor het personeelDeze regels geven de grenzen aan om functioneringsproblemen ten gevolge van alcohol- en druggebruik te vermijden en hebben daardoor in belangrijke mate een preventieve werking. Het is belangrijk dat deze regels vastgelegd zijn in het arbeidsreglement. Dit kadert zowel in de primaire preventie (voorkoming) als in de secundaire preventie (opsporing om verergering te voorkomen). Het uitwerken van concrete regels zorgt er immers voor dat een functioneringsprobleem onmiddellijk kan aangepakt worden bij een mogelijk acuut of chronisch misbruik. 3.    Procedures voor het aanpakken van problematisch gedragHierbij is het belangrijk dat de leidinggevende aandacht schenkt aan volgende punten: duidelijke, best schriftelijke, vaststelling van het disfunctioneren van de werknemer; verwijdering van de betrokkene van de werkvloer wanneer hij een gevaar betekent voor zichzelf of derden; confrontatie van de betrokkene met de feiten; maken van duidelijke afspraken naar toekomst toe (planning van evaluatiemoment); geven van advies over hulpverlening; inlichten van bedrijfshulpverleners over het gegeven advies; evaluatie na de afgesproken periode met gradueel toepassen van sancties. 4.    HulpverleningDe werkgever moet er op toezien dat in zijn onderneming het kader wordt gecreëerd waarin de preventieadviseur-arbeidsarts, de preventieadviseur psychosociale aspecten, de verpleegkundige, de maatschappelijk werker, de vertrouwenspersoon op optimale wijze elk hun rol binnen het beleid kunnen waarnemen. Hebt u nog vragen over drank- en drugspreventie in uw onderneming? Check https://werk.belgie.be/nl of vraag raad aan uw accountant.

Lees meer
ABM logo tekst

De jaarrekening: alles wat u als ondernemer moet weten in 5 vragen en antwoorden

21.06.2023

Zomervakantie? Niet voor uw accountant! Hij of zij draait dezer dagen overuren om de jaarrekening van uw vennootschap af te werken. Die moet, zoals de wet voorschrijft, binnen de zeven maanden na de afsluiting van het boekjaar neergelegd worden bij de Balanscentrale. Uw boekhouder heeft er zijn handen vol mee, maar wat weet u eigenlijk over de jaarrekening? 1) Wat is een jaarrekening? . De jaarrekening is een financieel verslag van het voorbije boekjaar dat vennootschappen verplicht moeten opmaken. Ze bevat vier onderdelen: de balans: overzicht van alle activa (bezittingen) en passiva (schulden) van een onderneming op een bepaald moment de resultatenrekening: een overzicht van de inkomsten en de uitgaven gedurende het boekjaar de toelichting: bijkomende informatie over de waarderingsregels die de onderneming heeft gehanteerd om de balans en resultatenrekening te berekenen. de sociale balans: bevat informatie over het personeelsbestand en opleidingen. 2) Wie moet een jaarrekening publiceren? . Behoudens enkele uitzonderingen moeten alle Belgische vennootschappen waarvan de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders of vennoten beperkt is tot hun inbreng jaarlijks hun jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank. 3) Wat als ik mijn jaarrekening te laat indien? . Zes maanden na de sluiting van het boekjaar moet de algemene vergadering van de onderneming de jaarrekening goedkeuren. Maximaal 30 dagen later moet ze bij de Nationale Bank van België neergelegd worden. Dat geeft u dus in totaal zeven maanden de tijd om aan uw publicatieplicht te voldoen. Bent u te laat? Dan krijgt u een boete en loopt u mogelijk imagoschade op. Belangrijk: de wet geeft aan dat een publicatieplichtige vennootschap via gerechtelijke weg mag worden ontbonden als ze gedurende 36 maanden geen jaarrekening publiceert. 4) Hoe kan ik een jaarrekening opvragen? . De jaarrekeningen van alle Belgische ondernemingen worden verzameld door de Balanscentrale. U kunt ze online raadplegen via deze link. Ze bevat nuttige informatie over de financiële gezondheid van een bedrijf. Handig als u bijvoorbeeld twijfelt aan de solvabiliteit van een klant. 5) Wat kan ik doen om mijn boekhouder te helpen bij de voorbereiding van de jaarrekening? . Zoals u al in vraag 1 kon lezen, bevat de jaarrekening onder andere de balans en de resultatenrekening. Om die te kunnen maken, heeft uw boekhouder alle in- en uitgaande facturen nodig. Zorg ervoor dat u die tijdig bezorgt (zo snel mogelijk na de afsluiting van het boekjaar, bij voorkeur sneller). Digitaal, bijvoorbeeld met Basecone, geniet bij de meeste accountants de voorkeur.

Lees meer
ABM logo tekst

Solden en sperperiodes in 2023: dit zijn de regels

19.06.2023

Uitverkoop! Alles moet weg! -50 procent! De meeste handelaars halen tijdens de soldenperiode alles uit de kast om hun oude voorraad van de hand te doen. Maar wat zijn de regels rond koopjes? Hoeveel korting mag u wettelijk gezien geven? Is met verlies verkopen toegestaan? En hoe zorgt u voor een flinke verkoopspiek tijdens de solden? Wat zegt de wet over solden? . Tweemaal per jaar mogen handelaars verkopen tegen sterk verlaagde prijzen. De twee perioden liggen vast. Wanneer? Wintersolden: van 3 januari tot 31 januari (wanneer 3 januari op een zondag valt, begint de soldenperiode op 2 januari) Zomersolden: van 1 juli tot 31 juli (wanneer 1 juli op een zondag valt, begint de soldenperiode op 30 juni) Welke artikelen en producten komen in aanmerking? U mag enkel de goederen in solden verkopen die u: voor de start van de soldenperiode al te koop hebt aangeboden gedurende minstens dertig dagen en die nog in uw bezit zijn aan het begin van de soldenperiode. Regels rond kortingen tijdens de soldenperiode Het is verplicht de term ‘solden’, ‘koopjes’ of een soortgelijke benaming te gebruiken. U moet artikelen aan een sterk verlaagde prijs – dat wil zeggen: lager dan de referentieprijs – verkopen. Bij een aankondiging van de prijsvermindering bent u verplicht de vorige prijs – dat wil zeggen: de laagste prijs die u de voorbije 30 dagen hebt aangerekend – te vermelden. U mag tijdens de soldenperiodes uitzonderlijk met verlies verkopen. Wettelijke bepalingen rond de sperperiode . De presoldenperiode of sperperiode is de periode van één maand die voorafgaat aan het begin van de solden. Bepaalde sectoren mogen tijdens die periode géén kortingen aankondigen (het verlagen van de prijs is op zich toegestaan). Zo wil de overheid garanderen dat de solden voor elke onderneming op dezelfde dag start, én dat de prijs van de soldenproducten effectief gedaald is. Wanneer? Wintersperperiode: van 3 december t.e.m. 2 januari (wanneer 3 januari op een zondag valt, begint de sperperiode voor de wintersolden op 2 december en loopt t.e.m. 1 januari) Zomersperperiode: en van 1 juni t.e.m. 30 juni (wanneer 1 juli op een zondag valt, loopt de sperperiode voor de zomersolden van 31 mei t.e.m. 29 juni) Welke sectoren moeten zich houden aan de sperperiode? De sperperiode beperkt zich tot de sectoren kleding, lederwaren en schoenen. Tijdens de sperperiode mogen de betrokken sectoren geen aankondigingen van prijsvermindering doen of waardebonnen verspreiden die recht geven op kortingen tijdens deze periode. Uitzonderingen op de regels De regels van de sperperiode gelden niet op braderieën georganiseerd door lokale handelsverenigingen. De braderie mag maximaal vier dagen duren per sperperiode. De wet is ook niet van toepassing op uitverkopen. Die kunnen gewoon plaatsvinden. Meer verkopen tijdens de solden? Analyseer de cijfers . Data is het nieuwe goud. Hoe beter u uw klanten kent, hoe doeltreffender uw volgende promoactie zal verlopen. Verkoopshistoriek, het meest gezochte artikel in uw webshop, leeftijd, interesses …: gebruik die gegevens om uw aanbod af te stemmen op uw doelpubliek, uw marketingacties voor te bereiden of een gepersonaliseerde promotie aan te bieden. De solden optimaal voorbereiden? Ontdek het hier Hoe ver mag u gaan tijdens de koopjesperiode? . Niet zelden ontaarden de solden in een ware prijzenoorlog tussen concurrerende zaken. Maar is het wel verstandig om daarin mee te gaan? Verkopen met verlies, bijvoorbeeld, brengt de rentabiliteit van uw onderneming in gevaar, en is enkel aangewezen als u er op de lange termijn meer klanten en een stijgende verkoop uithaalt. Enkele kritische vragen die u zich vooraf het best stelt, zijn: Waarom geeft u korting? Is het omdat uw concurrent het doet? Omdat uw klanten het verwachten? Is korting geven überhaupt nodig? Misschien bereikt u met een actie op sociale media wel méér nieuwe klanten? Wat wil u concreet bereiken tijdens de solden? Probeer een meetbaar doel te omschrijven. Kunt u op elk van deze vragen een overtuigend antwoord geven? Dan zit het wel goed met uw promoactie.

Lees meer
ABM logo tekst

Eigen aangifte jaarlijkse taks op effectenrekeningen: in te dienen voor 15 juli 2023

11.06.2023

Op 26 februari 2021 trad de jaarlijkse taks op effectenrekeningen in werking.Deze jaarlijkse taks van 0,15% wordt geheven op de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten tijdens de referentieperiode, op voorwaarde dat deze gemiddelde waarde meer dan 1 miljoen euro bedraagt. De referentieperiode is een termijn van twaalf opeenvolgende maanden, die in principe start op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar. De eerste referentieperiode startte op 26 februari 2021 en eindigde op 30 september 2021. De tweede referentieperiode eindigde op 30 september 2022. Belastingplichtigen die in het buitenland effectenrekeningen aanhouden bij niet-Belgische tussenpersonen zonder Belgische aansprakelijk vertegenwoordiger, moeten zelf instaan voor de aangifte en betaling van deze taks. De deadline voor deze aangifte is 15 juli 2023. Deze aangifte moet op papier gebeuren en via post verstuurd worden naar de FOD Financiën - Algemene Administratie Inning en de Invordering – Gaston Crommenlaan 6 bus 291 in 9051 Ledeberg. Op de website van de FOD Financiën vindt u een voorgedrukt aangifteformulier. Als effectenrekeningen aangehouden worden bij Belgische (financiële) tussenpersonen, dan hebben deze tussenpersonen een aangifteplicht. Zij moesten hun tweede aangifte indienen tegen 20 december 2022 voor de referentieperiode die afliep op 30 september 2022.

Lees meer
ABM logo tekst

Strengere spelregels voor vrijstelling bedrijfsvoorheffing

08.06.2023

In 2022 formuleerde de Administratie strengere toepassingsvoorwaarden voor de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing bij ploegen- en nachtarbeid. Om in aanmerking te komen voor een doorstorting van slechts 80%, moet een onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen: Het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers. De ploegen doen hetzelfde werk, zowel qua inhoud als qua omvang. De ploegen volgen elkaar op zonder onderbreking. Elke werknemer moet minstens 1/3e van zijn arbeidstijd in ploegenarbeid presteren. Elke werknemer die ploegenarbeid verricht, moet een ploegenpremie ontvangen. Er is geen overlapping van meer dan 1/4e van hun dagtaak tussen opeenvolgende ploegen. Omdat over de voorwaarde ‘hetzelfde werk qua inhoud en qua vorm’ vaak discussie ontstaat, ligt de bal momenteel in het kamp van het Grondwettelijk Hof om hier klaarheid over te scheppen. Daarnaast verscherpt de Administratie vanaf 1 augustus 2023 de timingvoorwaarde om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling. Met deze vrijstelling moeten ondernemingen slechts 20% van de bedrijfsvoorheffing doorstorten aan de Belgische Staat.

Lees meer
ABM logo tekst

Ficheverplichting 281.50: vermijd zware sancties!

05.06.2023

In België geldt de fiscale aftrekbaarheid van ten laste genomen beroepsinkomsten voor de Belgische schuldenaar pas wanneer deze kosten aan de Belgische fiscus gerapporteerd worden via een specifieke fiche. Deze rapporteringsplicht geldt niet alleen voor klassieke lonen van ‘werknemers’ (fiche 281.10) en ‘bestuurders’ (fiche 281.20), maar ook voor ‘erelonen in het algemeen’ (fiche 281.50). Voor kalenderjaar 2022 moet u deze fiches indienen voor 29 juni 2023. Er geldt geen ficheverplichting: als de genieter van de betrokken betalingen onderworpen is aan de Belgische boekhoudwetgeving én een btw-conforme factuur uitreikte voor betalingen onder de 250 euro per genieter per jaar als de dienstverrichter gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) en er een factuur of ander document opgesteld is. Wie deze ficheverplichting niet nakomt, riskeert een afzonderlijke aanslag geheime commissielonen. Voor die aanslag geldt een afzonderlijk vlak vennootschapsbelastingtarief van 50% (als de genieter een vennootschap is) of 100% (als de genieter een natuurlijk persoon is) van de niet-gerapporteerde kosten. Deze aanslag geheime commissielonen is niet langer fiscaal aftrekbaar.

Lees meer
ABM logo tekst

Uitbreiding energiesteun voor Vlaamse ondernemingen

02.06.2023

Vlaamse ondernemingen die geconfronteerd werden met de gevolgen van de energiecrisis, konden tot februari 2023 financiële steun aanvragen voor het vierde kwartaal van 2022. Eind februari kondigde de Vlaamse regering een uitbreiding van deze steun aan, meer specifiek tot het eerste kwartaal van 2023. Vandaag is het mogelijk om een aanvraag in te dienen voor deze ‘energiesteun 2’. Die aanvraag kan tot en met 30 juni 2023 ingediend worden. De strenge voorwaarden die van toepassing waren voor het laatste kwartaal van 2022, werden versoepeld. Deze voorwaarden worden nog steeds beoordeeld ten opzichte van 2021. Een greep uit de soepelere voorwaarden: . De energiekosten voor een onderneming moeten met minstens 50% gestegen zijn (in plaats van de eerdere verdubbeling) Een negatieve brutowinst (EBITDA) is niet langer vereist, maar wel een daling van minstens 50% ten opzichte van de referentie-EBITDA De totale meerkost aan energie moet minstens 50% van de EBITDA-daling bedragen, met een cap op 35% van de referentie-EBITDA. De bijkomende voorwaarden – zoals een totaalbedrag van 7.500 euro (excl. btw) aan energiekosten in 2021, het niet-uitkeren van een dividend tussen 1 oktober 2022 en 31 december 2023 en een activiteit van minstens 5 jaar in het Vlaamse Gewest – blijven van toepassing.

Lees meer
ABM logo tekst

Starten in e-commerce: alles wat u moet weten over dropshipping

28.04.2023

Online goederen verkopen zonder dat u ze zelf moet opslaan in een magazijn: dat is dropshipping in een notendop. Een mirakeloplossing voor wie start in e-commerce, beweren voorstanders. Maar klopt dat wel? Dropshipping is een vorm van directe online verkoop waarbij de producten niet in voorraad zijn bij de verkoper. De leverancier zendt de bestellingen rechtstreeks naar de eindklant. Het verloop ziet er als volgt uit: 1. De klant plaatst een bestelling op de webshop. 2. De webshopuitbater neemt contact op met de leverancier en bezorgt alle info voor de bestelling. Dropshipping vs marketplace. Het is dus de leverancier die de productie en logistiek verzorgt bij dropshipping – niet de webshop, zoals meestal het geval is. De webshop verdient geld door een marge te nemen op de prijs van de leverancier. Hierin onderscheidt dropshipping zich trouwens van het marketplace-model. Dat is een platform dat verkopers en kopers met elkaar in contact brengt. De verkoper betaalt een commissie op de verkoop en stuurt zelf de bestelling naar klanten. Hij of zij verzorgt ook de klantendienst en eventuele retours (denk aan Amazon en Alibaba). De voordelen van dropshipping. 1. De opstartkosten voor de webshop zijn beperkt. 2. De verkoper kan zich concentreren op zijn kerntaken: marketing en verkoop. 3. De verkoper kan een ruim gamma aanbieden en dat makkelijk aanpassen aan de vraag. De uitdagingen van dropshipping. Klinkt eenvoudig en rendabel, maar in de werkelijkheid loopt het niet altijd van een leien dakje. De nadelen van dropshipping zijn niet te onderschatten: 1. De verkoper heeft geen controle over de klanttevredenheid. 2. De verkoper is wettelijk aansprakelijk, van betaling tot levering, ook al heeft hij met de logistiek niets te maken. 3. De levertermijnen zijn vaak langer omdat webshops samenwerkingen kunnen aangaan met leveranciers uit alle uithoeken van de wereld. 4. De marges zijn beperkt, want bij té dure prijzen stappen klanten naar een concurrent. Vind een betrouwbare leverancier en investeer in marketing. De belangrijkste boodschap voor wie dropshipping wil proberen? Ga in zee met een betrouwbare leverancier die zijn afspraken nakomt. Om klanten naar uw webshop te lokken, zal u bovendien stevig moeten investeren in

Lees meer
ABM logo tekst

Het recht op deconnectie voor uw medewerkers: wat moet u hierover weten?

25.04.2023

In 2022 sloot de federale regering de veelbesproken arbeidsdeal. Een van de maatregelen in deze deal is het recht op deconnectie voor werknemers. Sinds 1 april 2023 moeten ondernemingen met minstens 20 werknemers verplichte afspraken op papier zetten. Wat moet u hierover weten? De voorbije coronapandemie heeft voor een definitieve doorbraak van structureel telewerk en het gebruik van digitale communicatietechnologieën gezorgd. Deze nieuwe werkvormen verhogen de efficiëntie op de werkvloer, maar zetten tegelijk ook de balans tussen werk en privé onder druk. In de strijd voor een gezonder evenwicht roept de wetgever het verplichte recht op deconnectie in. Concreet. Het recht op deconnectie houdt in dat uw werknemers vanaf nu het recht hebben om buiten de werkuren niet meer verbonden te zijn met digitale hulpmiddelen voor het werk. Elke onderneming met minstens 20 werknemers moet hierover concrete afspraken op papier zetten. Als dit recht op deconnectie niet geregeld is in een nationale of sectorale cao, dan moet u dit doen op bedrijfsniveau. De deadline voor dergelijke bedrijfscao was 1 april 2023. Dit was de deadline om de cao neer te leggen op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD WASO. Kon u geen bedrijfscao sluiten? Dan moest u tegen 1 april het arbeidsreglement aanpassen. Welke actiepunten moe(s)t de cao of het arbeidsreglement bevatten?. Het gaat om de volgende punten: De praktische modaliteiten rond de toepassing van het recht op deconnectie na de geldende uurroosters voor uw medewerkers. De richtlijnen voor een correct gebruik van digitale hulpmiddelen (zoals laptops en gsm’s), zodat de rusttijden, het verlof, het privéleven en familieleven van de werknemer gewaarborgd blijven. Vormings- en sensibiliseringsacties voor werknemers en leidinggevenden rond het verstandig gebruik van digitale hulpmiddelen en de risico’s die verbonden zijn aan het gebrek aan deconnectie. Wat in ondernemingen met minder dan 20 werknemers?. Uiteraard hebben ook werknemers in kleinere ondernemingen recht op een gezonde werk-privébalans, met het recht om buiten de werkuren gedeconnecteerd te zijn van het werk. Voor deze ondernemingen geldt (voorlopig) geen verplichting om deze afspraken op te nemen in een cao of arbeidsreglement. Dit belet echter niet dat u samen met uw medewerkers concrete afspraken kunt maken over het recht op deconnectie en dat deze ook schriftelijk kunnen worden vastgelegd, al dan niet in het arbeidsreglement. In elk geval is deze arbeidsdealmaatregel een uitgelezen kans om dit onderwerp bespreekbaar te maken in uw onderneming, om zo het psychosociale welzijn van uw collega’s de nodige aandacht te geven.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe regelgeving op vlak van arbeidsongeschiktheid: met welke maatregelen moet u rekening houden in 2023?

23.04.2023

Zieke werknemers kosten uw onderneming handenvol geld. Uiteraard doet u er alles aan om het ziekteverzuim op de werkvloer zo laag mogelijk te houden. De wetgever in ons land hield de voorbije maanden enkele nieuwe wetswijzigingen boven de doopvont. Bent u mee met deze nieuwe spelregels? We vatten voor u enkele maatregelen samen. Wat met het ziektebriefje?. Een van de nieuwe wetswijzigingen heeft betrekking op het indienen van een ziektebriefje door de werknemer. Driemaal per kalenderjaar moet hij of zij geen ziektebriefje voorleggen voor de eerste dag van arbeidsongeschiktheid. Duurt de afwezigheidsperiode langer? Dan is wel een briefje wel vereist. Deze administratieve vereenvoudiging geldt voor privébedrijven met minstens 50 werknemers. In kmo’s blijft het ziektebriefje voor één dag voorlopig dus wel behouden. Na een jaar zal deze regel geëvalueerd worden, waarbij bekeken wordt of het ziektebriefje voor één dag ook kan worden afgeschaft bij kleinere bedrijven. Hervorming re-integratietraject. Eind 2022 werd de wetgeving op het vlak van re-integratie hervormd en vereenvoudigd. Het doel? De terugkeer van (langdurig) arbeidsongeschikte werknemers bevorderen en versnellen. Bij een re-integratietraject beoordeelt een bedrijfsarts of en wanneer een werknemer het werk kan hernemen. In de vernieuwde procedure moet u rekening houden met de volgende nieuwigheden: Een traject tot re-integratie kan door uw werknemer (of zijn behandelende arts) vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid opgestart worden. Als werkgever kunt u een verzoek indienen na de derde maand ononderbroken arbeidsongeschiktheid of bij een attest van definitieve arbeidsongeschiktheid. Als uw medewerkers tot driemaal toe niet ingaat op de uitnodiging van een arbeidsarts, dan wordt het re-integratietraject beëindigd. U moet alle mogelijkheden van aangepast of ander werk grondig onderzoeken, rekening houdend met de aanbevelingen van de arbeidsarts. Bovendien moet u een op maat gemaakt re-integratieplan voorzien, aangepast aan de gezondheidstoestand én de mogelijkheden van de werknemer. De nieuwe re-integratieprocedure wordt volledig losgekoppeld van de procedure voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht (zie hieronder). Nieuwe procedure medische overmacht. Dit jaar is een nieuwe procedure voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht van toepassing. Via deze procedure kunt u of uw werknemer de kosteloze beëindiging van de samenwerking vragen, rekening houdend met de definitieve arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Deze procedure kan voortaan slechts opgestart worden nadat uw werknemer minstens negen maanden ononderbroken arbeidsongeschikt is én op voorwaarde dat er geen re-integratietraject loopt. Naast enkele specifieke voorwaarden kan de samenwerkingsovereenkomst slechts beëindigd worden wegens medische overmacht als blijkt dat het voor uw werknemer definitief onmogelijk is om het overeengekomen werk te verrichten. Voor deze beëindiging hebt u dus nog altijd een beslissing van de arbeidsarts nodig. Wat bij ziekte tijdens het verlof?. In 2024 wordt ook een aanpassing van de Belgische vakantiereglementering verwacht. Wanneer een werknemer ziek wordt tijdens zijn of haar vakantie, zal hij of zij de door ziekte verloren vakantiedagen op een later ogenblik kunnen opnemen. Vandaag is het onmogelijk om ‘verloren’ verlofdagen (wegens ziekte) te recupereren. Onder druk van Europese regelgeving komt hier dus wellicht verandering in. Wordt vervolgd…

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe forfaitaire bedragen buitenlandse dienstreizen sinds 15 februari 2023

20.04.2023

Op 15 februari 2023 verscheen in het Belgisch Staatsblad een nieuwe lijst van forfaitaire dagvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen. Deze nieuwe dagvergoedingen kunt u belastingvrij betalen aan uw werknemers voor de kosten die ze maken tijdens een buitenlandse dienstreis. Het is de eerste maal in vijf jaar tijd dat deze bedragen aangepast worden. De bedragen van forfaitaire dagvergoedingen die een onderneming mag betalen aan werknemers of bedrijfsleiders die een buitenlandse dienstreis maken, zijn gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In principe worden deze bedragen jaarlijks herbekeken, maar toch waren ze al sinds juli 2018 ongewijzigd. Deze vergoedingen zijn in eerste instantie bedoeld voor de personeelsleden en afgevaardigden van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich voor een officiële opdracht naar het buitenland begeven of die in internationale commissies zetelen. De fiscus aanvaardt dat u deze dagbedragen – die per land vastgesteld worden – belastingvrij kan toekennen aan werknemers en bedrijfsleiders, als een forfaitaire tussenkomst in kosten eigen aan de werkgever (van toepassing in de privésector). De vastgestelde forfaits dekken de volgende kosten: Lunch- en dinerkosten Drank- en snackkosten Plaatselijke vervoerskosten Telefonische communicatiekosten Kosten voor andere kleine uitgaven Wanneer uw onderneming kosten ten laste neemt die ook maaltijden omvatten, moeten de forfaits met de volgende percentages verminderd worden: 35% wanneer er kosten worden vergoed voor een middagmaal 45% wanneer er kosten worden vergoed voor een avondmaal Betaalt u als werkgever kleine uitgaven of kosten voor het ontbijt terug? Dan is er – in tegenstelling tot de voorbije jaren – geen pro-rata vermindering van het forfait meer vereist. Let wel: als de verplaatsingen van de werknemer of bedrijfsleider deel uitmaken van de normale dagelijkse beroepsactiviteit, dan oordeelt de administratie dat deze forfaits niet van toepassing zijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Welke subsidies kunt u vandaag als ondernemer aanvragen?

13.04.2023

Als kmo-ondernemer investeert u dagelijks heel wat tijd en middelen om uw bedrijf succesvol te doen groeien. Subsidies kunnen u en uw team hierbij een interessante financiële duw in de rug geven. Jammer genoeg zien heel wat bedrijfsleiders niet langer de bomen door de subsidiejungle. Welke subsidies zijn er momenteel beschikbaar op Vlaams, federaal en internationaal niveau? Welke subsidies kunt u aanvragen?. Voor de volgende bedrijfsprojecten kunt u vandaag subsidies aanvragen: Innovatie, onderzoek en ontwikkeling Het op de markt brengen van nieuwe innovatieve producten, diensten of bedrijfsprocessen Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, haalbaarheidsstudies Vrijstelling bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling Internationalisering & aanboren van nieuwe buitenlandse markte De lancering van een meertalige website en bedrijfscommunicatie Het inhuren of het aanwerven van experten voor het uitwerken en lanceren van een internationaliseringsproject Deelname aan buitenlandse beurzen De opening van prospectiekantoren buiten de EU Prospectiereizen buiten de EU Brexit adjustment reserve Digitalisering Het automatiseren en optimaliseren van bedrijfsprocessen aan de hand van data (met slimme algoritmes, machine learning, IoT, artificiële intelligentie,…) Circulair en duurzaam ondernemen De ontwikkeling van innovatieve technologieën voor energie- en klimaattransitie, biodiversiteit, emissiereductie, grondstof- en waterbesparing,… Investeringen Steun voor ondernemingen die een sterk innovatieve transformatie doormaken Groei in tewerkstelling en optimalisatie Nieuwe tewerkstelling in ontwrichte economische zones Doelgroepvermindering (laaggeschoolden, oudere werknemers,…) Werken in onroerende staat (tuinonderhoud, bouw, schoonmaak,…) Ploegen- en nachtarbeid Eerste tewerkstelling van personeel Voor meer info over (de voorwaarden van) deze financiële tegemoetkomingen verwijzen we u graag naar uw fiscaal adviseur.

Lees meer
ABM logo tekst

Voorraadkosten berekenen: de ‘r’ van rente, ruimte en risico

11.04.2023

Aan voorraad zijn kosten verbonden, maar welke? En hoe bereken je die kosten? In dit artikel gaan we dieper in op de elementen die de kostprijs van voorraad beïnvloeden. Voorraadbeheer vormt een essentieel maar vaak verguisd onderdeel van het bedrijfsbeheer. Zaakvoerders zien hun magazijn als een noodzakelijk kwaad, dat hen nodeloos op kosten jaagt. Stockbeheer is echter zoveel meer. Door voorraden slim te beheren kunnen ondernemingen concurrenten te slim af zijn en commercieel hun voordeel halen.Essentieel voor een succesvolle voorraadstrategie is inzicht in de kostprijs van uw stock. Hieronder gaan we er dieper op in. Zo berekent u de kostprijs van voorraad. Om de kostprijs van voorraad te kennen, houden we rekening met: rente: kapitaalkosten als gevolg van voorraadbeheer (bijvoorbeeld rente op leningen bij de bank) ruimte: de kosten voor de huur van het magazijn, maar ook afschrijvingen op magazijnmeubilair, onderhouds- en energiekosten, personeelskosten, … risicofactor: kosten die het gevolg zijn van het risico inherent aan voorraadbeheer. Goederen in voorraad kunnen bijvoorbeeld verouderen, uit de mode raken of bederven, waardoor de verkoopprijs daalt. Voorraadkosten minimaliseren?. Door altijd de minimale voorraad aan te houden die nodig is om aan de vraag van klanten te voldoen, kunnen ondernemingen hun voorraadkosten minimaliseren. Handmatige voorraadoptimalisering speelt hierin een belangrijke rol. De grootste efficiëntieslag wordt echter gemaakt wanneer kmo’s gebruikmaken van voorraadbeheersoftware. De beste pakketten maken namelijk niet enkel het voorraadbeheer makkelijker, maar voeren ook geautomatiseerde voorraadoptimalisaties uit waardoor voorraadkosten drastisch verlagen.

Lees meer
ABM logo tekst

Een digitale administratie: voordelen en aanpak

08.04.2023

Bedrijven zijn vandaag de dag meer dan ooit bereikbaar, via allerlei kanalen. Digitalisering kan de druk op de administratie verlichten. We focussen op drie fronten: het digitale archief, digitaal klantenbeheer en de digitale boekhouding. E-mail, sociale media, brieven, facturen, digitale platformen: de gemiddelde kmo ontvangt dagelijks tonnen data via diverse bronnen en kanalen. Al die gegevens, zowel digitaal als op papier, moeten verzameld, geordend en doorgesluisd worden naar de juiste dienst en de juiste persoon – en dat het liefst zo snel mogelijk.Wil u dat vlot en efficiënt doen, dan is digitalisering een must. Voordelen van het digitale archief . Bewaart u alle documenten digitaal, op een eigen server of in de cloud? Dan maakt u meteen komaf met de papierberg. Een digitaal archief biedt bovendien tal van andere voordelen: Snel doorzoekbaarZoekt u een document? U geeft enkele termen in via de computer en het gevraagde document komt tevoorschijn. Documenten gaan nooit meer verloren.  Altijd en overal beschikbaarEen digitaal archief kan u zowel met de smartphone, de tablet als de computer raadplegen. Overdag of ’s nachts, thuis of op kantoor: het archief staat altijd voor u klaar. Documenten in een handomdraai aanpassenU hoeft niets in te scannen en/of te printen, maar wijzigt rechtstreeks in het bronbestand, zo vaak u maar wil. Verschillende versies kunnen rustig naast elkaar blijven bestaan. Online samenwerken aan hetzelfde document is eenvoudig. Voordelen van digitaal klantenbeheer . De tijd van de fichebakken met daarop gegevens per klant, eventueel gerangschikt volgens omzet, ligt al lang achter ons. Toch is die archaïsche aanpak in veel bedrijven vandaag nog steeds de realiteit. Dit zijn de voordelen van digitaal klantenbeheer: Relevante info is voor iedereen beschikbaarEen digitaal klantenbestand is voor alle medewerkers online toegankelijk per autorisatieniveau en gemakkelijk doorzoekbaar met de computer, tablet of smartphone.  Informatie is altijd up-to-dateKoppel uw klantenbestand aan uw kassa- of verkoopbeheersysteem zodat belangrijke klantgegevens, zoals verkoophistoriek, automatisch in het klantendossier worden opgenomen. Koppel uw crm aan andere processen Digitaal klantenbeheer verhoogt de efficiëntie van verschillende bedrijfsprocessen omdat koppelingen met andere afdelingen mogelijk zijn. De opvolging van facturatie en betalingen verloopt daardoor grotendeels automatisch zodat de druk op uw administratie afneemt en uw wanbetalers gemakkelijk identificeert. Voordelen van een digitale boekhouding . Digitale documentverwerking, zoals hierboven beschreven, biedt veel voordelen – ook voor de boekhouding van een bedrijf. U bespaart veel tijd én geld wanneer uitgaande en inkomende facturen automatisch klaargezet worden voor boekhoudkundige verwerking. Daarvoor zijn twee zaken essentieel: e-facturatieElektronische facturen in xml- of pdf-formaat zijn automatisch boekbaar in uw boekhoudsoftware. Koppelt u uw administratiesoftware aan uw boekhoudpakket, dan verloopt de opvolging van inkomende en uitgaande facturen zo goed als volledig automatisch. elektronische bankafschriftenCODA-bestanden zijn elektronische bankafschriften die u downloadt via uw financiële instelling of een derde partij. Upload de bestanden vervolgens naar uw boekhoudpakket en de software doet de rest. U krijgt dus steeds een actueel overzicht van alle betaalde en openstaande facturen zonder dat u er extra tijd in moet investeren.

Lees meer
ABM logo tekst

Starten als meewerkende partner of echtgenoot? Dit moet u weten

04.04.2023

Uw echtgeno(o)t(e) of partner wil meewerken in uw zaak? Het statuut meewerkende partner of echtgenoot biedt enkele interessante (fiscale) voordelen. Wie komt in aanmerking voor het statuut meewerkende partner of echtgenoot?. Wie getrouwd is of wettelijk samenwoont met een zelfstandige komt in aanmerking voor het statuut als hij/zij effectief meewerkt (regelmatig of minstens 90 dagen per jaar) in de zaak van de zelfstandige partner of echtgeno(o)te(). een persoonlijk inkomen heeft uit een zelfstandige beroepsactiviteit dat niet hoger ligt dan 3.000 euro per jaar. geen persoonlijk inkomen (of vervangingsinkomen) heeft uit een activiteit als werknemer of ambtenaar. Het fiscaal statuut van de meewerkende echtgeno(o)t(e) of partner. Voldoet uw partner of echtgeno(o)t(e) aan de bovenstaande voorwaarden, dan krijgt hij/zij een volwaardig fiscaal en sociaal statuut. Het beroepsinkomen wordt in dat geval fiscaal gesplitst. De meewerkende partner of echtgeno(o)t(e) verwerft een eigen inkomen met een eigen kostenaftrek en aparte sociale bijdragen. Kortom, de meewerkende partner geniet dezelfde rechten als elke andere zelfstandige. Meewerkende partner of echtgeno(o)t(e) worden? Dit moet u doen. Schrijf u in als meewerkende partner of echtgeno(o)t(e) bij het socialeverzekeringsfonds van de echtgeno(o)t(e) of partner. Betaal per kwartaal sociale bijdragen (berekend op basis van het jaarlijkse netto-inkomen). Het inkomen van de meewerkende partner of echtgeno(o)t(e). Een zelfstandige kan ervoor kiezen om een deel van zijn/haar inkomen toe te wijzen aan de meewerkende echtgeno(o)t(e). Dat inkomen moet overeenkomen met het inkomen dat hij/zij daadwerkelijk in de activiteit heeft gegenereerd. Deze optie levert mogelijk een belastingvoordeel op. Nog vragen over het statuut van de meewerkende partner of echtgeno(o)t(e)? Vraag raad aan uw accountant.

Lees meer
ABM logo tekst

Elektronisch factureren: stand van zaken in 5 vragen en antwoorden

02.04.2023

E-invoicing wordt de norm voor b2b-transacties. De Europese en lokale overheden werken aan een voorstel dat tegen 2028 uitgerold moet zijn. Wat is elektronische facturatie of e-invoicing?. Spreken we over elektronisch factureren, of e-invoicing, dan hebben we het niet over facturen die u via e-mail in pdf aan uw klanten bezorgt. Ook al hebben die hun nut bewezen, ze bieden niet alle voordelen van e-facturen. Een e-factuur is een factuur in het xml-bestandstype en het gestructureerde UBL-formaat. Dat klinkt technisch, maar het belangrijkste is dat dit type bestanden automatisch door de meeste boekhoudpakketten herkend en verwerkt worden met minimale manuele inbreng. En dat biedt tal van voordelen. Wat zijn de voordelen van e-facturen?. Facturen maken en versturen gaat razendsnel E-facturatie is 75% goedkoper dan factureren op papier Elektronische facturen worden sneller betaald Menselijke fouten zijn uitgesloten BONUS: In- en uitgaande facturen worden onmiddellijk na ontvangst of verzending ingeboekt, waardoor uw boekhoudkundige cijfers altijd actueel zijn. Uw boekhouding wordt dus een bruikbaar instrument om de financiële gezondheid van uw onderneming te meten. Wat zegt de wet vandaag over e-invoicing?. EU-wetgevingDe Europese Commissie maakt werk van een wetsvoorstel (ViDA) dat e-invoicing voor b2b-transacties verplicht. De timing ziet er als volgt uit: Tegen 2024 morgen Europese lidstaten e-invoicing verplichten, zonder toestemming van het Europese parlement. Polen en Italië doen dit vandaag al. Tegen 2028 moet e-invoicing de norm zijn binnen de EU. Daarnaast zal ook digitale rapportering van transactionele data vereist zijn. BelgiëDe Belgische overheid wil in juli 2024 starten met een gefaseerde uitrol voor de b2b-markt, waarbij ondernemers facturen via e-invoicing zullen moeten kunnen ontvangen. De verwachte impact is groot, want 60% van de facturen in België wordt vandaag verzonden via e-mail. Zo’n 25% van de facturen heeft al een gestructureerd formaat. De Vlaamse overheid speelt hierin een voortrekkersrol en voerde het systeem al in vanaf 2017.

Lees meer
ABM logo tekst

Wat betekent een echtscheiding voor mijn bedrijf?

28.03.2023

U bent zaakvoerder en loopt privé tegen een scheiding aan? Dat hoeft gelukkig niet het einde van uw onderneming te betekenen. Een scheiding is altijd complex en pijnlijk, maar des te meer als u ondernemer bent. U moet dan immers de continuïteit van uw zaak zien te garanderen en tot een vergelijk komen met uw ex-partner, die in sommige gevallen recht heeft op een deel van de koek. Zo moet er onder andere uitsluitsel komen over: de toekomst van de ex-partner in de zaak het te verdelen vermogen de regeling rond de opgebouwde bedrijfsleidersverzekering, het VAPZ en andere pensioenpijlers. Uiteraard is er een groot verschil in complexiteit tussen een vennootschap en een eenmanszaak. We bespreken ze hieronder achtereenvolgens. Echtscheiding in geval van een eenmanszaak . In het geval van een eenmanszaak is er geen eenduidige werkwijze. Veel hangt af van het hwelijkstelsel de ondernemer gehuwd is (gemeenschap of scheiding van goederen) en de gemaakte afspraken in het huwelijkscontract over de toewijzing van aandelen en lidmaatschapsrechten. Wie gehuwd is onder een gemeeschapsstelsel, dan vallen de inkomsten van de eenmanszaak onder het gemeenschappelijke vermogen. In dat geval heeft de ex-partner bij scheiding in principe recht op de helft van dat vermogen. Echtscheiding in geval van een vennootschap . Bij echtgenoten die onder een gemeenschapsstelsel zijn gehuwd wordt er wettelijk een splitsing gemaakt tussen de lidmaatschapsrechten op aandelen en de vermogenswaarde van die aandelen. Het is dus niet omdat de aandelen op uw naam staan, dat de vermogenswaarde volledig aan u toekomt. Tenzij de ondernemende echtgenoot bij de oprichting van de vennootschap eigen gelden heeft ingebracht ter volstorting van de aandelen die op zijn naam zijn ingeschreven, zal de vermogenswaarde van de aandelen toekomen aan de gemeenschap. Bij scheiding dient men hierover een regeling te treffen. In principe moet de ondernemende echtgenoot de helft van de vermogenswaarde van de aandelen vergoeden aan de andere echtgenoot. Conclusie . Vaak vragen ondernemers zich pas bij een echtscheiding af hoe alles juridisch geregeld is tussen de echtgenoten. Men komt dan vaak voor onaangename verrassingen te staan. Een bemiddelaar kan dan helpen om gevoeligheden te ontzenuwen en praktische en financiële zaken vlot af te handelen. Ook uw accountant kan u hierin trouwens bijstaan.

Lees meer
ABM logo tekst

Verplichte fietsvergoeding vanaf 1 mei 2023: wat moet u hierover weten?

25.03.2023

Begin februari 2023 bereikten de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad (NAR) een akkoord over de verplichte toekenning van een fietsvergoeding voor werknemers uit de private sector. Deze maatregel treedt in werking vanaf 1 mei 2023. In dit artikel leest u wat er concreet wijzigt. Vandaag komt 11 procent van alle Belgische werknemers met de fiets naar het werk. Van werknemers die op minder dan vijf kilometer van het werk wonen, komt nog altijd 55 procent met de auto. Met de invoering van de verplichte fietsvergoeding wil de overheid meer werknemers aanmoedigen om met de fiets naar het werk te komen. Voor wie geldt deze verplichting?. De nieuwe cao 164 is een aanvulling op bestaande sectorafspraken. Met andere woorden: de nieuwe maatregel is enkel van toepassing in sectoren en ondernemingen waar nog geen collectieve arbeidsovereenkomst in verband met een fietsvergoeding bestaat. Als dergelijke overeenkomst wel al bestaat, dan blijft deze van toepassing, ook al is het overeengekomen vergoedingsbedrag lager. Let wel: kent u als werkgever een fietsvergoeding toe op basis van een individueel arbeidscontract of arbeidsreglement/bedrijfsreglement – dus niet in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst –, dan valt u wel onder deze aanvullende overeenkomst. Over welke fietsen gaat het? . De verplichte fietsvergoeding heeft betrekking op de fiets, die door de wetgever gedefinieerd wordt als: “een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel of een speed pedelec, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, in die zin dat de gemotoriseerde rijwielen en de speed pedelecs enkel in aanmerking komen wanneer ze elektrisch worden aangedreven”. Over welke verplaatsingen gaat het? . De vergoeding wordt toegekend aan elke werknemer die de verplaatsing tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling regelmatig met de fiets verricht.Als hij voor dit woon-werktraject verschillende vervoerswijzen combineert, dan kan hij voor elke vervoerswijze een werkgeversvergoeding ontvangen, op voorwaarde dat die verschillende vergoedingen betrekking hebben op: hetzij verschillende gedeelten van het woon-werktraject hetzij hetzelfde traject (of hetzelfde gedeelte daarvan) dat in verschillende periodes van het jaar wordt afgelegd. Hoeveel bedraagt de vergoeding? . Het basisbedrag van de vergoeding is 0,145 euro per met de fiets afgelegde kilometer. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens hetzelfde mechanisme als de sociale en fiscale vrijstelling van de fietsvergoeding. Sinds 1 januari 2023 bedraagt de vergoeding 0,27 euro per met de fiets afgelegde kilometer. De toekenning van deze vergoeding wordt geplafonneerd op een afstand van maximaal 20 kilometer per enkel traject. Een werknemer die de fietsvergoeding wil genieten, moet een verklaring op eer afleggen over het aantal kilometer van zijn woon-werktraject en het aantal dagen van de maand dat hij met de fiets komt. Door de algemene invoering van deze fietsvergoeding wil de overheid in ons land het gebruik van de fiets als vervoersmiddel van en naar het werk aanmoedigen. Dit zal een positieve impact hebben op de gezondheid van werknemers, het leefmilieu en de filedruk.

Lees meer
ABM logo tekst

Personeel ontslaan? Zo pakt u het correct aan

22.03.2023

Aan een ontslag zijn heel wat regels en procedures verbonden. Dit artikel lijst op waaraan u zich als correcte werkgever moet houden. Belgische kmo’s gaan vandaag door zwaar weer. En hoewel u het als zaakvoerder wellicht niemand toewenst, is een ontslag vaak de enige uitweg. Een correcte motivatie is trouwens juridisch verplicht. Motiveer het ontslag . Elke medewerker heeft sinds 1 april 2014 het recht om de onslagredenen schriftelijk op te vragen. Leg daarom steevast een ontslagdossier aan waarin u schriftelijke verwittingen opneemt, notities van evaluaties en dergelijke. Op die manier bent u ‘gewapend’ om het ontslag te motiveren. In de volgende gevallen is een motivatie niet verplicht: de medewerker is minder dan zes maanden in dienst uitzendkrachten en jobstudenten collectief ontslag, ontslag om economische reden of ontslag om dringende reden. De opzeggingstermijn . Als werkgever gaat u tot ontslag over door betekening van een opzeggingstermijn. De arbeidsovereenkomst loopt vanaf die datum nog verder tot de vastgestelde (wettelijke) termijn. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen met betaling van een compenserende opzeggingsvergoeding. De opzegging gebeurt doorgaans per aangetekende brief. Hierin vermeldt u de opzeggingstermijn en de startdatum – de eerstvolgende maandag na de betekening van de opzegging. De betekening vindt plaats op de derde werkdag na de aangetekende na het versturen van de aangetekende verzending. Noodzakelijke ontslagdocumenten . De volgende documenten moet u voorzien voor de ontslagen medewerker: werkloosheidsbewijs (C4) fiscale fiche 281.10 individuele rekening van het lopende jaar afrekening van de laatste betalingen vakantieattest, als het gaat over een bediende attest van tewerkstelling dat begin- en einddatum van de arbeidsovereenkomst aangeeft en de aard van de verrichte arbeid. Correcte uitbetaling bij ontslag . De laatste stap bij ontslag is het uitbetalen van diverse vergoedingen. De ontslagen medewerker heeft bijvoorbeeld recht op vakantiegeld en mogelijk ook een eindejaarspremie. Als er sprake is van een opzeggingsvergoeding betaalt u ook deze uit. Wanneer aan al deze voorwaarden voldaan is, kunt u in eer en geweten afscheid nemen van uw medewerker. Vraag het aan uw accountant . Vragen over de ontslagprocedure? Ga te rade bij uw accountant.

Lees meer
ABM logo tekst

Op zoek naar kapitaal voor uw zaak? Wed niet op één paard

19.03.2023

U zoekt geld voor uw (startende) zaak? Dan is het goed om te weten dat een lening bij de bank niet uw enige optie is. Diversifieer uw financieringen zodat u een sterk fundament krijgt om op te bouwen. ‘Stapelfinanciering’ is een vorm van financiering waarbij u niet op één geldschieter rekent, maar uw eieren in verschillende mandjes legt. U klopt dus niet aan bij één financiële instelling, maar bij verschillende financierders en investeerders. Een slimme kapitaalmix . Het voordeel van een stapelfinanciering is dat ze het risico spreidt en vertrouwen wekt bij investeerders. Omdat het om een kleiner bedrag gaat, is het risico voor hen ook kleiner, waardoor ze makkelijker geneigd zullen zijn om met geld over de brug te komen tegen gunstigere voorwaarden. Alternatieven voor de banklening zijn vandaag ook gewoon een noodzaak. Banken zijn namelijk een stuk terughoudender dan vroeger om grote sommen te financieren aan startende bedrijven. Bovendien hangt aan een banklening een waarborg vast. Kunt u het vast maandelijks bedrag niet meer betalen, dan verliest u uw eigendom. Dat is bij alternatieve financieringsbronnen niet het geval. Daar is van een waarborg meestal geen sprake. Daar staat wel een hoger prijskaartje tegenover in de vorm van hogere intresten, hoge dividenduitkeringen of aandelen. Alternatieven voor een banklening . Welke alternatieven voor de bank aangewezen zijn voor uw onderneming hangt af van uw financiële behoeften en mogelijkheden. We onderscheiden onder andere: Familie Voor grote sommen doet u beter geen beroep op bevriende geldschieters, maar voor kleine bedragen kan het wél. Sterker nog: de overheid riep verschillende instrumenten in het leven om dit mogelijk te maken. De ‘winwinlening’ maakt het mogelijk voor particulieren om tot 75.000 euro te lenen aan Vlaamse kmo’s en een deel af te trekken bij de aangifte aan de belastingen. En tijdens de coronacrisis werd het ‘vriendenaandeel’ gelanceerd waarbij u tegen ongeveer dezelfde voorwaarden kunt instappen in het kapitaal van een kmo en dus voor een stukje mede-eigenaar kunt worden. Er zijn bovendien ook mogelijkheden in Brussel (met Proxi kunt u tot 50.000 per project lenen, met een maximum van 200.000) en in Wallonië (met Coup de pouce kunt u tot 100.000 euro lenen). Investeerders Als ondernemer kunt u een beroep doen op geld van investeerders. Let wel, u zult met sterke argumenten over de brug moeten komen om hen te overtuigen. Hebt u een mooi klantportfolio opgebouwd of een sterk concept? Dan liggen de kaarten gunstig. Klop ook eens aan bij andere bedrijven. Grote bedrijven zijn vaak op zoek naar kleine ondernemingen om zich in te kopen (corporate venturing). Crowdfunding Crowdfunding is er niet alleen voor liefdadigheid, ook ondernemingen kunnen op die manier makkelijk en snel kapitaal ophalen bij beleggers en privé-investeerders. Overheid De overheid is de laatste jaren uitgegroeid tot een van de populairste geldschieters bij ondernemingen. Let wel, aan elke subsidie zijn echter specifieke voorwaarden verbonden. U moet er dus een berg papierwerk voor doorploeteren. Vraag raad aan uw accountant . Bent u op zoek naar een financieringsbron voor uw kmo? Klop eens aan bij uw accountant voor advies op maat.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe bepaalt u als bedrijfsleider uw ideale bezoldiging?

15.03.2023

Als bedrijfsleider in een vennootschap mag u wettelijk zelf uw loon bepalen. Vanuit fiscaal oogpunt moet u echter rekening houden met enkele belangrijke aandachtspunten, zodat u niet buiten de lijnen kleurt. Hoe stelt u een ideaal loonpakket samen, inclusief alternatieve vormen van beloning? De manier waarop u een aantrekkelijke loonmix samenstelt, hangt af van diverse factoren. Een ervan is uiteraard het budget dat u privé nodig hebt om maandelijks alle vaste en variabele kosten te kunnen betalen. Bij deze rekenoefening komen heel wat kosten in beeld: Huur of hypotheek Elektriciteit, gas, water, afval Voeding Verzekeringen en belastingen Kosten voor kinderopvang, onderwijs,… Diverse abonnementen (internet, telefoon, tv,…) Kledij Vrije tijd … Een andere factor is de impact van uw bezoldiging op de belasting die u moet betalen. Zo is het erg belangrijk dat uw vennootschap u een minimumloon van 45.000 euro uitkeert, omdat u als ondernemer dan een verlaagd vennootschapsbelastingtarief van 20% geniet (in plaats van het basistarief van 25%). In dit kader is ook een groepsverzekering of IPT (Individuele Pensioentoezegging) een interessante piste. Als u via een groepsverzekering of IPT – zogenaamde uitgestelde inkomsten – immers een aanvullend pensioen opbouwt, dan tellen de gestorte premies niet mee als voordeel van alle aard in de personenbelasting en zijn ze aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Hierbij gelden twee voorwaarden: u moet als bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging krijgen én u moet de 80%-grens naleven. Dit betekent dat uw wettelijk pensioen en het bovenwettelijk (extralegaal) pensioen samen niet meer mogen bedragen dan 80% van uw brutoloon van het laatste jaar. Als bedrijfsleider kunt u uw loon extra optimaliseren door uw brutoloon aan te vullen met voordelen in natura, zoals een bedrijfswagen, laptop, telefoon,... De kosten hiervoor komen dan ten laste van uw bedrijf, wat de winst drukt en ervoor zorgt dat u deze kosten niet privé moet ophoesten. Een andere optimalisatiepiste is de mogelijkheid om uzelf een gedeelte van de winst te laten uitkeren als dividend, die in bepaalde gevallen minder belast wordt dan loon. Ook de verhuur van onroerende goederen kan een interessante piste zijn. Denk hierbij aan de verhuur van kantoorruimte in uw eigen woning aan uw vennootschap. Maar ook hier gelden specifieke voorwaarden. Kortom, bij het bepalen van uw bezoldiging passeren heel wat sturende elementen en voorwaarden de revue. Ook de financiële gezondheid van uw vennootschap, inclusief investeringsplannen, mag u niet uit het oog verliezen.

Lees meer
ABM logo tekst

Groottecriteria voor ondernemingen: de impact op belastingtarieven en neerlegging jaarrekening

13.03.2023

In ons land worden de groottecriteria van een onderneming gebruikt om onder meer de belastingtarieven en de neerlegging van de jaarrekening te bepalen. De grootte van uw onderneming wordt bepaald aan de hand van drie criteria: de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werknemers. Afhankelijk van deze criteria wordt een onderneming ingedeeld in een van de volgende categorieën: micro-, kleine, middelgrote of grote onderneming. Hebt u een micro- of kleine onderneming? Dan geniet u als zaakvoerder lagere belastingtarieven en moet u met minder strenge regels rekening houden voor de neerlegging van de jaarrekening. Midden maart 2022 publiceerde de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) een nieuwe versie van haar advies over de criteria waaraan een kleine onderneming moet voldoen. Een vennootschap die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van onderstaande criteria overschrijdt, wordt gekwalificeerd als kleine vennootschap: Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50 Jaaromzet (exclusief btw): 9.000.000 euro Balanstotaal: 4.500.000 euro De microvennootschap is een subcategorie van de kleine vennootschap. Dit is een kleine vennootschap die op balansdatum géén dochter- of moedervennootschap is en die niet meer dan één van onderstaande criteria overschrijdt: Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 10 Jaaromzet (exclusief btw): 700.000 euro Balanstotaal: 350.000 euro Middelgrote en grote ondernemingen hebben doorgaans hogere belastingtarieven en moeten voldoen aan strengere regels voor de neerlegging van de jaarrekening. Voor de neerlegging van de jaarrekening geldt dat u als micro- of kleine onderneming een vereenvoudigde jaarrekening mag neerleggen, terwijl middelgrote en grote ondernemingen een volledige jaarrekening moeten neerleggen.

Lees meer
ABM logo tekst

Geen indexatie van sommige fiscale grensbedragen: een onzichtbare belastingverhoging?

10.03.2023

Alle bedragen die in de personenbelasting gebruikt worden, worden jaarlijks geïndexeerd. Denk bijvoorbeeld aan de grensbedragen voor belastingschijven, het huwelijksquotiënt, beroepskosten, enzovoort. Maar toch stijgen niet alle bedragen mee met de levensduurte. En dat zorgt voor een onzichtbare belastingverhoging. Al in 2021 besliste de federale regering om de indexatie van een aantal belastingverminderingen te bevriezen voor de inkomstenjaren 2022 en 2023. Hierbij gaat het onder meer om het maximumbedrag voor pensioensparen (990 / 1270 euro), langetermijnsparen (2350 euro) en het maximumbedrag aan (vrijgestelde) dividenden (800 euro) waarvoor u de roerende voorheffing (RV) kunt recupereren. Naast deze tijdelijke indexatiestop (voor 2022 en 2023) voerde de regering echter ook een permanente indexatiestop in. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de maximumbedragen van de woonbonus (1520 / 2280 euro) in Vlaanderen en Wallonië. Een ander voorbeeld is de (verplichte) forfait voor de kostenaftrek van woon-werkverkeer. Dit bedrag is al ruim dertig jaar niet meer geïndexeerd! In 1992 werd het forfait vastgelegd op (omgerekend) 0,15 euro per kilometer. Het mag duidelijk zijn dat deze vergoeding al lang niet meer voldoende is om de gestegen brandstofprijzen en kosten voor verzekering, onderhoud en herstelling te dekken. Zou het kunnen dat de wetgever in ons land deze niet-indexatie als hefboom gebruikt richting groene bedrijfsmobiliteit? Hetzelfde forfait voor verplaatsingen met de fiets wordt immers wél aan de levensduurte aangepast (0,27 euro per kilometer voor inkomstenjaar 2023). Deze indexatie van de fietsvergoeding werd ingevoegd in een economische herstelwet van 2009. Anderzijds blijven andere soorten ecologische verplaatsingen (te voet, met de step, elektrische bromfiets,…) echter vastgeklikt op het forfait van 0,15 euro per kilometer. Het is dus zoeken achter de logica van deze maatregelen…

Lees meer
ABM logo tekst

Durf te vragen: voor welk advies kunt u bij uw accountant terecht?

04.03.2023

Uw accountant doet meer dan uw boekhouding. Hij of zij is ook perfect geplaatst om u te adviseren in diverse aspecten van het ondernemerschap.  Fiscaliteit, financiën en conformiteit . De kennis en expertise van een accountantskantoor ligt in de eerste plaats bij fiscaliteit en financiën. Vragen over fiscale optimalisering, btw en financiële planning zijn een kolfje naar de hand van iedere boekhouder. Veelgestelde vragen: Voldoet mijn organisatie aan alle btw-verplichtingen? Hoe kan ik mijn btw-positie verbeteren? Ik doe zaken in het buitenland: aan welke fiscale verplichtingen moet ik voldoen? Hoe zorg ik voor een gezond financieel beleid voor mijn bedrijf? Hoe kan ik als bedrijfsleider mijn pensioen veilig stellen? Bedrijfsstrategie . De rol van de accountant evolueert naar die van businesspartner en CFO van de ondernemer. Ook met vragen over bedrijfsstrategie kunt u dus aankloppen bij uw accountantskantoor. Veelgestelde vragen: Hoe presteert mijn onderneming ten opzichte van concurrenten? Welke verbeterpunten zijn er? Is dit het juiste moment om te investeren? Hoe kan ik kosten besparen en mijn rendement optimaliseren? Administratieve ondersteuning  . Een soepele administratie en vlot bedrijfsbeheer is een must voor de ondernemer. Uw accountant is thuis in het snel en efficiënt verwerken van vele honderden documenten per dag. Maak gebruik van die kennis om uw eigen papiermolen te beheersen. Wil u digitaliseren? Uw accountant helpt u zeker op weg. Veelgestelde vragen: Hoe kan ik mijn documentenstroom digitaliseren? Hoe kan ik mijn betalingen efficiënt uitvoeren en opvolgen? Hoe volg ik mijn debiteuren correct op? Hoe beheer ik mijn klanten en leveranciers? Hoe maak en verstuur ik doeltreffend offertes en facturen? Juridisch advies . U hebt er alle belang bij dat uw zaken juridisch waterdicht geregeld worden. Een vlotte samenwerking met klanten, partners en medewerkers staat voorop. Ondervindt u problemen? Vraag uw accountant om hulp. Veelgestelde vragen: Hoe bescherm ik contractueel mijn belangen? Hoe regel ik de samenwerking met mijn medevennoten? Hoe bescherm ik mijn privévermogen tegen schuldeisers? Hoe regel ik de bedrijfsopvolging? Wat betekent een echtscheiding voor mij en mijn bedrijf? Conclusie? Durf te vragen . Uw accountant is een vat vol kennis. Maar er wijselijk gebruik van. Hebt u een specifieke vraag, waarvan u denkt dat uw accountant het antwoord schuldig zal moeten blijven? Stel ze toch. Hij of zij beschikt over een uitgebreid netwerk. De kans is groot dat uw accountant u in contact kan brengen met de juiste persoon.

Lees meer
ABM logo tekst

Artificiële intelligentie in uw kmo: de investering waard?

02.03.2023

Je kon de voorbije maanden geen krant of nieuwssite openen of je vond wel een artikel over ChatGPT, de chatbot die draait op artificiële intelligentie. Maar wat is de technologie precies waard in de Belgische kmo-wereld? Kunstmatige intelligentie wordt al jaren voorgesteld als de heilige graal binnen de techwereld. De technologie zou niet alleen onze manier van werken veranderen maar ook onze manier van leven. En hoewel AI al ruim een decennium gebruikt wordt in allerhande toepassingen (van accounting tot 3D-printing), maakte het grote publiek pas eind 2022 kennis met de technologie, toen OpenAI zijn befaamde chatbot ChatGPT lanceerde. Potentieel disruptieve technologie . En die toepassing doet toch wel naar adem happen – met name bij leerkrachten, journalisten en professionele tekstschrijvers – want de chatbot laat zien tot wat de technologie in staat is. Wie de huidige kinderziektes negeert, moet wel concluderen dat we hier te maken hebben met een bijzonder krachtige ontwikkeling. Ondernemers worden dan weer zenuwachtig van de hoge kostprijs van de technologie. En dus dringt zich de vraag op: is AI de moeite om te investeren als Belgische kmo? Digitaliseren kan stap voor stap . Het antwoord luidt onomwonden: ja. Met een belangrijke kanttekening dat AI niet duur, complex of disruptief te zijn. De technologie kan stap voor stap geïmplementeerd worden – de meeste ondernemingen digitaliseren trouwens al jaren stapsgewijs hun processen. Het probleem waar ze vandaag mee kampen is hun data. Heel wat bedrijven verzamelen gegevens van allerlei digitale bronnen, maar slagen er niet in die ook te structureren zodat ze gevoed kan worden aan de AI-modellen. Op dat vlak is dus nog een grote inhaalbeweging te maken.

Lees meer
ABM logo tekst

Klokkenluiders: interne procedure en meldkanaal verplicht

26.02.2023

Op 15 februari 2023 trad een nieuwe regeling in werking die ondernemingen met meer dan 50 werknemers verplicht om een procedure, meldkanaal en opvolging in te richten waarmee werknemers bepaalde inbreuken op (Europese) regelgeving in een professionele context kunnen melden. Wat houdt deze regeling precies in? Voor bedrijven uit de financiële sector voorziet de financiële regelgeving vandaag al een verplichting om een intern meldingskanaal te voorzien. De EU wou dit principe echter ook uitbreiden naar andere sectoren, waarbij melders van (voornamelijk Europese) regelgeving bescherming zouden kunnen genieten wanneer zij bij hun werkgever of opdrachtgever een inbreuk melden op deze regelgeving. Nieuwe wet van kracht sinds 15 februari 2023 . Via de wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector, voldoet ook de Belgische regelgeving aan deze verplichtingen. Dit betekent concreet dat deze nieuwe klokkenluiderswet in België op 15 februari 2023 van kracht werd voor ondernemingen met meer dan 250 werknemers. Ondernemingen met 50 tot 249 werknemers hebben tot 17 december 2023 om hun verplichtingen in verband met de procedures, meldkanaal en opvolging na te komen. Via welke kanalen kan een klokkenluider een inbreuk melden? . Wanneer een klokkenluider schriftelijk of mondeling informatie communiceert over een inbreuk binnen de onderneming die hem tewerkstelt, is er sprake van een interne melding. Om dit mogelijk te maken, moet uw onderneming een meldkanaal inrichten. Dit kan een digitale tool zijn, maar evengoed een e-mailadres of telefoonnummer. Het opzetten van dit intern meldkanaal moet u doen in overleg met de sociale partners in uw organisatie. Een klokkenluider kan ook kiezen voor een externe melding (aan de bevoegde overheidsinstanties) of voor het openbaar maken via een blog of journalist. Dit kan gebeuren wanneer de melder oordeelt dat zijn interne melding niet voldoende wordt opgevolgd of wanneer hij geen vertrouwen heeft in het interne meldkanaal. Over welke domeinen kan een melding gebeuren? . Volgens de wet van 28 november 2022 geniet een klokkenluider pas bescherming als hij een melding doet over een van de volgende inbreuken: overheidsopdrachten financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismebestrijding productveiligheid en -conformiteit veiligheid van het vervoer bescherming van het milieu stralingsbescherming en nucleaire veiligheid veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn volksgezondheid consumentenbescherming bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en beveiliging van network- en informatiesystemen bestrijding van belastingfraude sociale fraudebestrijding Bij melding over inbreuken in andere domeinen geldt dus geen bescherming. Hoe pakt u dit in de praktijk aan? . Voor u een meldkanaal invoert, moet u de sociale partners raadplegen. Vervolgens hebt u twee opties om dit kanaal te voorzien: ofwel intern, via de aanstelling van een onpartijdige meldingsbeheerder, ofwel extern, door de oprichting en het beheer van het kanaal toe te vertrouwen aan een derde. In beide gevallen blijft uw onderneming de eindverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens. Als bedrijfsleider kunt u trouwens zelf beslissen of u andere klokkenluiders dan louter uw werknemers toegang wil verlenen tot een intern meldkanaal. Denk bijvoorbeeld aan zelfstandigen, aannemers of voormalige werknemers. Meer weten? . Op monKEY.be geven Mr Dylan Casaer en Mr Benjamin De Clerck (Moore Law) meer uitleg over deze nieuwe klokkenluidersregeling.

Lees meer
ABM logo tekst

Praktische tips voor een vlotte kwartaalafsluiting

23.02.2023

Aan het eind van ieder kwartaal is het voor elke ondernemer en fiscaal adviseur altijd zover: de kwartaalafsluiting met bijhorende btw-aangifte. Niet elke ondernemer kijkt uit naar deze recurrente taak. U bent liever bezig met ondernemen dan mijn administratieve formaliteiten. Toch is een vlotte kwartaalafsluiting en correcte en tijdig ingediende btw-aangifte essentieel voor uw boekhouding. Dankzij een soepele aangifte vermijdt u immers vervelende boetes en kunt u zelfs geld terugkrijgen. Daarom alleen al is het de moeite waard om werk te maken van een vlotte kwartaalafsluiting. Ook het wegwerken van pieken in de aangifteperiodes levert u en uw boekhouder aanzienlijke (tijds)winst op. Tijd voor enkele tips. Plan vaste administratieve momenten in uw agenda . De maanden december, maart, juni en september kruist u als ondernemer het best aan in uw agenda. Want tijdens die maanden start uw boekhouder of accountant met de voorbereiding van uw kwartaalaangifte. Voor die aangifte heeft hij of zij uiteraard de nodige documenten nodig, van verkoopfactoren tot restaurantbonnetjes. Als u deze administratie op een wekelijks vast moment, dan voorkomt u dat deze taak op het einde van het kwartaal complex en onoverzichtelijk wordt. Dankzij het gebruik van facturatiesoftware houdt u elk ontvangen of verzonden document digitaal bij. Hierdoor spreidt u de werklast voor uzelf en uw boekhouder. Want dankzij een koppeling van uw software met de boekhoudsoftware van uw boekhouder kan hij of zij tijdens het kwartaal al documenten beginnen verwerken en tijdig ingrijpen bij eventuele fouten. Deze aanpak levert dus dubbele winst op: u vermijdt een drukke btw-periode voor uzelf én uw boekhouder houdt meer tijd vrij om u te begeleiden. Digitaliseren rendeert . Maak zoveel mogelijk komaf met het versturen en ontvangen van papieren facturen. Het verwerken ervan vergt heel wat tijd en energie die u en uw medewerkers nuttiger kunnen besteden. Vraag uw leveranciers daarom om digitaal te factureren. Op die manier kunt u uw boekhoudprogramma het werk laten doen. Een extra voordeel van digitalisering is trouwens dat u documenten een pak sneller terugvindt in uw archief, wat u extra tijdswinst oplevert. Schep orde in de chaos . Ontvangt u toch nog papieren leveranciersfacturen? Voor een vlotte kwartaalafsluiting raden we u aan om een vaste werkwijze te hanteren voor het openen en ordenen van facturen en andere post. Documenten die kris kras op kantoor rondslingeren, nodigen niet meteen uit om de administratie te doen. Hou daarom goed bij welke facturen u al betaalde en welke niet. Opnieuw trouwens een warme oproep om maximaal digitaal te gaan, zodat uw boekhoudprogramma het ‘vuile’ werk opknapt. Ook hier rendeert digitaal werken. Als u immers alle documenten bewaart in één gecentraliseerd platform dat bij de meest facturatiesoftware vanuit de cloud beschikbaar is, beschikt u meteen over een overzichtelijk archief waarin u vliegensvlug vindt wat u zoekt. Slechts een paar muisklikken volstaan, en de vrijgekomen tijd kunt u aan uw kernactiviteiten besteden. Hou werk- en privékosten gescheiden . Op het eerste zicht een evidente tip, maar toch één waartegen vaak gezondigd wordt. Zakelijke transacties horen niet thuis op privérekeningen, en vice versa. Open dus een zakelijke rekening, zodat u beide geldstromen goed gescheiden houdt. Zo houdt u goed zicht op uitgaven en inkomsten. Cash is king! . Ondernemen is zakendoen, innoveren en bouwen aan professionele dromen. Maar ook het goed opvolgen van de financiële gezondheid van uw bedrijf hoort bij uw rol als bedrijfsleider. Verwerk daarom zeker eenmaal per maand alle bonnen en facturen. Zorg er ook voor dat u uw producten en/of diensten zo snel mogelijk factureert. Die werkwijze zorgt voor een gezonde cashflow. Cash is king! Als u die werkwijze maandelijks goed opvolgt, ziet u snel welke klanten nog niet betaald hebben. Bovendien schat u goed in of u bepaalde bedragen kunt sparen of beleggen. En opnieuw kan uw facturatieprogramma hier erg goed van pas komen. De meeste softwarepakketten beschikken immers over een koppeling met uw bank, waardoor betalingen automatisch afgepunt worden en u in real time uw cashflow, btw-stromen en rekeningstanden kunt bekijken. Dit levert dus een erg handig dashboard op, wat u extra inzichten in uw omzet verschaft. Werk op factuurdatum . Wist u dat voor uw btw-aangifte en inkomstenbelasting altijd de factuurdatum als bepalend element geldt? Met andere woorden: een factuur die u op 29 juni ontvangt, maar pas op 4 juli betaalt, geldt voor het tweede kwartaal (en dus niet voor het derde).

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe past u als zelfstandige uw tarieven correct aan na een loonindexering?

16.02.2023

In januari 2023 ontvingen honderdduizenden werknemers in de privésector een stevige loonindexering. Dit mechanisme trad in werking als gevolg van de stijgende levensduurte van de afgelopen maanden. Deze indexering geldt echter niet voor zelfstandigen. Hoe past u uw tarieven correct aan? De automatische loonindexering in actie . Via het mechanisme van de automatische loonindexering zijn de lonen van Belgische werknemers in de privésector gekoppeld aan de prijzen van goederen en diensten. Dat geldt trouwens ook voor de weddes van ambtenaren en de sociale uitkeringen (voor onder meer pensioen, werkloosheid en ziekte). Met andere woorden: wanneer de prijzen van goederen en diensten stijgen, stijgen de lonen van de werknemers in de privésector. Slechts in enkele kleine paritaire comités worden de lonen niet geïndexeerd, al zijn daar wel afspraken op ondernemingsniveau mogelijk. Uitzonderlijk hoge loonindexering in januari 2023 . De afgelopen tien tot vijftien jaar bedroeg de gemiddelde indexering in ons land minder dan 2 procent per jaar. Maar toen in februari 2022 het conflict tussen Rusland en Oekraïne losbarstte, schoten de prijzen van goederen en diensten razendsnel de hoogte in. Het gevolg van onder meer exploderende energie- en voedselprijzen. Het resultaat? Op 1 januari 2023 steeg het loon van ruim een half miljoen bedienden uit de privésector (Paritair Comité 200) met maar liefst 11,08%. Concreet betekent dit dat een bediende met een bruto maandsalaris van 3.300 euro sinds begin 2023 een salaris van 3.666 euro ontvangt. Creëer financiële ademruimte voor jezelf . Werknemers zullen die financiële ademruimte zeker appreciëren. Maar wat doet u als zelfstandige die niet in aanmerking komt voor dergelijke indexering? Ook voor u is het leven immers een pak duurder geworden. Voor prijsafspraken per uur, per prestatie of per dag gelden geen wettelijke spelregels wat een verplichte indexering betreft. Of een opdrachtgever al dan niet moet indexeren, hangt af wat u hierover in een samenwerkingscontract hebt bepaald. Weet wel dat in langlopende contracten een indexering in de praktijk meestal nadien wel gewoon wordt toegepast, in plaats van hier jaarlijks over te moeten onderhandelen. Tariefindexering als basis voor zorgeloos ondernemen . Correcte opdrachtgevers scheppen de nodige ruimte om samen met u aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. In elk geval bepaalt u als zelfstandige zelf uw tarieven. U moet dus zelf ook de knoop doorhakken of u een eventuele indexering toepast. Heel wat zelfstandigen twijfelen of dit kan en – als ze toch een tariefaanpassing overwegen – hoe ze dit correct moeten doen. Eén ding is duidelijk: een tariefaanpassing op basis van de levensduurte is helemaal oké! Dergelijke beslissing zorgt er immers voor dat u uw job op een duurzame, professionele en zorgeloze manier kan blijven uitvoeren, tot grote tevredenheid van bestaande en toekomstige klanten. Stel uzelf de volgende vragen: Is het al lang geleden dat ik mijn tarief hebt verhoogd? Is de huurprijs van mijn kantoorruimte, magazijnen of andere faciliteiten gestegen? Hoe zijn andere onkosten opgeslagen? Werk ik in een duurdere regio? Lever ik een nicheproduct of -dienst, inclusief een unieke dienstverlening, en kan ik dus een hogere prijs vragen? Hoe berekent u uw tariefverhoging? . Wilt u als zelfstandige uw tarief verhogen? Dan is het zeker een verstandige zet om de zogenaamde spilindex als maatstaf te nemen. Je zou 2% bij uw tarief kunnen tellen telkens wanneer die spilindex overschreden werd. De voorbije twee jaar gebeurde dit maar liefst zevenmaal (augustus en december 2021, en februari, april, juli, oktober en november 2022). In cijfers uitgedrukt: sinds augustus 2021 zou u uw tarief met 14% kunnen verhogen (zevenmaal overschreden * 2%). Had u in augustus 2021 een uurtarief van 60 euro? Dan kunt u volgens deze berekening vandaag 68,40 euro aanrekenen. We raden u zeker aan om deze berekening met uw boekhouder te bespreken, zodat hij of zij samen met u kan analyseren welke onkosten de voorbije jaren fors duurder geworden zijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe omgaan met wanbetalers?

14.02.2023

Om cashflowproblemen te vermijden is een strikte opvolging van uitgaande facturen essentieel. In dit artikel geven we enkele tips om daadkrachtig maar beleefd om te gaan met wanbetalers. Het eerste wapen in uw arsenaal om laattijdige betalingen te vermijden is de betalingsherinnering. Die kunt u (automatisch) versturen de dag na de vervaldatum van uw uitgaande facturen. Zo geeft u een duidelijk signaal dat u uw administratie nauwgezet opvolgt. De toon van uw brief of e-mail is duidelijk maar vriendelijk. Houd er steeds rekening mee dat er mogelijk een vergissing in het spel is (“Wellicht is de factuur aan uw aandacht ontsnapt”). Sluit af met de expliciete vraag het openstaande bedrag binnen de zeven werkdagen te betalen. Belangrijk, geef ook aan wat er gebeurt indien de extra termijn wordt overschreden en verwijs daarbij naar uw algemene voorwaarden als u administratieve kosten en/of intresten gaat aanrekenen. Neem telefonisch contact . Heeft uw klant nog altijd niet betaald drie dagen na uw eerste rappel? Bel hem of haar dan even op. Uiteraard blijft u ook aan de telefoon vriendelijk, maar zeg wel duidelijk dat het in uw beider belang is dat het bedrag snel wordt overgemaakt. Sluit het telefoongesprek positief af. Spreek uw verwachtingen uit voor de toekomst en laat eventueel ruimte voor vragen. Na uw telefoongesprek zet u de gemaakte afspraken op mail of in een aangetekende brief. Tweede aanmaning en gerechtelijke stappen . Haalt ook dat niets uit? Dan stuurt u een tweede en eventuele derde schriftelijke aanmaning. Vermeld steevast de gevolgen van de laattijdige betaling en reken in de factuur de bijkomende administratieve kosten aan. In uw laatste aanmaningsbrief zegt u dat dit de laatste waarschuwing is en dat u daarna een incassobureau of uw advocaat zult inschakelen. De dubieuze debiteur draait in dat geval op voor alle achterstallige facturen (plus intresten) én de gerechtskosten.

Lees meer
ABM logo tekst

Doe uzelf én uw accountant een plezier met deze goede gewoonte …

12.02.2023

Uploadt u uw facturen slechts eens per maand of per kwartaal naar uw accountant? In dit artikel leest u waarom u beter korter op de bal speelt. U doet er zowel uzelf als uw accountant een plezier mee. De tijd van de bomvolle schoendoos met daarin alle facturen van het voorbije kwartaal ligt al even achter ons. Vandaag uploaden de meeste ondernemers hun facturen (hopelijk) digitaal via Dropbox, Google Drive of een ander communicatieplatform rechtstreeks naar hun accountant. Eens per maand of elke dag? . Veel gemakkelijker en efficiënter uiteraard, maar lang niet ideaal. Want heel wat ondernemers wachten nog té lang met het delen van hun facturen. Zij verzamelen eens per maand of per kwartaal hun facturen en sturen die dan in bulk richting hun accountant. Precies zoals ze ook deden met hun schoendoos … Van verplicht fiscaal nummertje … . Daarmee bezorgen ze hun accountant, die al die documenten in recordtijd moet doorploeteren, niet alleen nodeloos veel deadlinestress, het beperkt ook de bruikbaarheid van de boekhouding als instrument voor het analyseren van de financiële toestand van hun bedrijf. Bij gebrek aan actuele cijfers is uw boekhouding niets meer dan een verplichting waar u enkel de fiscus een plezier mee doet. … tot inzichtelijke financiële tool . Hoe sneller uw facturen bij uw accountant terechtkomen, hoe sneller ze boekhoudkundig verwerkt worden. Uploadt u alle inkomende en uitgaande facturen dagelijks naar uw accountant, dan kan die er ook meteen mee aan de slag? Uw bedrijfsresultaat is dus ook altijd up-to-date. En zo tovert u uw boekhouding van een verplicht nummertje voor de fiscus om tot een bruisend actuele en inzichtelijke tool die u helpt de vinger aan de pols van uw onderneming te houden.

Lees meer
ABM logo tekst

U werknemers flexibel verlonen: al aan een cafetariaplan gedacht?

05.02.2023

Een cafetariaplan biedt werknemers de flexibiliteit om hun verloningspakket à la carte samen te stellen. Niet alleen financiële compensaties maar ook mobiliteitsvergoedingen, opleidingen, extra vakantiedagen, een smartphone of laptop komen in aanmerking. De vergoedingen zijn bovendien budgetneutraal voor werkgevers. Dat een cafetariaplan niets met koffie of bier te maken heeft, had u al begrepen. Met een cafetariaplan krijgen werknemers een budget om zelf een aantal extralegale voordelen te kiezen uit een lijst die de werkgever op voorhand samenstelde. Het gaat om vier categorieën van voordelen: financieel: pensioensparen, hospitalisatieverzekering, terugbetaling internetkosten, … work-lifebalans: extra vakantie, opleidingen, medische controle, … mobiliteit: fiets, auto of mobiliteitsbudget elektronica: smartphone, tablet of laptop. Grote flexibiliteit, zonder extra kosten . Belangrijk om te weten: werknemers zijn niet verplicht om een keuze te maken uit het cafetariaplan. Ze kunnen het bedrag ook gewoon laten uitkeren als loon, al is dat fiscaal wel minder interessant. In de praktijk geven de meeste werknemers dan ook de voorkeur aan een flexibel loonpakket. Het boost hun motivatie en versterkt over het algemeen ook de relatie met hun werkgever. En omdat een cafetariaplan geen extra kosten meebrengt voor de zaakvoerder, raakt het concept in de meeste bedrijven snel ingeburgerd. Fiscale en administratieve complexiteit van een cafetariaplan . Het enige nadeel aan een flexibel verloningspakket is de fiscale en administratieve complexiteit. De loonberekening wordt er met al die extralegale voordelen een stuk complexer op. Enkele aandachtspunten: de vermindering van het brutoloon heeft een impact op het vakantiegeld, de eindejaarspremie, indexeringen, patronale en persoonlijke bijdragen in de groepsverzekering, enzovoort een loonsverlaging is enkel mogelijk in onderling akkoord tussen werkgever en werknemer de geldende wettelijke en sectorale bepalingen rond extralegale voordelen moeten te allen tijde worden gerespecteerd. Kortom, ondernemers kunnen de expertise van hun accountant in deze materie goed gebruiken.

Lees meer
ABM logo tekst

Vaarwel Excel, welkom crm

20.01.2023

Beheert u uw klantrelaties nog via Excel? Laat het nieuwe jaar het signaal zijn om over te stappen naar een professioneel crm-systeem. Want customer relationship management is een topprioriteit in elk bedrijf, en daar hoort een toptool bij. Klanten willen niet als een nummer behandeld worden, maar verwachten een snelle en doorgedreven service op maat. Om aan de verwachtingen van klanten te voldoen moet u hen dus door en door kennen. En dat is precies waar customer relationship management (crm) om draait. Een geïntegreerde crm-tool vs Excel . Een crm-tool is op zijn sterkst wanneer die geïntegreerd is in andere ERP-processen, zoals het aan- en verkoopproces, service- en onderhoudscontracten, communicatie, … . Een dergelijke gekoppelde crm-tool zorgt ervoor dat alle medewerkers in een bedrijf op elk moment toegang hebben tot alle relevante data die betrekking heeft op een klant of lead. Win klanten en tijd . Info omtrent recente aankopen, de laatste facturen en offertes, maar ook alle communicatie (e-mails, telefoongesprekken, briefwisseling, …) kan aangewend worden om een service op maat te garanderen. Bovendien houdt crm-software alle belangrijke gegevens automatisch voor u bij. U hoeft dus zo goed als niets manueel in te geven, wat voor een enorme tijdwinst zorgt. En daarmee raken we meteen aan het grootste nadeel van Excel: in een spreadsheet moet u alle info handmatig invoeren én up-to-date houden. Recent op klantbezoek geweest of een prospect een offerte bezorgd? Die data zult u zelf moeten toevoegen aan het document. Bovendien hebben niet alle medewerkers overal toegang tot Excel, en dreigen spreadsheets snel onoverzichtelijk te worden wanneer verschillende mensen data toevoegen. Nieuwe vs. bestaande klanten . Volgt u uw klanten goed op? Dan kunt u producten, diensten en aanbiedingen beter afstemmen op hun noden en behoeften. Zo houdt u klanten tevreden en belet u dat ze overlopen naar de concurrentie. Bestaande klanten behouden is overigens een stuk kostenefficiënter dan leads te genereren en prospecten te overtuigen. Een crm-systeem is de ideale tool om klantretentie te optimaliseren. En dat is gezien de steeds heviger wordende concurrentie in de kmo-wereld een absolute must. De belangrijkste voordelen van een crm-tool . U kent uw klant door en door: alle relevante gegevens zijn steeds up to date en voor alle medewerkers beschikbaar. U wint tijd: crm-software houdt alle communicatie tussen u en de klant automatisch bij. U werkt klantgerichter: uw trouwe klanten appreciëren uw producten en aanbiedingen op maat. Op zoek naar een crm-tool voor uw zaak? Vraag raad aan uw accountant!

Lees meer
ABM logo tekst

Zo bewaart u in 2023 beter de balans tussen werk en vrije tijd

19.01.2023

Wordt u opgeslorpt door uw werk? Lijdt uw gezin onder uw ondernemerschap? Vreest u een burn-out of depressie? Dit artikel geeft u vijf bruikbare tips om de balans tussen werk en privé te bewaren. In 2020 vielen ruim 17.000 mensen langdurig uit als gevolg van een burn-out. In ongeveer 1.000 gevallen ging het om zelfstandige ondernemers. Volgens een meting van de Katholieke Universiteit Leuven uit 2019 heeft ruim 7 procent van de werkende bevolking in Vlaanderen burn-outklachten, nog eens 9 procent zit in de gevarenzone. Onthutsende cijfers die onder andere duidelijk maken dat mensen moeite hebben met het vinden van een goede balans tussen werk en privé. Ondernemers lopen extra gevaar omdat zij probleemsignalen die wijzen op burn-out vaak negeren omdat ze hun zaak niet in de steek willen of kunnen laten. Hieronder vindt u vijf tips die u kunnen helpen om werk en privé beter gescheiden te houden. Het zijn bescheiden maar effectieve vuistregels die opnieuw balans in uw leven zullen brengen. Werk efficiënter, niet langer . Niet hoeveel tijd u spendeert aan een taak is belangrijk, wel hoe efficiënt u werkt. Efficiëntie is het vermogen om het maximale uit een minimum aan tijd te halen. Wie efficiënter werkt, krijgt meer gedaan, maar klopt niet noodzakelijk langere dagen. Efficiënt werken heeft te maken met georganiseerd zijn, maar ook met welke hulpmiddelen u gebruikt om uw werk rond te krijgen. Delegeer waar het kan en laat u helpen waar nodig . Vindt u het als ‘baas’ moeilijk om hulp te vragen? Bedenk dat ook een zaakvoerder slechts een mens is, en dus niet alles weet. Ook uw werknemers beseffen echt wel dat u niet van alle markten thuis bent. Laat u dus bijstaan waar nodig en schakel hulp en expertise in van uw medewerkers. Daarvoor hebt u ze tenslotte aangenomen. Maak afspraken over uw bereikbaarheid . Voelt u zich onvervangbaar in uw functie? Guess again … Uw medewerkers redden het best zonder u. Wil u 's avonds en in het weekend niet gestoord worden? Vertel het aan uw personeel, klanten, leveranciers, ... Baken uw vrije tijd duidelijk af en houd u eraan. Uw directe omgeving zal u dankbaar zijn. Automatiseer tijdsintensieve taken . Ook technologie helpt om de balans te bewaren tussen werk en privé. Tijdsintensieve en repetetieve taken - denk aan administratie of bepaalde bedrijfsprocessen - kunt u gerust aan een computer overlaten. Zo houdt u meer tijd over voor uzelf, uw gezin en/of uw hobby's. Respecteer uw nachtrust . Wie wil presteren overdag moet 's nachts goed slapen. Niet iedereen heeft acht uur slaap per nacht nodig, maar is dat wel zo, dan houdt u zich er maar beter aan. Luister naar uw lichaam en draai u nog eens om.

Lees meer
ABM logo tekst

Bent u mee met de nieuwe autofiscaliteit die vanaf 2023 uit de startblokken schiet?

17.01.2023

Tegen 2026 zal het belastingregime voor bedrijfswagens dus radicaal wijzigen, zij het in verschillende stappen. Hoe zit het met de fiscale aftrekbaarheid van uw huidige bedrijfswagen of vloot? En met welke spelregels moet u rekening houden als u vanaf 2023 een nieuwe wagen koopt of leaset? Vandaag is de bedrijfswagen nog steeds erg populair in het loonpakket van Belgische werknemers. Uit de jaarlijkse mobiliteitsbarometer van het hr-dienstenbedrijf Acerta blijkt dat ruim één op vijf bedienden in ons land een bedrijfswagen heeft. Dit is een stijging van maar liefst 26,1% ten opzichte van vijf jaar geleden. Tegelijk is het Belgische bedrijfswagenpark volop aan het vergroenen, mede onder impuls van Europese en nationale (fiscale) wetgeving. Groen licht voor duurzame mobiliteit . Eind 2021 publiceerde de federale regering de wet over de fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit. Het doel: het bedrijfswagenpark verder vergroenen en bedrijven aanmoedigen om maximaal in te zetten op multimobiliteit voor hun medewerkers. Wat u eerst moet weten… . De kosten van een bedrijfswagen zijn voor uw vennootschap aftrekbaar volgens een zogenaamde gramformule. Deze houdt zowel rekening met de CO2-uitstoot van een wagen als het brandstoftype. Het aftrekbaar tarief wordt als volgt berekend: 120% - (0,5 x brandstofcoëfficiënt x CO2/km). De brandstofcoëfficiënt verschilt naargelang het type wagen en bedraagt: 1 voor dieselwagens 0,95 voor benzinewagens 0,90 voor auto’s op aardgas Fiscale aftrek voor personenwagens op fossiele brandstoffen . Voertuigen aangeschaft voor 01-07-2023 De kosten van het voertuig die u of uw bedrijf voor 1 juli 2023 aanschaft, blijven ‘levenslang’ fiscaal aftrekbaar. Voertuigen aangeschaft tussen 01-07-2023 en 31-12-2025 Voor personenwagens op fossiele brandstof (diesel, LPG, CNG of benzine) die tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 worden aangeschaft, geldt een overgangsregeling. De aftrekbaarheid van de kosten volgens de gramformule wordt vanaf 2025 geleidelijk afgetopt tot 75% in 2025, 50% in 2026, 25% in 2027 en 0% vanaf 2028. Voor fiscaal gunstige ‘echte’ hybrides die vanaf 1 juli 2023 worden aangeschaft, zullen de brandstofkosten slechts voor 50% aftrekbaar zijn tot 31 december 2026. Voor 2027 wordt de aftrek beperkt tot 25%, en vanaf 2028 is de aftrek van die brandstofkosten ook 0%. Voertuigen aangeschaft vanaf 01-01-2026 Vanaf 2026 moeten alle bedrijfswagens volledig elektrisch of op waterstof rijden. Voor wagens die niet volledig emissievrij zijn (met dus CO2 = 0) en die u aankoopt vanaf 1 januari 2026, moet u rekening houden met een totaal aftrekverbod. Fiscale aftrek voor emissievrije personenwagens. Voertuigen aangeschaft voor 01-01-2027 Sinds aanslagjaar 2021 bepaalt de gramformule (zie hierboven) de fiscale aftrekbaarheid van uw bedrijfswagen of vloot. Omdat elektrische wagens en wagens op waterstof 0 gram CO2 uitstoten, kunt u de kosten volledig fiscaal aftrekken. Die 100% geldt ‘levenslang’ voor emissievrije wagens die aangeschaft, geleased of gehuurd worden voor 1 januari 2027. Voertuigen aangeschaft vanaf 01-01-2027 De fiscale aftrekbaarheid van kosten voor emissieloze wagens die na 31 december 2026 aangeschaft worden, wordt tussen 2027 en 2031 geleidelijk afgebouwd. Tijdens deze overgangsfase is de aftrek voor wagens afhankelijk van het jaar van aanschaf, met de volgende percentages: aanschaf in 2027: levenslang aftrekbaar tegen 95% 2028: 90% 2029: 82,5% 2030: 75% 2031: 67,5% Algemeen aftrekverbod van beroepskosten van personenwagens op fossiele brandstoffen. Vanaf 1 januari 2026 geldt een algemeen aftrekverbod voor alle beroepskosten voor CO2-uitstotende bedrijfswagens. Als gevolg hiervan kunt u als belastingplichtige vanaf 1 januari 2026 ook geen gebruik meer maken van de forfaitaire aftrek van 0,15 EUR per km voor woon-werkverkeer. Dat forfait kan enkel nog toegepast worden voor een: elektrische wagen of een andere wagen (als overgang) aangeschaft voor 1 juli 2023 (geen impact door overgangsmaatregel) of voor 1 januari 2026 (uitdoofregeling: tijdelijke beperkte aftrek van 50% in 2026 en 25% in 2027). Laat u informeren door uw accountant. Voor meer info omtrent de aftrekbaarheid van uw wagenpark kunt u uiteraard terecht bij uw accountant.

Lees meer
ABM logo tekst

Laat u niet verrassen door deadlines: wat zijn de belangrijkste datums in de fiscale jaarkalender 2023?

15.01.2023

Als ondernemer of cijferberoeper loopt uw agenda snel vol met diverse afspraken en deadlines. De datums van de fiscale jaarkalender markeert u het best in fluo, zodat u steeds in orde bent met onder meer voorafbetalingen en aangiftes. Op die manier voorkomt u vervelende boetes. Let op, want bedrijven of zelfstandigen die hun btw-aangifte niet of laattijdig indienen ontvangen vanaf 2024 een voorstel van vervangende aangifte. Zij moeten, met andere woorden, extra belastingen betalen. Laat u dus niet verrassen door fiscale deadlines. Met welke datums moet u tijdens het eerste kwartaal van 2023 rekening houden? Januari 2023 5 januari: RSZ 13 januari: bedrijfsvoorheffing 20 januari: btw 31 januari: RSZ-afrekening Februari 2023 3 februari: RSZ 15 februari: bedrijfsvoorheffing 20 februari: btw 28 februari: fiches 281.10 en 20 Maart 2023 3 maart: RSZ 15 maart: bedrijfsvoorheffing 20 maart: btw 31 maart: btw-listing Download de fiscale jaarkalender 2023. Benieuwd naar de belangrijkste deadlines tijdens de andere kwartalen van dit jaar? Download hier de volledige fiscale jaarkalender 2023.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe u met een doordacht voorraadbeheer concurrenten de loef afsteekt

13.01.2023

Een goede voorraadstrategie is niet alleen noodzakelijk om de voorraadkosten te beperken, het kan u ook een concurrentieel en commercieel voordeel opleveren. Alles begint bij het vinden van het evenwicht tussen service en kost. Onder impuls van e-commerce zijn de levertijden het voorbije decennium drastisch gezakt. Consumenten die in een grote webshop winkelen, verwachten daags erna hun bestelling aan de voordeur. Maar dat geldt (gelukkig) niet voor alle producten en sectoren.  Bij het bepalen van de voorraadstrategie is het belangrijk dat u eerst de markt grondig bestudeert. Breng de reële verwachtingen van uw doelgroep in kaart en stem uw levertermijn daarop af. Bestudeer de concurrentie en bepaal of u concurrentieel voordeel haalt uit een snellere levering. Balans tussen service en voorraadkost . Efficiënt voorraadbeheer gaat om het vinden van de juiste balans tussen service en kost. In het ideale scenario kan een bedrijf elk product binnen een werkdag geleverd krijgen. In de praktijk is dat echter onmogelijk omdat het bedrijf in kwestie in dat geval over een bijna eindeloze voorraad zou moeten beschikken. De daaraan gekoppelde voorraadkosten zouden flink de pan uitswingen. Bedrijven moeten dus afwegen wat een haalbare (en concurrentiële) levertijd is voor hun producten, en hoeveel procent van hun bestellingen ze tijdig en volledig (On Time, In Full of OTIF) willen leveren. Waarom een gedifferentieerde aanpak werkt . Niet elk artikel moet op dezelfde manier behandeld worden in de supplychain. Voorraadbeheerders doen er goed aan om producten te segmenteren volgens hun belang voor en impact op de business. Voor kritieke artikelen is een OTIF-percentage van 97 misschien wenselijk, terwijl voor producten uit de marge van het assortiment een lager percentage aanvaardbaar is. Dergelijke afwegingen zijn onder andere afhankelijk van de rotatiesnelheid (hoe lang een product gemiddeld in het magazijn verblijft) en de aard van de klant (trouwe klanten verdienen een betere service). Ken uw klant . De belangrijkste les luidt dan ook: ken uw klant, én de markt waarin u zich begeeft. Data helpt u op weg om de juiste voorraadbeslissingen te nemen en een concurrentieel voordeel af te dwingen.

Lees meer
ABM logo tekst

Uw goed voornemen voor 2023? Stap over op elektronische facturatie

12.01.2023

Bij een nieuw jaar horen traditiegetrouw goede voornemens. Voor uw onderneming raden wij voor 2023 een overstap naar elektronische facturatie aan. U doet er uw accountant, maar vooral uzelf, een groot plezier mee. Wat is elektronische facturatie? . Praten we over elektronisch factureren, of e-invoicing, dan hebben we het niet over facturen die u via e-mail in pdf aan uw klanten bezorgt. Ook al hebben die hun nut bewezen, ze bieden niet alle voordelen van e-facturen. Een e-factuur is een factuur in het xml-bestandstype en UBL-formaat. Dat klinkt best technisch, maar het belangrijkste is dat dit type bestanden automatisch door de meeste boekhoudpakketten herkend en verwerkt worden met minimale manuele inbreng. En dat biedt tal van voordelen. De voordelen van e-facturen . Facturen maken en versturen gaat razendsnel E-facturatie is 75% goedkoper dan factureren op papier Elektronische facturen worden sneller betaald Menselijke fouten zijn uitgesloten BONUS: In- en uitgaande facturen worden onmiddellijk na ontvangst of verzending ingeboekt, waardoor uw boekhoudkundige cijfers altijd actueel zijn. Uw boekhouding wordt zo een bruikbaar instrument om de financiële gezondheid van uw onderneming af te leiden. Wat hebt u nodig om elektronisch te factureren? . De kans is groot dat u vandaag al over de juiste tools beschikt om elektronisch te factureren. Dit hebt u nodig: ERP-pakket of facturatietoolOm een factuur in ubl- of xml-formaat aan te maken (bijvoorbeeld Adsolut Kmo-beheer) Toegang tot het PEPPOL-netwerkPeppol is de internationale standaard voor het verzenden, ontvangen en verwerken van elektronische facturen. Het versturen en ontvangen zelf doet u via een access point.  DocumentverwerkingstoolOm uw facturen in te lezen én te verwerken in de boekhouding. Wat met de facturen van uw leveranciers? . Digitaal werkt het best als het van twee kanten komt. Met andere woorden: uw leveranciers moeten mee willen. Ontvangt u van hen nog steevast facturen op papier? Of in pdf via e-mail? Vraag hen u in de toekomst ook een xml-factuur te bezorgen. Is dat niet mogelijk? Dan biedt een scanner of een scan-app voor de smartphone een tussenoplossing. Daarmee digitaliseert u in een handomdraai facturen en bonnetjes tot pdf’s. Meer weten? Vraag raad aan uw accountant!

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe tarieven 2023 voor het neerleggen van de jaarrekening

10.01.2023

U betaalt dit jaar iets meer voor de neerlegging van uw jaarrekening. Dat is het gevolg van een jaarlijkse indexering. Het neerleggen van de jaarrekening is voor elke vennootschap een belangrijk jaarlijks agendapunt. Als zaakvoerder moet u de jaarrekening neerleggen binnen de zeven maanden na de afsluiting van het boekjaar en binnen de dertig dagen na de goedkeuring door de algemene vergadering. Voor deze openbaarmaking wordt een specifiek tarief aangerekend. Dit tarief is samengesteld uit de openbaarmakingskosten voor het verzamelen en publiceren van de documenten door de Nationale Bank van België (NBB) én uit een bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN). Tarieven neerlegging . Als gevolg van een jaarlijkse indexering betaalt u sinds 1 januari 2023 iets meer voor deze taak. In het Belgisch Staatsblad van 8 december 2022 maakte de NBB de volgende nieuwe bedragen bekend: neerlegging via het internet in de vorm van een gestructureerd databestand (XBRL):* volledig model jaarrekening: 356 euro (bedrag 2022: 317,10 euro)* verkort model jaarrekening: 81,40 euro (bedrag 2022: 72,50 euro)* micromodel jaarrekening: 60,20 euro (bedrag 2022: 53,60 euro) neerlegging via het internet van een PDF-bestand:* volledig model jaarrekening: 422,50 euro (bedrag 2022: 376,40 euro) * verkort model jaarrekening: 147,80 euro (bedrag 2022: 131,60 euro)* micromodel jaarrekening: 126,70 euro (bedrag 2022: 112,90 euro)Voor neergelegde stukken, afzonderlijk van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening, en voor een verbeterde jaarrekening betaalt u vanaf nu 81,40 euro. In geval van het micromodel is dat 51,80 euro. In 2022 bedroegen deze bedragen respectievelijk 72,50 euro en 46,10 euro.

Lees meer
ABM logo tekst

Een offerte opstellen: dit moet u zeker vermelden

08.01.2023

Een offerte moet aan een aantal vormelijke en inhoudelijke vereisten voldoen. In dit artikel sommen we op welke zaken u zeker moet opnemen. Een offerte is een voorstel tot levering van bepaalde goederen en/of diensten van een onderneming/eenmanszaak gericht aan een mogelijke klant. De offerte omvat een beschrijving van de geleverde goederen en/of diensten en hoeveel deze zullen kosten. Een rechtsgeldige offerte bevat de volgende elementen: . uw bedrijfsgegevens klantgegevens datum offertenummer korte samenvatting van de gevraagde werkzaamheden/geleverde goederen uurtarief of totaalprijs (vergeet eventuele bijkomende kosten niet) geldigheidsduur van de offerte wat moet de klant doen om op de offerte in te gaan De algemene voorwaarden van de verbintenis . Merk op dat algemene voorwaarden ontbreken in bovenstaande lijst. Dat komt omdat ze juridisch niet verplicht zijn. Het is evenwel zeker nuttig om ze toch toe te voegen. Zo vermijdt u onduidelijkheden in geval van een eventueel juridisch geschil. Let op: als u geen algemene voorwaarden opstelt, is de normale wetgeving van toepassing op uw verbintenissen. Vermeldt u algemene voorwaarden in uw offerte, dan moet u rekening houden met enkele verplichtingen om de voorwaarden rechtsgeldig te maken. InformatieplichtU bent verplicht uw klanten voor of tijdens het afsluiten van de overeenkomst te informeren over de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op uw producten en/of diensten. Verwijs met andere woorden duidelijk naar de algemene voorwaarden in uw offerte en/of factuur. De algemene voorwaarden worden automatisch als aanvaard beschouwd als de klant niet tijdig protesteert. Een handtekening is niet nodig, maar wordt toch aangeraden. DuidelijkheidAlgemene voorwaarden moeten duidelijk opgesteld worden. De tekst moet leesbaar en ondubbelzinnig zijn. Bij dubbelzinnige interpretaties zal de rechtbank doorgaans de interpretatie aannemen die het meest gunstige blijkt voor de klant. Redelijkheid en evenwichtigheidTorenhoge schadevergoedingen of nalatigheidsintresten opnemen in de algemene voorwaarden is geen goed idee. Vergoedingen moeten redelijk zijn, dus in verhouding met de geleverde goederen en/of diensten. De wet eist dat de rechten en plichten evenwichtig verdeeld zijn tussen consument en leverancier. Verkopen via internet en verkopen aan particulierenVoor online verkopen en verkopen aan particulieren gelden specifieke wettelijke bepalingen ter bescherming van de consument (denk aan de wettelijke herroepings- of bedenkingstermijn). Uw algemene voorwaarden mogen deze bepalingen niet tegenspreken, anders worden ze nietig verklaard. Bovenstaande verplichtingen indachtig is het verleidelijk om de algemene voorwaarden van een ander bedrijf over te nemen. Let daar echter goed mee op, want in geval van een geschil met een klant (bijvoorbeeld een laattijdige betaling) is het van groot belang dat uw algemene voorwaarden op maat van uw bedrijf en uw verwachtingen zijn geschreven. Stel uw algemene voorwaarden dus liever zelf op en laat ze nalezen door uw advocaat.

Lees meer
ABM logo tekst

Langdurig afwezige werknemers? Zo integreert u hen opnieuw in uw organisatie

06.01.2023

Alsof een langdurig zieke het nog niet hard genoeg te verduren heeft, ligt er nog een andere dreiging op de loer: de fade-out. Hoe langer een zieke collega afwezig blijft, des te moeilijker wordt het om opnieuw aan de slag te gaan. Dé remedie hiervoor is contact houden, ingebed in een solide reïntegratietraject. Uit cijfers van de federale ziekteverzekering RIZIV blijkt dat vandaag bijna een half miljoen werknemers, zelfstandigen en werklozen meer dan een jaar niet werken of niet naar werk zoeken. Er gaat  meer dan 1,6 miljard euro naar uitkeringen voor langdurige arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door depressie of burn-out. Werkgevers onder druk . Het is duidelijk dat steeds meer werknemers in ons land moeite hebben met de alsmaar toenemende werkdruk. Langdurig afwezige medewerkers zijn geen geschenk voor ondernemingen. Denk bijvoorbeeld aan de toenemende druk bij medewerkers die het werk van zieke collega’s moeten opvangen, de oplopende kosten voor werkgevers en de moeizame zoektocht naar vervangers. Van reïntegratietraject naar succesvolle werkhervatting . De federale regering in ons land zette de voorbije jaren een hervorming in de steigers om langdurig zieken opnieuw aan het werk te krijgen. Want een professionele aanpak van een reïntegratiestrategie rendeert, zowel voor werknemers als werkgevers. Een goed begeleide reïntegratie verhoogt de kans op een succesvolle werkhervatting. Sinds 2016 zijn werkgevers verplicht om langdurig zieken te begeleiden bij hun terugkeer naar de werkvloer. Een reïntegratietraject is de gezamenlijke zoektocht van werkgever en werknemer naar haalbare manieren om als arbeidsongeschikte werknemer opnieuw te integreren in de onderneming.  Dergelijk reïntegratietraject – dat bij voorkeur deel uitmaakt van een breder hr-beleid – verloopt stapsgewijs en gestructureerd. Een traject bestaat uit de volgende vijf fases: Helder vijfstappenplan . Opstart: de aanvraag van een reïntegratietraject gebeurt schriftelijk en is altijd gericht aan de preventieadviseur-arbeidsarts. Verschillende personen kunnen het reïntegratietraject in gang zetten: de werkgever, de adviserend arts van het ziekenfonds of de langdurig zieke zelf (of zijn behandelende arts). Beoordeling: de arbeidsarts onderzoekt of je werknemer in staat is om zijn werk te hervatten en legt hiervoor voorwaarden vast, met bijvoorbeeld een aangepaste werkplek of (tijdelijk) aangepast werk. Overleg: werkgever, werknemer, arbeidsarts en andere betrokken partijen bekijken samen hoe ze de beslissingen van de tweede fase kunnen vertalen naar de praktijk. Reïntegratieplan: als werkgever bundel je de concrete maatregelen in een reïntegratieplan, dat gebaseerd is op de reïntegratiebeoordeling door de arbeidsarts. Doe je dit niet? Dan moet je die keuze motiveren in een verslag. Uitvoering en monitoring: als je werknemer akkoord gaat met het reïntegratieplan, dan kun je hiermee aan de slag. De arbeidsarts volgt dit traject van nabij op. Communicatie als cruciale bouwsteen . Een succesvol reïntegratietraject valt of staat met de juiste communicatie op het juiste moment. Als gouden regel geldt dat je als werkgever de communicatielijnen zoveel mogelijk open houdt, van het moment van ziektemelding tot na de opvolging van de betrokken medewerker. Denk hierbij ook aan de volgende tips: Betrek altijd alle betrokkenen bij je reïntegratiebeleid: het CPBW, de ondernemingsraad, de arbeidsgeneesheer, directie en leidinggevenden,… Communiceer helder en tijdig met afwezige medewerkers. Wanneer iemand langdurig afwezig is, dreigt hij of zij immers mentaal af te haken. Zoals al aangegeven, helpt contact houden een dreigende fade-out te vermijden. Moedig je leidinggevenden dus aan om contact te houden tijdens de afwezigheid van je werknemer. Denk ook aan medewerkers die het werk van zieke collega’s opvangen: motiveer hen, en hou ze betrokken bij hun werk. Dit bevordert hun productiviteit en efficiëntie en versterkt het groepsgevoel. Hou langdurig zieke werknemers op de hoogte over de mogelijkheid om vrijblijvend de werkplek te bezoeken voor het werk hervat wordt. Zo verlaag je de drempel voor een snelle terugkeer. Reïntegratie werkt . Dat deze inspanningen resultaten opleveren, bewijzen de recentste cijfers. Sinds 2018 groeide de groep arbeidsongeschikten jaarlijks met 5 procent. In 2021 is die toename geslonken tot 3 procent.

Lees meer
ABM logo tekst

Gestandaardiseerd aandelenoptieplan is geen garantie voor recht op kostenaftrek

22.12.2022

Een onderneming biedt de bedrijfsleider een aandelenoptieplan aan. Ze doet daarbij een beroep op een gespecialiseerde instelling die standaardoplossingen aanbiedt voor aandelenopties. Maar toch is dat geen garantie voor aftrekbaarheid van de kosten. Feiten. Een onderneming met slechts één personeelslid, namelijk de bedrijfsleider, besluit om die bedrijfsleider een aandelenoptieplan aan te bieden. Dat kan fiscaal gunstig geregeld worden in uitvoering van de wet van 26 maart 1999: de genieter wordt belast op een forfaitair berekend voordeel van alle aard, gebaseerd op de waarde van de opties op het ogenblik dat ze werden toegekend. Met wat geluk kan de genieter na verloop van tijd de opties met een meerwaarde verkopen. Die meerwaarde is dan belastingvrij. Zo geschiede: de onderneming neemt een instelling (hierna “P NV”) onder de arm, die dit allemaal regelt. P NV heeft in het verleden al gelijkaardige constructies opgezet, die ook nog werden afgedekt door een ruling. In ons geval wordt er geen ruling gevraagd, maar de situatie is in grote mate gelijk aan de eerdere situaties waarvoor P NV wel een ruling heeft gekregen. Eén en ander wordt uitgevoerd en de bedrijfsleider wordt belast in het jaar dat hem de opties werden toegekend, volgens het bijzondere regime van de wet van 1999. Vervolgens wil de vennootschap de kosten verbonden aan het aandelenoptieplan aftrekken. Maar dan gaat de fiscus dwarsliggen: om fiscaal aftrekbaar te zijn, moeten de uitgaven voldoen aan artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. En één van die voorwaarden is dat de uitgaven gedaan moeten zijn met het oog op het verwerven of behouden van beroepsinkomsten, een voorwaarde waarover al veel inkt gevloeid is. Visie van de fiscus . De fiscus meent dat het aandelenoptieplan niet werd afgesloten met het oog op het verwerven of behouden van inkomsten. Een aandelenoptieplan wordt afgesloten om een voordeel van alle aard te bekomen. Een voordeel van alle aard is een vorm van loon en lonen zijn aftrekbare beroepskosten. Maar dan nog: ook loonkosten zijn onderworpen aan de voorwaarde dat ze verbonden moeten zijn aan werkelijke prestaties (zodat de werkgever inkomsten kan verwerven). De fiscus stelt in deze zaak vast dat de uitgaven niet werden betaald aan de werknemer, maar aan P NV. En bijkomend toont de werkgever niet aan dat er werkelijke prestaties stonden tegenover het voordeel of de verloning. Visie van de belastingplichtige . De belastingplichtige zet daar 2 argumenten tegenover. Dat de uitgaven betaald werden aan P NV is volgens hem niet relevant. Het gaat hier om een uitgave die bedoeld was om een voordeel te bezorgen aan de bedrijfsleider en dus staat het vast dat het om een vorm van verloning gaat. De rechtbank gaat daar ook volledig in mee: dit argument wordt verworpen. Het tweede argument is een poging om te laten vaststellen dat de toekenning van de aandelenopties een beroepskarakter heeft. Maar in plaats van aan te tonen welke prestaties er geleverd werden, beroept de belastingplichtige zich op de oudere rulings die P NV verkregen had en die het over eenzelfde situatie hadden. En daar loopt het fout. Visie van de rechter . In eerste instantie geldt als regel (en dit geldt eigenlijk ook voor rechtspraak) dat voorafgaande beslissingen geen precedentswaarde hebben. Een ruling verbindt enkel de fiscus in een concrete zaak, met concrete gegevens. De Dienst Voorafgaande Beslissingen publiceert soms wel een algemeen standpunt (bv. over kosten eigen aan de werkgever inzake het thuiskantoor), maar verder kan je je niet beroepen op een ruling die afgesloten werd tussen andere partijen. Ook al waren de rulings die werden aangehaald, precies 2 rulings die P NV in dezelfde omstandigheden had bekomen.  De rechtbank volgt de belastingplichtige dan ook niet wat zijn laatste argument betreft. De rechter oordeelt als volgt: Dat het voordeel van alle aard als loon werd belast, is volkomen terecht, maar staat volgens de rechter los van de aftrekbaarheid van de kosten van het optieplan. Het feit dat er een ruling is afgesloten voor hetzelfde ‘product’ van P NV is niet relevant en is geen garantie voor aftrekbaarheid van de kosten. De belastingplichtige moet sowieso aantonen welke prestaties er tegenover het loon staan. Vervolgens concludeert de rechtbank dat de belastingplichtige niet in dat laatste bewijs slaagt. Ook al is de bedrijfsleider de enige persoon in de vennootschap die prestaties levert.  Beroepskosten? . De gegevens in het vonnis zijn onvoldoende om vast te stellen waarom de rechter meent dat een voordeel van alle aard dat wordt toegekend aan de enige persoon die in een vennootschap werkt, toch niet beschouwd moet worden als loon voor prestaties. Mogelijks heeft dit te maken met het feit dat noch de functie, noch het loon van de bedrijfsleider wijzigden en er ook geen elementen zijn die erop wijzen dat de bedrijfsleider iets extra gedaan heeft dat de toekenning van een aandelenoptieplan zou verantwoorden. In dergelijke omstandigheden is de toekenning van de opties eigenlijk een liberaliteit, waar geen prestaties tegenover staan. Het blijft natuurlijk bijzonder dat de fiscus aan de ene kant de bedrijfsleider belast op een voordeel van alle aard, omdat het om loon gaat, en hij tegelijk de onderneming geen aftrek toestaat omdat het niet om loon zou gaan. Maar de voornaamste les is hier wel dat rulings niet als precedent gebruikt kunnen worden.

Lees meer
ABM logo tekst

Effectentaks 2.0 doorstaat toets van Grondwettelijk Hof

16.12.2022

De effectentaks is een blijvertje. Verschillende partijen hadden de vernietiging ervan gevraagd bij het Grondwettelijk Hof, maar met uitzondering van de antimisbruikbepaling, heeft het Hof geen problemen met de nieuwe versie van de effectentaks. Oude effectentaks: nietig . In 2018 werd in België een nieuwe taks ingevoerd: de taks op de effectenrekeningen. Die belasting was verschuldigd door natuurlijke personen die over financiële instrumenten beschikten die ingeschreven waren op een of meer effectenrekeningen, op voorwaarde dat het aandeel in de gemiddelde waarde van die financiële instrumenten, 500.000 euro of meer bedroeg. De effectentaks bedroeg 0,15%. Die effectentaks werd in oktober 2019 vernietigd door het Grondwettelijk Hof, onder meer omdat het onderscheid tussen de effecten die wel, en deze die niet aan de taks onderworpen waren, niet gebaseerd was op relevante criteria. De taks werd echter niet retroactief opgeheven; de regering kreeg dus een tweede kans. Nieuwe effectentaks . De nieuwe versie van de effectentaks trad in werking op 26 februari 2021. Die zogenaamde 'jaarlijkse taks op de effectenrekeningen' of JTER is verschuldigd door alle Belgische inwoners: natuurlijke personen, vennootschappen of andere rechtspersonen. Het is daarbij niet van belang of de effectenrekening wordt aangehouden bij een Belgische of een buitenlandse tussenpersoon. De JTER is van toepassing op de effectenrekeningen waarbij de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten die erop staan meer bedraagt dan 1.000.000 euro. De referentieperiode waarover dit gemiddelde wordt berekend, start op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar. Net als voorheen, bedraagt het tarief 0,15% en is het verschuldigd op de gehele waarde van de effectenrekening.  Er geldt wel een beperking: de taks mag niet meer bedragen dan 10% van het verschil tussen de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten en het drempelbedrag van 1.000.000 euro. Grondwettelijk Hof: geen schending . Ook tegen deze JTER werden verzoeken tot nietigverklaring ingediend bij het Grondwettelijk Hof.Een eerste bezwaar betrof de drempel van 1.000.000 euro. De taks is verschuldigd als de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op de effectenrekening deze grens overschrijdt. Er wordt dus gekeken naar het saldo op de rekening, en niet naar de eigenaars. Een effectenhouder die net onder die grens blijft, is geen taks verschuldigd, terwijl een rekening waarop bijvoorbeeld 1.500.000 euro staat, maar die gehouden wordt door 4 of 5 natuurlijke personen, wél aan de taks onderworpen is. Maar het Grondwettelijk Hof ziet hier geen schending in, omdat het bedrag van de drempelwaarde behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de regering en omdat de regering geen rekening kan houden met alle mogelijke gevallen. Een tweede bezwaar gaat over het feit dat enkel 'effectenrekeningen' worden geviseerd. Andere effecten of beleggingsinstrumenten worden dus niet geraakt door de taks. Maar het Hof verwerpt ook het bezwaar omdat het:a) aan de regering toekomt om te bepalen waarop ze de taks heft; enb) het onderscheid op een objectieve en redelijke wijze verantwoord wordt. Grondwettelijk Hof: wel schending . De nieuwe effectentaks komt echter niet ongeschonden uit het arrest. De taks bevatte immers ook twee antimisbruikbepalingen: een algemene en een specifieke. De algemene antimisbruikbepaling bepaalt dat de fiscus geen rekening moet houden met handelingen die juridisch wel correct zijn, maar die eigenlijk enkel bedoeld zijn om een normale taxatie te omzeilen. Een voorbeeld van een dergelijke handeling is het verkopen van alle effecten op de rekening op de referentietijdstippen: u verkoopt alles, zodat u op 1 oktober niets heeft, en daarna koopt u alles weer aan, om vervolgens het jaar erna op hetzelfde moment weer alles op nul te brengen. De JTER trad pas in werking op 26 februari 2021 en om snelle belastingplichtigen de loef af te steken publiceerde de regering op 4 november 2020 een bericht dat, éénmaal de wet gepubliceerd zou zijn, de antimisbruikbepaling in werking zou treden op 30 oktober 2020. Er is ook een specifieke antimisbruikbepaling die gericht is op twee verrichtingen, namelijk op:a) het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen aangehouden bij dezelfde tussenpersoon; en b) de omzetting van belastbare financiële instrumenten, aangehouden op een effectenrekening, naar financiële instrumenten op naam. De belegger die één van deze twee verrichtingen heeft gesteld, wordt vermoed zich schuldig te maken aan fiscaal misbruik. Ook die bepaling trad retroactief in werking. Tegen beide antimisbruikbepalingen werd een bezwaar ingediend. Wat de inhoud van de algemene antimisbruikbepaling betreft, gaat het Hof niet mee in de argumentatie van de klagers. Alleen legt het Hof er duidelijk de nadruk op dat de bewijslast voor het misbruik bij de fiscus ligt, en niet bij de belegger. Maar met de inwerkingtreding ervan (bijna 5 maanden vóór de publicatie) heeft het Hof wel een probleem. Volgens de regering was er geen sprake van terugwerkende kracht, omdat zij in een bericht van 4 november had aangekondigd dat de nieuwe bepaling op 30 oktober 2020 in werking zou treden. Het Hof oordeelt echter dat retroactiviteit rechtsonzekerheid creëert en dus zoveel mogelijk moet worden vermeden. Retroactiviteit kan enkel verantwoord worden “op grond van bijzondere omstandigheden, inzonderheid wanneer retroactiviteit onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, zoals de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst".  En die bijzondere omstandigheden zijn volgens het Hof niet aanwezig. Het feit dat er een bericht werd verspreid, betekent niet dat er geen terugwerkende kracht was en bijgevolg een onverantwoorde rechtsonzekerheid. Wat de specifieke antimisbruikbepaling betreft is het Hof categoriek: het feit dat er een onweerlegbaar vermoeden van fiscaal misbruik is bij de genoemde verrichtingen is een schending van het zogenaamde Grondwettelijk wettigheidsbeginsel. Met andere woorden: de fiscus kan in de twee genoemde gevallen wel nog een beroep doen op het algemene rechtsbeginsel, maar dan moet de fiscus zelf het bewijs aanbrengen. JTER blijft dus bestaan, maar het Grondwettelijk hof struikelt wel over twee elementen van de wet, ook al blijft de nieuwe effectentaks op zich bestaan, in tegenstelling tot de eerdere versie. M.a.w.: de jaarlijkse taks op de effectenrekening is here to stay.

Lees meer
ABM logo tekst

Pre-pack: wat met de werknemers ?

15.12.2022

Bij een pre-pack worden de gezonde delen van een bijna failliete onderneming verkocht onder supervisie van de rechtbank. Een doorstart voor een deel van de onderneming heeft zeker voordelen. Maar hoe zit het eigenlijk met de werknemers? Pre-pack insolvency of stil faillissement . Het 'stil faillissement', beter bekend onder de Engelse benaming pre-pack insolvency, werd eind maart 2021 ingevoerd in het Belgisch recht. Het is een procedure waarbij een onderneming in moeilijkheden geheime besprekingen voert met haar belangrijkste schuldeisers om het faillissement van de onderneming voor te bereiden of te voorkomen. Met dat akkoord kan men dan naar de rechter gaan om over te stappen op een gerechtelijke procedure tot sanering van de onderneming. De onderneming in moeilijkheden kan een pre-packprocedure opstarten via een verzoekschrift bij de voorzitter van de bevoegde ondernemingsrechtbank. De aanvraag moet gemotiveerd worden, waarna de voorzitter beslist om al dan niet in te gaan op de pre-pack. Gaat de rechter akkoord, dan wordt er een gerechtelijk bewindvoerder aangeduid die de schuldenaar moet bijstaan bij de onderhandelingen over een minnelijk akkoord of collectief herstructureringsplan met alle, of een deel van de schuldeisers. Dankzij deze onderhandelingsfase kan er sneller overgegaan worden tot een gerechtelijk akkoord om de onderneming te laten doorstarten. Verkoop bestanddelen. Maar pre packs worden ook gebruikt om de betere onderdelen van een onderneming af te splitsen en ze te laten doorstarten in betere omstandigheden. In dat geval blijft alleen het oude vehikel achter om ontbonden te worden. De oude onderneming gaat dan wel degelijk failliet, maar door de overdracht vóór het faillissement gaat een deel van de onderneming toch verder.  Werknemers in een faillissement . Europese regels bepalen dat bij overdracht van een onderneming de rechten en plichten van de werknemers en werkgevers die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten 'van rechtswege overgaan op de verkrijger van de onderneming'. Daar bestaat een uitzondering op, namelijk in geval de onderneming in een faillissementsprocedure zit. In dat geval moeten nog 2 extra voorwaarden vervuld zijn: de procedure werd gestart met het oog op de ontbinding van de onderneming; en de procedure vindt plaats onder toezicht van een overheid. De hamvraag is dus of een overdracht van enkele onderdelen van een onderneming in het kader van een pre-pack (en dus vóór het eigenlijke faillissement) ook als een faillissement beschouwd moet worden, want dan kunnen – althans volgens de Europese richtlijnen – de arbeidsvoorwaarden herzien worden. Evolutie. Zoals het wel vaker gaat met Europese regelgeving, moest het Europese Hof van Justitie de knoop doorhakken. In 2017 oordeelde het Hof van Justitie in een Nederlandse zaak dat de voorwaarden om te kunnen spreken van een faillissement niet vervuld waren. In casu leidde de pre-packprocedure wel tot het faillissement van een kinderopvang, maar in de plaats van het vermogen van de overdrager te ontbinden, werd de zaak op de dag van het faillissement volledig overgedragen met het oog op de voorzetting van de dienstverlening. Overnemer en overdrager waren trouwens verbonden ondernemingen. Bovendien oordeelde het Hof dat de tussenkomst van een curator en rechter-commissaris niet volstaan om te kunnen spreken van een 'toezicht van een overheidsinstantie'.  In 2019 werd een Belgische casus beslecht. Ook daar concludeerde het Hof dat in die zaak de procedure van de gerechtelijke reorganisatie geen faillissementsprocedure was zoals bedoeld wordt in de uitzondering. Ommekeer in 2022 . Maar in een recente (opnieuw Nederlandse) casus oordeelde het Hof dat de voorwaarden voor de uitzondering wel allemaal vervuld waren. In dat concrete dossier werden delen van het failliet gegane Groningse garnalenverwerkingsbedrijf Heiploeg via een pre-packtransactie kort na het faillissement verkocht aan een derde. Die derde nam ook 2/3e van het personeel over, tegen minder goede arbeidsvoorwaarden.  Via de vakbond komt de zaak opnieuw bij het Hof, dat in een arrest van 28 april 2022 concludeert dat:  de pre-pack een faillissementsprocedure is; die procedure gericht is op de ontbinding van het vermogen van de overdrager (dat was dit keer het hoofddoel van de pre-pack); en de aanstelling van een curator en rechter-commissaris in een pre-packprocedure wél als overheidstoezicht moet worden beschouwd. Een pre-pack valt dus onder de uitzondering en de rechten en plichten van de werknemers en werkgevers die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten gaan niet van rechtswege over op de verkrijger van de onderneming. Specialisten beoordelen dit arrest als een ommekeer in de rechtspraak. Wie een onderneming in moeilijkheden overneemt, kan op die manier gemakkelijker besparingen realiseren. Maar die zullen dan vooral gerealiseerd worden ten koste van het personeel dat overblijft. 

Lees meer
ABM logo tekst

Flexibele werkregeling: CAO nr. 162 van toepassing

13.12.2022

Eind september 2022 werd er binnen de Nationale Arbeidsraad een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) gesloten die werknemers het recht geeft om een flexibele werkregeling aan te vragen. De regeling is van kracht sinds 1 oktober 2022. Types. De cao geeft de werknemers het recht om één van de volgende vormen van flexibele werkregeling aan te vragen:  werken op afstand (telewerk); een aanpassing van het werkrooster; of een vermindering van de arbeidstijd. Als de werkgever in geen enkele flexibele werkregeling voorziet (of nog niet voorziet), dan moet er een sociale overlegprocedure opgestart worden zodat de werkgever en werknemers samen tot een oplossing kunnen komen. Ook een sectorale regeling is mogelijk, maar die mag geen afbreuk doen aan de afspraken op ondernemingsniveau.  Welke werkgevers en werknemers? . Cao 162 is van toepassing op alle werknemers en werkgevers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen. De regeling is slechts van suppletief recht voor de andere werkgevers. Voorwaarden. De betrokken werknemer moet minstens 6 maanden anciënniteit in de onderneming hebben. Daarnaast moet hij ook een reden aanhalen waarom hij een flexibele regeling wil. Die reden kan zijn: de zorg voor een kind. Worden bedoeld: de geboorte van een kind tot het kind 12 jaar wordt (21 jaar in geval van een gehandicapt kind); de adoptie van een kind tot het kind 12 jaar wordt; de voogdij over een kind in de zin van artikel 389 van het Burgerlijk Wetboek, tot het kind 12 jaar wordt; een langdurige pleegzorg, tot het kind 12 jaar wordt; of de zorg voor een welbepaald gezins- of familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun, op voorwaarde dat: het gaat om gezinsleden die gedomicilieerd zijn op de woonplaats van de werknemer; of om familieleden die een bloedverwant zijn tot de tweede graad, aanverwant tot in de eerste graad, of bloedverwant tot in de eerste graad van de partner van de werknemer; en  een arts geoordeeld heeft dat er sprake is van een ernstige medische reden. Procedure. De werknemer moet zijn aanvraag voor een flexibeler werkregeling minstens 3 maanden op voorhand indienen. De aanvraag moet schriftelijk (best aangetekend) gedaan worden of alleszins met een ontvangstbevestiging. De flexibele regeling geldt voor 12 maanden. De werknemer heeft recht op meerdere van deze regelingen tijdens zijn loopbaan (en elk regime is telkens beperkt tot een duur van 12 maanden). Van beide termijnen (3 maanden voor de aanvraag, 12 maanden voor de regeling) kan worden afgeweken, maar in die mogelijkheid moet dan voorzien worden op sectoraal of ondernemingsniveau. De werkgever moet de aanvraag beoordelen en in de mate van het mogelijke dient hij tegemoet te komen aan de wensen van de werknemer. De werkgever heeft een periode van één maand om de aanvraag te beantwoorden. Als de werkgever niet tijdig antwoordt, heeft de werknemer het recht … om de aanvraag opnieuw in te dienen! Als de werkgever de aanvraag zonder meer aanvaardt, dan moet hij dat laten weten, maar dat is het dan ongeveer. Als hij weigert, dan moet hij de weigering wel motiveren. De werkgever kan ook een uitstel of een andere regeling voorstellen. In alle gevallen moet er bij de motivatie een afweging gemaakt worden tussen de belangen van de onderneming en de werknemer. Een vroegtijdige terugkeer naar het vroegere arbeidsregime is niet zo evident. Ook dat moet schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd worden, waarna de werkgever 14 dagen de tijd heeft om te antwoorden. Bescherming. Het meest belangrijke is wellicht het feit dat als een werknemer een flexibele werkregeling heeft aangevraagd, de werkgever geen nadelige maatregelen mag nemen ten aanzien van die werknemer (zoals ontslag), tenzij de nadelige maatregel genomen wordt om een andere reden dan de aanvraag van een flexibele werkregeling.  De bescherming gaat in op de datum van indiening van de schriftelijke aanvraag en ze eindigt 2 maanden na de einddatum van de flexibele werkregeling of 2 maanden na de datum van weigering van de aanvraag door de werkgever. Discussies over de regeling (dus over een weigering van aanvraag of over het niet-verlenen van de bescherming) kunnen beslecht worden door de arbeidsrechtbank.

Lees meer
ABM logo tekst

Huurprijzen van woningen: indexering afhankelijk van EPC-certificaat en gewest

12.12.2022

Huur is een gewestbevoegdheid, maar de drie gewesten namen in het kader van de hoogoplopende energie- en verwarmingskosten eenzelfde maatregel ter bescherming van de huurder: een bevriezing van de indexering. Toch zijn er enkele verschillen. Huurindexering. In principe mogen verhuurders de huurprijs van hun woningen elk jaar indexeren, en wel in de maand waarin het contract werd gesloten. De indexaanpassing mag niet hoger zijn dan de stijging van de zogenaamde gezondheidsindex. De gezondheidsindex is gelijk aan de Belgische consumentenprijsindex, maar dan zonder de prijzen van alcohol, tabak, benzine en diesel. Eind september 2022 is die gezondheidsindex met 11,2% (jaar-op-jaar) gestegen... Het energiezuinig maken van een woning is eigenlijk een beslissing die bij de verhuurder ligt. Maar die ondervindt geen hinder als de warmte langs ramen en deuren naar buiten stroomt. Dat is het probleem van de huurder. Die dreigde de voorbije maanden niet alleen geconfronteerd te worden met een enorme stijging van de huurprijs, maar ook met een enorme stijging van de kosten voor gas en elektriciteit. De drie gewesten maakten daarop dezelfde redenering: om enerzijds de huurder te beschermen tegen de stijging van de energiekost en de huur, en om anderzijds de verhuurder aan te zetten om iets te doen aan de energie-efficiëntie van de huurwoningen wordt de huurprijs bevroren op het niveau van vorig jaar. Maar de modaliteiten van die indexbevriezing zijn verschillend in de 3 gewesten. In het Vlaamse Gewest . Op 1 oktober keurde het Vlaamse Parlement de niet-indexering van de huurprijs voor niet-energie-efficiënte woningen goed. Aanvankelijk zou de maatregel op 1 november in werking treden, maar op het laatste moment besloot de regering om de indexering van de huur van de niet-energiezuinige woningen al te verbieden vanaf 1 oktober.  Verhuurders zijn in de regel verplicht om de energiezuinigheid van hun huurwoning mee te delen aan de potentiële huurders via het zogenaamde energieprestatiecertificaat of EPC. Een EPC wordt toegekend door erkende deskundigen en de energiescore op het certificaat kan variëren van een A+ (dit is een energieproducerend gebouw) tot een F (dit is een energieverslindend gebouw). Er zijn enkele uitzonderingen op deze regel: een EPC is pas verplicht sinds 2009. Voor huurovereenkomsten ouder dan 2009 is er geen EPC nodig. Ook als een woning zonder publiciteit op de huurmarkt wordt gebracht (de verhuurder kent bijvoorbeeld de huurder), is er geen certificaat vereist.  Een nieuw Vlaams decreet bepaalt nu dat verhuurders de huur van woningen met een EPC-waarde E of F of van een woning zonder EPC-certificaat niet mogen indexeren. Verhuurders van een woning met een EPC-waarde D mogen slechts de helft van de indexverhoging doorrekenen. De huurprijzen van woningen met een certificaat A+, A, B of C mogen gewoon geïndexeerd worden. De indexbevriezing begon op 1 oktober en duurt 12 maanden. Opgelet! De indexbevriezing wordt achteraf niet ingehaald: zolang de energiescore op het EPC-certificaat D, E of F blijft, wordt de indexbevriezing via een correctiemechanisme doorgeschoven. Een gewone indexering is pas terug mogelijk als er na renovatiewerken een nieuw en beter certificaat wordt uitgereikt. De verhuurder kan dan een indexering vragen op basis van het nieuwe certificaat. Maar hij kan daarbij maximaal 3 maanden teruggaan in de tijd. Brussels Hoofdstedelijk Gewest . Het Brussels gewest bereikte begin oktober een akkoord over een indexbevriezing en de ordonnantie die de bevriezing doorvoert, trad in werking op 14 oktober 2022. Net als in de andere gewesten zijn verhuurders in Brussel verplicht om de energieprestaties van hun gebouw mee te delen aan de potentiële huurders. De energie-efficiëntie wordt er gepresenteerd in een energieprestatiecertificaat (PEB in het Frans, EPB in het Nederlands) met een energiescore van A voor het meest energie-efficiënte gebouw, tot G voor een energie-inefficiënt gebouw. Volgens de ordonnantie geldt er een indexbevriezing op basis van de PEB/EPB-waarde van het pand en wel op de volgende wijze: Als de PEB/EPB-waarde A, B, C of D is, kan de huur geïndexeerd worden zoals de wet of het contract bepaalt. Als de PEB/EPB-waarde F of G is, kan de huur niet worden geïndexeerd. Als de PEB/EPB-waarde E is, kan slechts de helft van de wettelijke indexering toegepast worden. Deze indexbevriezing ging in op 14 oktober en duurt 12 maanden.  In tegenstelling tot de Vlaamse regeling voorziet deze verordening niet in een correctiemechanisme wanneer de periode van 12 maanden voorbij is. Worden er verbeteringen aangebracht aan het gebouw, zodat een beter certificaat beschikbaar is, dan kan de verhuurder een indexering aanvragen op basis van het nieuwe certificaat, maar kan hij maximaal 3 maanden in de tijd teruggaan. Waals Gewest . Het Waalse Parlement keurde op 19 oktober 2022 een decreet goed dat een bevriezing van de indexering van de huurprijzen oplegt van 1 november 2022 tot 31 oktober 2023.  De energie-efficiëntie wordt er vastgelegd in een energieprestatiecertificaat (PEB), gaande van A voor het meest energie-efficiënte gebouw, tot G voor een energie-inefficiënt gebouw. In Wallonië gebeurt de indexbevriezing als volgt: Verbod op indexering voor woningen met een PEB F- of G-label en voor woningen zonder PEB-certificaat; Voor PEB E-labels: beperking van de huurindexering tot maximaal 50% van de gezondheidsindex; Voor PEB D-labels: beperking van de huurindexering tot maximaal 75% van de gezondheidsindex; Voor PEB A-, B- of C-labels: indexering is toegestaan. Het Waalse decreet bepaalt ook dat de indexbevriezing blijft doorwerken na 31 oktober 2023. Voor huurprijzen waarop de indexbevriezing van toepassing was, zal de grondslag van de huurprijs en de grondslag van de indexering worden vastgesteld op basis van respectievelijk de huurprijs en de indexering op de verjaardag tussen 1 november 2022 en 31 oktober 2023. Bijgevolg kan de verhuurder de verloren huur na 31 oktober 2023 niet meer inhalen. En tot slot, als de verhuurder later een certificaat kan voorleggen met een betere score dan dat van 1 november 2022, mag hij de geldende indexering corrigeren op basis van het nieuwe certificaat, maar hij mag maximaal 3 maanden teruggaan in de tijd. Wie moet wat doen? . De verhuurder moet nagaan of hij al dan niet mag indexeren en moet de bovenstaande regels toepassen. De huurder moet controleren of de verhuurder zijn berekening correct heeft gemaakt. Indien hij meent dat er geen, of slechts een gedeeltelijke indexering mogelijk is, heeft hij het recht de betaling van de huur tot dat deel te beperken. De verhuurder kan hem niet aanspreken op huurachterstallen. Conflicten kunnen uitgevochten worden voor de vrederechter, maar het is uiteraard beter om eventuele conflicten eerst uit te praten en te proberen om onderling tot een correcte oplossing te komen.

Lees meer
ABM logo tekst

Studentenarbeid naar 600 uur per jaar

09.12.2022

Studenten kunnen gewoon deelnemen aan de arbeidsmarkt. Als werkgever en student bepaalde voorwaarden naleven, gelden er voor studenten zelfs gunstiger regels op het vlak van sociale zekerheid en op het vlak van fiscaliteit dan voor andere werknemers. De regering besliste eind oktober om dat gunstregime nog verder uit te breiden. Studenten. Een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten is in eerste instantie een gewone arbeidsovereenkomst. De overeenkomst wordt pas een echte studentenovereenkomst als een reeks voorwaarden wordt nageleefd.  De eerste voorwaarde is dat de overeenkomst gesloten wordt tussen een werkgever en een student. Maar wie is er een student? Volgens de overheid is een student: elke persoon die het hoofdstatuut van student heeft en die in een onderwijsinstelling middelbaar, hoger of universitair onderwijs volgt, of die een examen voorbereidt voor de centrale examencommissie. Het gaat dus om personen die in eerste instantie studeren en die daarnaast, en ondergeschikt aan het studeren, ook arbeid verrichten. Een werkloze die bijstudeert, is geen student. Dat geldt ook voor 'studenten' die in een avondschool zijn ingeschreven of die onderwijs met een beperkt leerplan volgen. Er is geen maximum leeftijdsvoorwaarde, maar er geldt wel een minimumleeftijd: een studentenovereenkomst kan enkel gesloten worden met jongeren vanaf 15 jaar of meer, die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht. Arbeid onder de 15 jaar is immers kinderarbeid. Sommige combinaties van werken en studeren zijn niet toegelaten: de werkgever en de student mogen niet op ononderbroken wijze sinds meer dan 12 maanden verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst; en de student mag niet tegelijk onbezoldigde arbeid verrichten in het kader van een stage die deel uitmaakt van het studieprogramma.  Buitenlandse studenten die afkomstig zijn uit een land van de Europese Economische Ruimte of uit Zwitserland kunnen ook een studentenovereenkomst sluiten, zelfs als ze geen onderwijs volgen in België of als ze hier niet verblijven. Voor de andere buitenlandse studenten gelden er bijzondere regels.   Overeenkomst. De werkgever en de student sluiten een gewone arbeidsovereenkomst af. Er bestaan 4 types van overeenkomsten, namelijk die van arbeider, bediende, handelsvertegenwoordiger of dienstbode. Dat geldt evenzeer voor studenten. Bijzonder is wel dat de de studentenovereenkomst voor een bepaalde duur en schriftelijk moet worden opgesteld in twee exemplaren. De student mag zelf zijn overeenkomst sluiten en opzeggen en (zijn loon in ontvangst nemen) als hij 18 jaar is of ouder.  Van de overeenkomst moet een kopie gestuurd worden naar de dienst Toezicht op de Sociale Wetten en er moet ook een aangifte van tewerkstelling (DIMONA-aangifte) gedaan worden. Een studentenovereenkomst kan worden gesloten, zowel gedurende de schoolvakanties, als tijdens het schooljaar. Maximumduur. De Arbeidswet voorziet niet in een maximumduur voor het sluiten van een dergelijke overeenkomst (zij het dat een student niet langer dan 12 maanden ononderbroken bij dezelfde werkgever mag tewerkgesteld zijn, want dan wordt het een gewone arbeidsovereenkomst). Fiscaliteit en sociale zekerheid . Zitten we in een situatie waar studentenarbeid is toegelaten, dan komen we al gauw bij de vraag hoe dat fiscaal en qua RSZ in mekaar zit. Voor een bepaald aantal uren – het zogenaamde contingent – gelden er bijzondere regels. Als het totaal aantal uren dat de student werkt binnen dat contingent blijft, dan is er geen sociale zekerheid verschuldigd, noch door de student-werknemer, noch door de werkgever. Er is wel een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5,42% voor de werkgever (+0,01% voor het Asbestfonds) en 2,71% voor de student (wat wordt ingehouden op het brutoloon). Op het vlak van fiscaliteit zijn er 3 elementen waarmee we bijkomend rekening moeten houden: In theorie is er gewoon personenbelasting verschuldigd op het loon, maar als de student het contingent niet overschrijdt, zal hij waarschijnlijk niet méér verdienen dan het belastingvrije minimum en is er in de praktijk dus geen belasting verschuldigd. Er is wel bedrijfsvoorheffing verschuldigd op het loon. Maar als het om een student gaat die binnen het contingent blijft, kan de werkgever een vrijstelling toepassen. Ten slotte, en wat soms wel eens vergeten wordt, de student blijft een persoon ten laste. Het inkomen dat hij verdient met zijn studentenarbeid – in zoverre de arbeid beperkt blijft tot het contingent – wordt niet meegeteld om te oordelen of de persoon ten laste al dan niet eigen bestaansmiddelen heeft. Contingent. Om het bovenstaande gunstregime te kunnen genieten, moet het dus gaan om een studentenovereenkomst en er zijn nog 2 extra voorwaarden:a) De student mag niet werken op de momenten dat hij verplicht aanwezig moet zijn in de onderwijsinstelling;b) De student mag niet méér werken dan 475 uren op jaarbasis. En het is nu precies dat laatste waarover op 28 oktober 2022 door de ministerraad beslist werd dat het best nog wat ruimer kan. De regering besliste namelijk om het quotum van 475 uren op te trekken tot 600 uren voor 2023 en 2024. Zij besliste ook dat die verhoging geëvalueerd wordt in 2024 om te zien of dat verhoogde quotum ook na 2024 nog mag gelden.

Lees meer
ABM logo tekst

Gemeenschappelijk gebouw: aftrek kosten beroepsgedeelte

05.12.2022

Als een zelfstandige een gemeenschappelijk gebouw gebruikt voor beroepsdoeleinden, dan moeten de kosten en afschrijvingen niet alleen beperkt worden tot het beroepsgedeelte, maar vervolgens ook tot zijn of haar aandeel in de eigendom. Voor gebouwen in de huwelijksgemeenschap bestaat er een bijzondere administratieve tolerantie. Dubbele beperking? . Gebruikt u een gebouw voor beroepsdoeleinden, dan zijn de kosten (waaronder de afschrijvingen) aftrekbaar. Gebruikt u het gebouw slechts gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden, dan zijn de algemene kosten uiteraard beperkt tot dat beroepsmatige gedeelte. Maar wat soms wel eens vergeten wordt, is dat de aftrek vervolgens nóg eens beperkt moet worden tot uw aandeel in de eigendom wanneer u geen eigenaar, maar 'slechts' mede-eigenaar bent van het gebouw. Voorbeelden Stel dat u als werknemer een studeerkamer inricht, die 5% van uw woning uitmaakt. U bent, samen met uw partner eigenaar van de woning. Als u uw werkelijke kosten bewijst en u de afschrijvingen inbrengt, is de afschrijving beperkt tot 5% van uw helft van de woning…. Stel dat u samen met een zakenpartner een zaak heeft in een gewone woning. De woning wordt door u beiden 100% voor beroepsdoeleinden gebruikt … Dan heeft u allebei recht op aftrek van de kosten voor de helft. Anders zouden de kosten 200% aftrekbaar zijn... Stel dat u samen met uw broer een woning hebt. U heeft de benedenverdieping, waar u een handelszaak uitbaat, en uw broer woont in de verdieping erboven, maar hij heeft niets met de zaak te maken… Dan is het even logisch dat de kosten m.b.t. de woning slechts voor de helft aftrekbaar zijn.En als u die benedenverdieping zelf dan ook nog niet helemaal voor beroepsdoeleinden gebruikt (u woont bijvoorbeeld in de kamers achter de winkel), dan moet uw deel ook nog eens tot het beroepsmatige gedeelte beperkt worden. Een dubbele beperking? Ja dus. Gemeenschap van goederen . Bij een huwelijk ontstaan er 3 vermogens: de vermogens van elk van de gehuwden, plus het gemeenschappelijke vermogen. U kunt wel wat spelen met dat gemeenschappelijke vermogen via een huwelijkscontract: u kunt het gemeenschappelijke vermogen beperken of het zelfs helemaal afblokken. In dat laatste geval spreken we van een algehele scheiding van goederen. De goederen zijn dan ofwel van de ene, ofwel van de andere partner, of van beide partners samen in mede-eigendom. Een gemeenschap van goederen gaat een tikkeltje verder dan mede-eigendom, omdat er dan een volledige vermenging is van de eigendom. Wat blijkt nu: de administratie is altijd van mening geweest dat de dubbele beperking van hierboven (beroepsgedeelte x eigendomsaandeel) niet moet toegepast worden als het betrokken gebouw een gemeenschappelijk goed is van de gehuwden.   Enkel de beperking tot het beroepsmatige gedeelte speelt dan. Als u als zelfstandige dus uw zaak uitoefent in een gebouw dat zich in de gemeenschap van goederen bevindt, hoeft u enkel rekening te houden met de beperking tot het beroepsgedeelte om de aftrek te bepalen. Een parlementaire vraag bevestigt … of niet . De federale minister van Financiën kreeg een vraag voorgelegd over een werknemer die een deel van zijn woning begint te gebruiken voor telewerk. En zoals te verwachten viel, bevestigt de minister dat a) telewerk recht geeft op de afschrijving van de woning, enb) de dubbele beperking van toepassing is. Wat hij niet bevestigt, is het administratieve standpunt dat er geen eigendomsbeperking wordt toegepast voor gebouwen die zich in de gemeenschap van goederen bevinden.Moeten we daar gevolgen aan verbinden? De vraag die gesteld werd had betrekking op een concrete zaak, waarbij de partners niet gehuwd waren. Zij waren dus mede-eigenaars. Eigenlijk werd dus niet gevraagd of de tolerantie nog bestond. Anderzijds moet toegegeven worden dat de administratieve tolerantie wel wat gedateerd is. Een verschillende behandeling tussen gehuwden en (al dan niet wettelijk) samenwonenden is een discriminatie die voor geen enkele rechter stand zal houden. De vraag is dus of de minister de tolerantie voor de goederen in de huwelijksgemeenschap bewust of onbewust vermeden heeft... Algemene versus specifieke kosten . Ter afsluiting past het zeker om nog even te verduidelijken dat de dubbele beperking alleen van toepassing is op kosten die betrekking hebben op het hele gebouw. De afschrijving van de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van het gebouw is daar het meest voor de hand liggende voorbeeld van. Kosten die specifiek betrekking hebben op het zakelijke gedeelte van het gebouw (zoals de verwarming, de elektriciteit, de inrichting, …) zijn uiteraard 100% aftrekbaar, omdat ze ook 100% beroepsmatig zijn. De beperking in verhouding tot de eigendom is dan niet van toepassing.

Lees meer
ABM logo tekst

Jaarlijkse vennootschapsbijdrage wijzigt niet

01.12.2022

Sinds 1992 moeten vennootschappen een jaarlijkse bijdrage betalen ten voordele van het sociaal statuut der zelfstandigen. De bijdrage is elk jaar verschuldigd tegen 30 juni. Opvallend: dit jaar verandert de bijdrage helemaal niet ten opzichte van vorig jaar. Alle vennootschappen. Alle vennootschappen die in België onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting (hetzij als Belgische vennootschap, hetzij als Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap) moeten aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Op basis van die aansluiting zijn zij een vennootschapsbijdrage verschuldigd. Het bedrag van de bijdrage is afhankelijk van het balanstotaal van de vennootschap. Voor 2022 wordt er gekeken naar het balanstotaal van 2020. Bedraagt dat balanstotaal 746.410,17 euro of minder, dan is de bijdrage gelijk aan 347,50 euro. Overschrijdt het die grens, dan is de bijdrage gelijk aan 868 euro. Pas opgerichte vennootschappen hebben geen voorlaatst afgesloten boekjaar en betalen de lage bijdrage van 347,50 euro. Dit waren de bedragen voor 2021, maar in 2022 verandert er niets. Dat is verwonderlijk, omdat er aanvankelijk aangekondigd werd dat de bijdragen geïndexeerd zouden worden. Te betalen tegen… . In principe moet de jaarlijkse vennootschapsbijdrage betaald worden vóór 1 juli van het bijdragejaar.  Als het om een pas opgerichte vennootschap gaat, dan gelden er andere regels. Werd de vennootschap opgericht in januari, februari of maart, dan moet de bijdrage ook betaald worden vóór 1 juli van dat jaar. Werd de vennootschap opgericht op of na 1 april, dan is er dat jaar zelf ook nog een bijdrage verschuldigd, maar moet die pas betaald worden uiterlijk op de laatste dag van de 3e maand die volgt op de maand waarin de vennootschap werd opgericht. Noteer dat tijdens de coronacrisis de vennootschappen, zowel in 2020 als in 2021, uitstel kregen voor de betaling van de bijdrage, telkens tot 31 oktober. Maar in 2022 was er tot eind oktober geen enkel nieuws over de bijdrage. Op 28 oktober 2022 keurde de regering dan eindelijk een koninklijk besluit goed met de nieuwe regels: Zoals gezegd, blijft de grens van 746.410,17 euro ongewijzigd. Ook de bijdrage van 347,50 euro of 868,00 euro verandert niet. De uiterste datum van betaling zou 31 december 2022 zijn. Vrijstellingen. Er zijn drie situaties waarin er geen bijdrage verschuldigd is: in geval van faillissement, vereffening of gerechtelijk akkoord; bij niet-actieve vennootschappen (alleen als de vennootschap tijdens het volledige kalenderjaar geen enkele handels- of burgerlijke activiteit heeft uitgeoefend); bij startende vennootschappen (Het gaat dan om een tijdelijke vrijstelling tijdens de eerste 3 jaren van hun bestaan, te rekenen vanaf het jaar van oprichting). Verantwoordelijkheid bestuurder . Noteer nog dat de bestuurder van de vennootschap mee verantwoordelijk is voor de betaling van de bijdrage. Als de vennootschap de vennootschapsbijdrage niet betaalt, kan het sociaal verzekeringsfonds zich rechtstreeks tot de bestuurder richten voor betaling.

Lees meer
ABM logo tekst

De beperkte aansprakelijkheid van de werknemer

30.11.2022

Werknemers zijn in principe niet aansprakelijk voor de schade die ze in de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst toebrengen aan de werkgever of aan derden. Het is slechts in uitzonderlijke situaties dat zij toch aansprakelijk gesteld worden. Wie het potje breekt... . In principe is iedereen die schade veroorzaakt aan een ander, verplicht die schade te vergoeden. Daartoe moeten 3 voorwaarden vervuld zijn: er is een fout, er is een schade en er is een oorzakelijk verband tussen beide. Dit basisprincipe uit ons Burgerlijk Wetboek wordt voor wat de werknemers betreft deels buiten werking gesteld door de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. Artikel 18 van die wet stelt het volgende: Ingeval de werknemer bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Dus als er geen sprake is van bedrog, van zware fout of van een gewoonlijke lichte fout, is de werknemer niet aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt. Wanneer wel aansprakelijk?. Anderzijds is de werknemer wel aansprakelijk voor de fouten die hij opzettelijk veroorzaakt. Een typisch voorbeeld is dat van de werknemer die schade toebrengt aan de activa van de werkgever omdat hij geen bonus kreeg en anderen wel. Ook diefstal valt hieronder. De werknemer is ook aansprakelijk voor zware fouten. Hier is geen sprake van een opzettelijke fout of een fout met het oogmerk om schade te veroorzaken, maar eerder van een gedraging waarvan de werknemer had kunnen weten dat er schade zou uit voortvloeien. In zo’n geval zal de rechter veel meer rekening houden met bepaalde omstandigheden die eventueel als verzachtende omstandigheden aanvaard kunnen worden. Een typisch voorbeeld van zo’n verzachtende omstandigheid is de werkdruk. Ook het gebrek aan ervaring werd door rechtspraak al als excuus aanvaard, waardoor de fout van de werknemer niet beschouwd werd als een zware fout. Ten slotte kan de werknemer ook aansprakelijk gesteld worden voor een lichte fout als hij die fout telkens opnieuw maakt. Rechters aanvaarden dat als een werknemer steeds weer een tekort heeft in de kassa, hij de schade moet vergoeden. Bij de uitvoering van zijn overeenkomst. De beperkte aansprakelijkheid van de werknemer speelt enkel indien “de schade door fout” zich heeft voorgedaan binnen het kader van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.Als de werknemer op de parking van het bedrijf met zijn wagen tegen die van de baas botst, speelt er uiteraard geen arbeidsrelatie en is er een schadevergoeding verschuldigd volgens de gebruikelijke burgerrechtelijke regels. Let op: de regeling inzake de foutaansprakelijkheid van de werknemer staat los van de mogelijkheden van de werkgever om de werknemer te ontslaan. Uiteraard mag men verwachten dat de werkgever voldoende redenen heeft om de werknemer te ontslaan als vast komt te staan dat hij bijvoorbeeld bedrog heeft gepleegd.Maar fout en ontslag staan, strikt juridisch gezien, los van elkaar. Stel dat een werknemer betrapt wordt op het stelen van enkele pakken papier, dan kan de werkgever de werknemer vragen om die pakken papier terug te betalen, maar de kans dat dit zal leiden tot een ontslag om dringende redenen is eerder klein. Schadevergoeding. Als vast staat dat de werknemer aansprakelijk is, dan is er nog de vraag van de schadevergoeding.Uiteraard moet de werkgever aantonen hoe groot de schade is. Vervolgens mag de werkgever het bedrag van de schade aftrekken van het loon dat nog moet uitgekeerd worden. Artikel 23 van de Loonbeschermingswet bevat echter enkele beperkingen. Dat artikel bepaalt welke sommen afgetrokken mogen worden van het loon van de werknemer vóór het effectief wordt uitgekeerd. Het gaat om belastingschulden, bepaalde geldboetes, … en ook om de schadevergoedingen wegens bedrog, zware of gewoonlijk voorkomende lichte fout. Het totaal van die toegelaten inhoudingen mag echter niet meer bedragen dan 1/5e van het verschuldigde loon in speciën, na aftrek van de belasting- en RSZ-schulden. Er bestaan twee uitzonderingen op die beperking tot 1/5e: als de werknemer bedrog heeft gepleegd; of als de werknemer nog schadevergoedingen moet betalen en hij vóór de afrekening van die schadeloosstellingen vrijwillig zijn dienstbetrekking heeft beëindigd. In de praktijk is de werknemer slechts zelden aansprakelijk voor de fouten die hij maakt, ongeacht de omvang van de schade die werd veroorzaakt. Maar als de werknemer het écht te bont maakt, dan kan de werkgever wel een schadevergoeding vorderen. Omdat ook het loon van de werknemer beschermd is, is de inning van die vergoeding echter een moeilijke klus.

Lees meer
ABM logo tekst

(Geen) investeringsaftrek voor verhuurde goederen

28.11.2022

De investeringsaftrek is een fiscale aftrek die u als ondernemer ontvangt wanneer u investeert in beroepsmatige activa. Als u die activa ter beschikking stelt van derden, krijgt u die investeringsaftrek niet. Er zijn enkele uitzonderingen. Maar wat als u activa heeft die slechts gedeeltelijk onder een uitzondering vallen? Gebruik afgestaan aan derden. Als u investeert in vaste activa, kan u een investeringsaftrek genieten. Standaard bedraagt die 8%, maar er zijn heel wat situaties waarin een verhoogde investeringsaftrek geldt. Eén van de voorwaarden die u moet naleven, is dat u het activum zelf moet gebruiken. Als u het gebruik afstaat aan een derde, is een investeringsaftrek in principe niet mogelijk.  Waarom verliest u dan de aftrek? . Wel, de investeringsaftrek is niet voor iedereen mogelijk. Zo zijn grotere ondernemingen uitgesloten van de aftrek. Een grote onderneming zou dus in de verleiding kunnen komen in investeringen in bijvoorbeeld machines, gebouwen, … niet zelf te doen, maar die te laten uitvoeren door een kleine vennootschap, die dan wél recht heeft op investeringsaftrek, en dat goed vervolgens te huren. Als de kleine vennootschap dan de aftrekbare investeringsaftrek doorrekent aan de grote vennootschap, geniet die laatste onrechtstreeks wél een investeringsaftrek. Het aftrekverbod geldt niet wanneer de onderneming die de goederen gebruikt, de goederen zelf moet opnemen in haar activa. Dat is met name het geval als er geen gewone verhuring plaats vindt, maar een leasing, erfpacht of opstal. Het activum staat dan boekhoudkundig bij de afnemer, en niet bij de eigenaar. Ook dan heeft de eigenaar geen recht op investeringsaftrek, gewoon omdat er geen investering wordt geboekt. Er is nog enige tijd discussie geweest over het geval waarbij een ondernemer enkel verhuurt aan particulieren en slechts zeer sporadisch aan professionelen (denk aan de verhuur van tenten of springkastelen). Maar rechtspraak past de wet strikt toe, zodat ook die verhuurmaatschappijen uitgesloten zijn van de investeringsaftrek voor de activa die ze verhuren. Uitzondering. Buiten een bijzonder geval van overdracht van distributierechten op audiovisuele werken is er echter één belangrijke uitzondering op de uitsluiting van de investeringsaftrek: als het gebruik van het goed wordt overgedragen aan een natuurlijke persoon of vennootschap, die zelf ook recht heeft op minstens een even grote investeringsaftrek.  Bijkomend moeten de activa in België gebruikt worden en mag de afnemer het gebruik zelf ook niet overdragen. Een halve uitzondering? . Wat nu met een investering die slechts deel onder de bovenstaande uitzondering valt? In een parlementaire vraag geeft Benoît Piedboeuf het volgende voorbeeld. Vennootschap A is eigenaar van een bedrijventerrein en verstrekt meerdere diensten aan vier bedrijven die op het bedrijventerrein gevestigd zijn. A koopt onder meer een stapelaar, die ter beschikking wordt gesteld van de 4 bedrijven. Drie van de vier bedrijven zouden zelf ook investeringsaftrek genoten hebben als ze de stapelaar zelf hadden gekocht. Voor die drie zou de uitzondering dus kunnen gelden: A zou de investeringsaftrek kunnen genieten, niettegenstaande de stapelaar verhuurd wordt.Maar de vierde huurder voldoet niet aan de voorwaarden voor de investeringsaftrek.Kan A dan voor drie vierde van de waarde van die investering gebruikmaken van de investeringsaftrek?   Alles of niets . De minister ziet dat niet zitten. Volgens hem volstaat het dat de overdracht gedeeltelijk gebeurt aan een belastingplichtige die niet aan de voorwaarden, criteria en grenzen voor de toepassing van de investeringsaftrek, tegen eenzelfde of hoger percentage, voldoet, om het recht op investeringsaftrek integraal te verliezen. In het voorbeeld van Kamerlid Piedboeuf is de investeringsaftrek dus niet van toepassing, en dit voor de totaliteit van het vaste actief.

Lees meer
ABM logo tekst

Zaterdag is geen werkdag

22.11.2022

Voor de berekening van de termijnen, zoals verjaringstermijnen, bezwaartermijnen of contractuele termijnen is het van belang dat u weet welke dagen meetellen, en welke niet. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (nieuw BW) heeft daar een apart wetsartikeltje voor en dat artikel zegt nu uitdrukkelijk dat zaterdagen géén werkdagen meer zijn. Termijnen. In de meeste gevallen worden termijnen uitgedrukt in maanden of jaren. Bijvoorbeeld voor een bezwaar inzake uw inkomstenbelastingen heeft u 6 maanden de tijd. Als die termijn bijvoorbeeld begint te lopen op 15 januari, dan heeft u tijd tot 15 juli – dus tot en met 14 juli – om een bezwaar in te dienen (wat niet wil zeggen dat u kan wachten tot die datum, want op 15 juli moet het bezwaar wel degelijk ontvangen zijn door de fiscus). In contracten wordt wel eens met business days gewerkt. Dan staat er bijvoorbeeld dat de partijen elkaar 30 business days geven om bepaalde formaliteiten te regelen. Business days zijn dan alle kalenderdagen, behalve de zaterdagen, zondagen en feestdagen. In internationale situaties is dat soms ingewikkeld, omdat de feestdagen er niet dezelfde zijn als bij ons. Verplichte zondagsrust… geen verplichte zaterdagrust. In het Belgische arbeidsrecht wordt zowel met kalenderdagen (zater-, zon- en feestdagen tellen mee), als met werkdagen gewerkt, maar de wet zegt nergens duidelijk welke dagen precies werkdagen zijn en of de zaterdag al dan niet een werkdag is.  Wat vast staat is dat er een verbod bestaat op zondagswerk. En als zondagswerk toch toegelaten is – denken we maar aan de amusementssector of de detailhandel – dan staat daar een verhoogd loon tegenover. De zaterdag zal meestal niet als een werkdag beschouwd worden, maar dat is dan op basis van sectoriële afspraken. Wettelijk gezien bestond er tot nu geen regel die de zaterdag als een niet-werkdag bestempelt. Het nieuwe burgerlijke recht. Op 1 juli 2022 werd het nieuwe boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gepubliceerd. Het is van toepassing vanaf 1 januari 2023. En volgens artikel 1.7, §3 van dat boek 1 zijn de werkdagen alle ándere dagen dan de wettelijke feestdagen, zondagen en zaterdagen. Berekening van de (opzeg-)termijnen. Het arbeidsrecht bevat geen bijzondere bepalingen voor de berekening van de termijnen in werkdagen. Rechtspraak was steeds van oordeel dat enkel zondagen en wettelijke feestdagen geen werkdagen waren. Zaterdagen wel. Het nieuwe artikel 1.7, §3 zorgt er dus voor dat vanaf 1 januari 2023 een zaterdag geen werkdag meer is voor de berekening van enkele termijnen. De nieuwe regel heeft meer bepaald een impact op de berekening van de opzegtermijnen en meer bepaald:  de termijn van 3 dagen voor de kennisgeving van een ontslag om dringende redenen, de termijn van ontslag om dringende redenen, en de uitwerking van een opzeggingsbrief die per aangetekend schrijven wordt verstuurd. Wat de eerste twee termijnen betreft: voor een ontslag om dringende redenen en de kennisgeving van die redenen, heeft een werkgever slechts 3 werkdagen de tijd. Door een zaterdag niet langer als een werkdag te beschouwen, heeft de werkgever dus eigenlijk een extra dag. Stel dat de reden voor het dringende ontslag zich voordoet op een vrijdag, dan startte de 3-dagentermijn tot nu op zaterdag. Nu start die pas op maandag. Maar er is ook een keerzijde aan: een ontslagbrief die aangetekend werd verzonden, heeft in principe uitwerking vanaf de volgende werkdag. Tot nu volstond het dat de brief op woensdag werd verzonden om op maandag in te gaan. De brief werd dan geacht op zaterdag toe te komen, zodat het ontslag op maandag inging. Nu de zaterdag geen werkdag meer is, zal een aangetekende zending die op woensdag werd verzonden, geacht worden op maandag te zijn toegekomen en op dinsdag in te gaan. Dat is dus een dag te laat wanneer men het ontslag wou laten ingaan op de eerstvolgende maandag. Werkgevers die een ontslag willen laten ingaan op de eerste werkdag van de volgende week, zullen hun ontslagbrief voortaan ten laatste op dinsdag moeten verzenden. Uiteraard op voorwaarde dat geen feestdagen in die week vallen, waardoor de termijn automatisch opgeschort wordt.

Lees meer
ABM logo tekst

Vordering btw-teruggave: Cassatie verduidelijkt verjaringstermijn

18.11.2022

Heeft u te veel btw doorgestort aan de Staat, dan heeft u de keuze: ofwel draagt u het krediet over naar de volgende maand of het volgende kwartaal, ofwel vraagt u de teveel betaalde btw terug. Maar voor een teruggave geldt een verjaringstermijn van drie jaar. De vraag is nu: wanneer begint die termijn te lopen? Feiten. Mevrouw X is sinds 2005 btw-plichtig voor een nevenactiviteit als landbouwster. Op 31 maart 2015 stopt ze met die activiteit. Ze behoudt wel haar btw-nummer voor haar hoofdactiviteit als advocaat, maar ze opteert voor de btw-vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen. Mevrouw X heeft haar btw-tegoed nooit teruggevraagd en de Btw-Administratie laat haar eind augustus 2015 weten dat de btw-rekening-courant wordt afgesloten zonder teruggave, omdat er verjaring is opgetreden.  Volgens de administratie had X op 31 december 2011 een btw-tegoed van 7.008,91 euro op haar btw-rekening-courant. Omdat er tot 31 december geen uitdrukkelijke aanvraag om teruggave was gedaan, was dit gedeelte van het btw-tegoed verjaard bij de afsluiting van de btw-rekening-courant op 31 maart 2015. De spelregels. Een btw-plichtige moet maandelijks of driemaandelijks de ingehouden btw afdragen, na aftrek van de zelf betaalde btw. Als de aftrekbare btw groter is dan de verschuldigde btw, heeft u een tegoed. In principe wordt dat tegoed overgedragen naar een volgende aangifte, maar u kan ook een aanvraag om teruggave indienen. De vordering tot teruggave van de btw verjaart na het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de btw-teruggave, interesten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan. De administratie meent dat die termijn van drie jaar start op de indieningsdatum van de btw-aangifte waaruit het teveel aan aftrekbare btw ten opzichte van de verschuldigde btw blijkt. Als u dus op 15 maart 2017 een aangifte indient waarbij u een btw-tegoed heeft, dan zou u die som terug moeten gevraagd hebben op 31 december 2000. Rechtbank en hof . De belastingplichtige trekt naar de rechtbank, waar ze gelijk krijgt. De fiscus gaat in beroep bij het Hof van Beroep van Luik, waar de btw-plichtige opnieuw gelijk krijgt. Ten slotte trekt de fiscus naar het Hof van Cassatie en dat beslist om het arrest van Luik niet te verbreken. Wat had het Luikse hof dan gezegd?Het hof zegt dat de verjaringstermijn van het teruggaveverzoek pas start op het moment van het uitdrukkelijk verzoek om teruggave van het btw-tegoed en dus niet vanaf de indiening van de btw-aangifte waaruit het btw-tegoed blijkt. Net als veel andere btw-plichtigen had onze btw-plichtige aanvaard dat het btw-tegoed steeds werd overgedragen naar het volgende tijdvak. Door dat te aanvaarden (zoals ook bleek uit de uittreksels van de btw-rekening-courant) had de Btw-Administratie ook iedere keer haar schuld erkend, wat de verjaring ervan telkens stuitte. Het is precies die redenering die door het Hof van Cassatie wordt bevestigd: de verjaringstermijn begint pas te lopen vanaf het moment dat de btw-plichtige een aangifte indient met een verzoek tot teruggave van het btw-tegoed. We mogen ervan uitgaan dat de Belastingadministratie haar visie op de verjaringstermijn van de btw-tegoeden zoals die op dit ogenblik in haar eigen onderrichtingen heeft staan, snel zal herzien. 

Lees meer
ABM logo tekst

Woning voor bedrijfsleider: geen geldige wederbelegging bij gedwongen meerwaarde?

14.11.2022

Waar twee rechtsregels elkaar kruisen, botst het vaak. Een vennootschap stelt een woning ter beschikking van de bedrijfsleider. 'Niet aftrekbaar', zegt de fiscus 'en bovendien geen geldige wederbelegging voor eerder gerealiseerde meerwaarden'. En dat is minder logisch dan het lijkt. Feiten. Een vennootschap stelt 2 woningen ter beschikking van de bedrijfsleider en diens echtgenoot. Het echtpaar betaalt daarvoor een huur, die gelijk is aan het voordeel van alle aard. Ter herinnering: bij de terbeschikkingstelling van een woning wordt het voordeel van alle aard op forfaitaire wijze vastgesteld. Veelal is die forfaitaire waarde aanzienlijk lager dan de werkelijke waarde van het voordeel.  Door huur te betalen (aan de eigen vennootschap) wordt het voordeel dus volledig tot nul herleid en wordt er geen belasting betaald. Op een gegeven moment wordt één van de woningen volledig vernield door een brand. De verzekeringsmaatschappij keert een schadevergoeding uit aan de vennootschap (zijnde de eigenaar van het gebouw). Daardoor verwezenlijkt de vennootschap een zogenaamde gedwongen meerwaarde. Meerwaarden zijn in principe belastbaar, maar in geval van een gedwongen meerwaarde kan je de belasting vermijden door de vergoeding tijdig te wederbeleggen in een nieuw vast actief. De meerwaarde wordt dan gespreid belastbaar, namelijk in de mate dat het nieuwe actief wordt afgeschreven. De vennootschap opteert voor deze gespreide taxatie door de woning te laten herstellen. Discussie 1: aftrek van de woning . Zoals wel vaker, verwerpt de fiscus de aftrek in hoofde van de vennootschap van de kosten en afschrijvingen met betrekking tot de woningen. Artikel 49 van het WIB 1992, dat de wettelijke basis is voor de aftrek van de beroepskosten, vereist dat de kosten worden gemaakt met het oog op het verwerven of behouden van inkomsten. Als aangetoond kan worden dat de kosten gemaakt werden om de bedrijfsleider een vergoeding te geven voor het gepresteerde werk, dan kunnen dergelijke kosten wel aanvaard worden, maar een dergelijk bewijs is moeilijk te geven en moet dikwijls afgedwongen worden voor de rechtbank… Met wisselende kans op succes. In dit geval kan de bedrijfsleider noch de fiscus, noch de Gentse rechters overtuigen dat er sprake is van een uitgave met als doel inkomsten te verwerven. Een voordeel is er niet, want de huur is exact even hoog als het voordeel, en de huur zelf is onvoldoende om de kosten met betrekking tot de woningen te dekken.De kosten met betrekking tot de woning worden dus verworpen. Discussie 2: gespreide belasting van meerwaarden. Artikel 47 van het WIB 1992 zegt dat onder bepaalde voorwaarden de meerwaarden op sommige activa niet onmiddellijk, maar slechts gespreid in de tijd belast worden. De belangrijkste voorwaarde is dat de belastingplichtige moet herbeleggen in afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. De rechtbank volgt in deze zaak de redenering van de fiscus dat het enige doel van de investering in de woningen bestond uit het persoonlijk bevoordeligen van het gezin van de bedrijfsleider. En dat is volgens de rechters geen economische activiteit. Bijgevolg wordt de woning niet gebruikt voor de beroepswerkzaamheid van de vennootschap en is dus ook niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 47 van het WIB 1992. Privévermogen van de vennootschap?! . En zo komen we terug bij een oude discussie uit: is alles wat een vennootschap doet 'beroepsmatig'? De kosten met betrekking tot de woningen werden verworpen omdat zij niet gedaan werden om beroepsinkomsten te verwerven. Maar dat is nog heel iets anders dan stellen dat een activum in handen van een vennootschap niet beroepsmatig zou zijn.  Los van de vennootschapswetgeving (waar er nergens sprake is van zo’n onderscheid) zien we zowel in de rechtspraak van het Hof van Cassatie, als in standpunten die de belastingadministratie eerder innam, dat een vennootschap geen vermogen kan hebben dat afgescheiden is van het vennootschapsrechtelijke doelvermogen. Met andere woorden: alle activa van een vennootschap zijn beroepsmatig, zowel boekhoudkundig, als fiscaal. De rechtbank maakt hierbij trouwens een kapitale redeneringsfout. Als we zouden aannemen (wat niet zo is) dat de wederopgebouwde woning niet beroepsmatig zou zijn en ze dus ook niet als een geldige wederbelegging aanvaard zou mogen worden, dan zouden we ook moeten besluiten dat de meerwaarden niet beroepsmatig zijn en dat deze dus ook niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen mochten worden. Hopelijk trekken de vennootschap en de bedrijfsleider naar Cassatie om dit arrest snel weer in de prullenmand te doen verdwijnen.

Lees meer
ABM logo tekst

Meldingsplicht voor juridische constructies

10.11.2022

Het Hof van Beroep van Luik verwerpt een boete opgelegd door de belastingadministratie wegens niet-aangifte van een buitenlandse juridische constructie. Er was in hoofde van de belastingplichtige immers geen intentie om de belasting te ontduiken. Het hof gaat daarmee verder dan de Vlaamse hoven en rechtbanken. Société de gestion Patrimoine Familiale. Een inwoner van het Groothertogdom Luxemburg richt in 2011 een zogenaamde Société de gestion Patrimoine Familiale op; dat is een Luxemburgse vennootschapsvorm. De Luxemburgse inwoner onderschrijft het startkapitaal helemaal zelf, maar hij laat enkele familieleden opdraven als medeoprichters. Het gaat om zijn echtgenote, zijn schoonouders, zijn zoon en zijn dochter met haar man. Maar de vennootschap wordt na enkele jaren alweer vereffend. Ze heeft intussen geen dividenden of andere inkomsten uitgekeerd aan haar aandeelhouders. Enkele van de mede-oprichtende familieleden wonen echter in België. Elke Belgische belastingplichtige is sinds aanslagjaar 2014 verplicht om elke 'juridische constructie' waarvan hijzelf, zijn echtgenote of partner waarmee hij wettelijk samenwoont, of de kinderen waarover hij het ouderlijk gezag uitoefent, hetzij een oprichter, hetzij een derde begunstigde is, via de aangifte te melden. En dat hebben de Belgische familieleden nooit gedaan. De fiscus reageert door de Belgische belastingplichtigen voor de aanslagjaren 2016 en 2017 een administratieve boete op te leggen van 6.250 euro per jaar.De belastingplichtigen dienen bezwaar in en zoeken uiteindelijk hun heil voor de rechtbank. Geen frauduleuze intenties . Zowel de rechtbank, als het Hof van beroep te Luik, kunnen niet anders dan vaststellen dat de fiscale wet werd overtreden: elke medeoprichter van een juridische constructie is verplicht om in zijn aangifte melding te maken van het bestaan van die constructie. Er is geen discussie over de vraag of een Luxemburgse SPF gekwalificeerd moet worden als een buitenlandse juridische constructie; het antwoord daarop is 'ja'. De sanctie op het niet-melden werd pas in 2016 ingevoerd. En die sanctie is effectief een administratieve boete van 6.250 euro per jaar, opgelegd in toepassing van artikel 445, §2 van het WIB 1992. Maar hier moeten we al meteen een kanttekening maken: de wet voorziet geen getrapt systeem voor die sanctie en voorziet ook niet in de mogelijkheid om een lagere boete op te leggen, om uitstel te verlenen, enz. Nochtans oordeelt het Grondwettelijk Hof standaard dat als een boete een strafrechtelijk karakter heeft, de rechter het laatste woord moet hebben over de hoogte van die boete. En precies over dat artikel 445, §2 van het WIB 1992 oordeelde het Grondwettelijk Hof op 14 oktober 2021 dat die bepaling de Grondwet schendt omdat ze de rechter niet toelaat om de voorgeschreven geldboete gepaard te laten gaan met uitstel. Het Luikse hof stelt vervolgens vast dat: de belastingplichtigen geen enkel inkomen verwierven uit de Luxemburgse SPF, zij zelf geen enkele professionele kennis of ervaring hebben op fiscaal of financieel vlak, en zij geen eigen geldmiddelen in de SPF hebben gestoken. Omdat artikel 445 §2 van het WIB 1992 niet in de mogelijkheid voorziet om uitstel te verlenen, is de bepaling volgens het hof ongrondwettelijk en zijn de geldboetes die eruit voortvloeien, dus ook nietig. De boete wordt integraal vernietigd. Vlaanderen versus Wallonië. Vlaamse rechtbanken gaan in dit soort situaties minder ver. Zij meten zich, op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof, eenvoudig het recht toe om de evenredigheid van de boete wél te beoordelen en daar in hun vonnis rekening mee te houden. Vlaamse rechtbanken hebben dus de tendens om de boete te verzachten, maar wel een boete op te leggen, want uiteindelijk werd wel een wetsovertreding begaan. Door de bepaling ongrondwettelijk te verklaren, gaat het Luikse hof wel een stap verder. Een wijziging van de wet die deels ongrondwettelijk werd verklaard, zou al veel duidelijkheid kunnen brengen.

Lees meer
ABM logo tekst

Overdracht van niet-volgestorte aandelen

04.11.2022

Wat gebeurt er als een aandeelhouder zijn aandelen overdraagt vóór de volstorting ervan? Ook onder het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) blijft die vraag relevant. Oud versus nieuw . Het oude Vennootschapsrecht legde voor de meest relevante vennootschapsvormen een minimum maatschappelijk kapitaal op. Voor een bvba bedroeg dat minimumkapitaal 18.550 euro, en voor een nv, 61.500 euro. De aandeelhouder moest die som niet meteen volledig aan de vennootschap storten. Het minimale vol te storten kapitaal bedroeg voor de bvba, 20% – met een minimum van 6.200 euro, en voor de nv, 25% – met een minimum van 61.500 euro. Vandaag, onder het WVV, kent alleen nog de nv een minimum maatschappelijk kapitaal (waarvan nog steeds minstens 25% volgestort moet worden – met een minimum van 61.500 euro). De opvolger van de bvba, de bv, heeft geen minimum maatschappelijk kapitaal meer.  Cassatie over de volstortingsplicht. Wat gebeurt er met de volstortingsplicht als de aandeelhouder zijn aandelen overdraagt vóór de volstorting? Komt de volstortingsplicht dan bij de nieuwe aandeelhouder te liggen of blijft die hangen bij de vorige aandeelhouder? Onder de vroegere wetgeving bestond er enkel voor de nv’s een uitdrukkelijke regeling. Het betrokken artikel bepaalde dat de ex-aandeelhouder na de overdracht nog steeds ten belope van het niet-volgestorte bedrag moest bijdragen in de schulden van vóór de openbaarmaking van de overdracht. Die regel is eigenlijk ingegeven door de vrees dat de aandeelhouder zijn aandelen zou overmaken aan een onvermogend iemand. Stel dat de nv in financiële problemen komt, terwijl de aandeelhouder nog 200.000 euro moet storten. Als de aandeelhouder de aandelen dan zou overdragen aan een andere, bijvoorbeeld lege vennootschap, zouden de schuldeisers geen baat meer hebben bij het vervolgen van de aandeelhouder voor de volstorting van de aandelen. In een arrest van 2 september 2022 doet Cassatie uitspraak over de oude regeling, maar dan voor de bvba. En voor de bvba bestond er, in tegenstelling tot de nv, geen uitdrukkelijke wetsbepaling. Het Hof van Beroep van Gent had daaruit afgeleid dat schuldeisers van de bvba géén volstorting konden eisen van de ex-aandeelhouder. Het Hof van Cassatie verbreekt dat arrest. Het hof oordeelt dat onder de vorige wet:a) de overdrachten en de overgangen ten aanzien van de vennootschap en van derden pas vanaf de datum van inschrijving in het register van aandelen gebeuren, enb) na de inschrijving van de aandelenoverdracht in het register van aandelen de overdrager van de niet-volgestorte aandelen door de vennootschap en door derden niet tot volstorting kan worden aangesproken om bij te dragen in de na die inschrijving ontstane vennootschapsschulden. Omgekeerd: hij kan ná die inschrijving nog wél door de schuldeiser tot volstorting worden aangesproken, maar dan beperkt tot de voordien ontstane vennootschapsschulden. Het WVV. Het WVV bevat nu wel een regeling, zowel voor de nv, als voor de bv. Art. 5:66 van het WVV bepaalt voor de bv dat bij overdracht van een niet-volgestort aandeel, zowel de overdrager als de overnemer, hoofdelijk gehouden zijn tot volstorting, tegenover de vennootschap én tegenover derden. Dat is dus strenger dan de oude wettelijke regeling voor de nv’s. en ook strenger dan wat Cassatie tot nu besliste voor de oude bvba’s. Algemeen wordt echter aangenomen dat een aandelenoverdracht van niet-volgestorte aandelen die plaatsvond vóór de wetswijziging, ook nog geregeld wordt volgens de oude wettelijke bepalingen, en niet volgens de nieuwe.

Lees meer
ABM logo tekst

Hoe moet je een superdividend boeken?

02.11.2022

Het informatiecentrum voor het bedrijfsrevisoraat, beter bekend als het ICCI, publiceert regelmatig antwoorden op vragen die gesteld worden door de leden-revisoren. Onlangs kreeg het ICCI de vraag hoe een ontvangen superdividend geboekt moet worden. De feitensituatie. Een vennootschap A heeft een participatie in vennootschap B. A is een niet-verbonden vennootschap, want ze beschikt slechts over een minderheidsdeelneming van 40%. A heeft bijgevolg geen zeggenschap over het dividend dat uitgekeerd wordt in vennootschap B, noch via haar aandeelhouderschap, noch via andere contractuele afspraken. Door de aard van haar activiteiten (die in het advies niet verder worden toegelicht) realiseerde B in de Covid-19-jaren 2020 en 2021 aanzienlijk meer omzet en winst dan gebruikelijk was. De vraagsteller haast zich om daaraan toe te voegen dat er in 2022 een significante daling van de omzet wordt verwacht, zodat het uit te keren dividend per 31 december 2022 aanzienlijk lager zal liggen. A ontvangt voor de boekjaren 2020 en 2021 een (uitzonderlijk) hoog dividend. Het dividend is zo hoog dat A het statuut van 'kleine vennootschap' dreigt te verliezen. Immers, een vennootschap is maar 'klein' als ze niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:- jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50;- jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 9 000 000 euro; en- balanstotaal: 4 500 000 euro.Die criteria vinden we terug in artikel 1:24, §1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). De vraag is hier of de omzet door het superdividend de grens van de 9 miljoen euro overschrijdt. Uitzonderlijke opbrengsten in de omzet . De vraagsteller verwijst naar artikel 1:24, §5 van het WVV.Daar lezen we onder andere: Wanneer de opbrengsten die voortspruiten uit het gewoon bedrijf van een vennootschap, voor meer dan de helft bestaan uit opbrengsten die niet aan de omschrijving beantwoorden van de post 'omzet', moet voor de toepassing van paragraaf 1 onder omzet worden verstaan: het totaal van de bedrijfs- en financiële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten. En zo komen we dus tot de hamvraag: is een superdividend al dan niet een 'niet-recurrente opbrengst'? En als dat zo is, hoe hoog is dat superdividend? De opinie van de vraagsteller. U zal begrijpen dat de vraagsteller het superdividend liever niet in zijn omzet ziet verschijnen. Niet alleen zijn de boekhoudkundige verplichtingen voor kleine vennootschappen heel wat eenvoudiger; ook fiscaal genieten kleine vennootschappen belangrijke voordelen. De vraagsteller verwijst naar een eerder CBN-advies (CBN-advies 2019/1) over de vereenvoudigde boekhouding van een natuurlijke persoon, maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap. Dat advies bevat een voorbeeld met een superdividend (bij maatschappen) en in dat voorbeeld meent de CBN dat de omzetgrens voor het voeren van een dubbele boekhouding niet werd overschreden omdat het betrokken superdividend niet als omzet werd gekwalificeerd. De vraagsteller suggereert dus dat het superdividend ook in ons voorbeeld als een niet-recurrente financiële opbrengst kan worden beschouwd, die buiten de omzet – en dus ook buiten de omzetdrempel voor kleine vennootschappen – blijft. Rest de vraag hoe het superdividend bepaald moet worden? Mag het bestuursorgaan van A het volledige bedrag van de ontvangen dividenden als een superdividend beschouwen (en dus als een niet-recurrente opbrengst, waardoor de groottecriteria niet behaald zijn)? Of moet er een correctie gebeuren? En hoe groot zou dat superdividend dan na correctie zijn? De vraagsteller stelt voor om het gemiddelde te nemen van de dividenduitkeringen van de 5 voorgaande jaren; in de mate dat de dividenden, uitgekeerd op 31 december 2020 en 31 december 2021, hoger liggen dan dat gemiddelde, zou er dan sprake zijn van een superdividend en dus van een niet-recurrente financiële opbrengst. De opinie van het ICCI. Maar het ICCI volgt die redenering niet.De vergelijking met het CBN-advies 2019/1 gaat volgens het ICCI niet op, omdat er in het CBN-advies sprake was van twee dividenden in eenzelfde boekjaar, terwijl het in de huidige situatie gewoon gaat om een veel hoger dividend dan in de voorgaande jaren. Over de boekhoudkundige aspecten van winstschommelingen als gevolg van de coronacrisis bestaat er, aldus het ICCI, geen apart CBN-advies en er is ook geen aparte wetgeving die voorziet in een tijdelijke afwijking. De problematiek van de hogere omzet stelt zich naar analogie voor alle ondernemingen die dankzij de Covid-19-crisis een hogere omzet hebben behaald dan voorheen. Het ICCI ziet dan ook geen reden om een jaarlijks dividend, dat in bepaalde jaren hoger is, (gedeeltelijk) als een niet-recurrente opbrengst te beschouwen. Het dividend moet dus opgenomen worden in de omzet van vennootschap A en die zal daardoor haar statuut van kleine vennootschap verliezen.

Lees meer
ABM logo tekst

BTW: juridische procedures zijn geen algemene kosten

28.10.2022

Als btw-plichtigen activiteiten hebben die deels aan de btw onderworpen zijn en deels niet, dan spreken we van een gemengde btw-plichtige. Voor hun vrijgestelde activiteiten hebben deze btw-plichtigen geen recht op btw-aftrek. Maar voor overhead-kosten wel. Er zijn echter grenzen aan die overheadkosten. Een holding verkoopt aandelen. Een belastingplichtige is een holding en is tevens een s gemengde btw-plichtige: haar managementactiviteiten vallen onder de btw, maar enkele andere activiteiten – zoals de verhuring van onroerende goederen, de aan- en verkoop van aandelen en de kredietverlening – zijn dat niet.  Op een bepaald ogenblik draagt de holding aandelen van twee van haar vennootschappen over aan een derde partij. De holding is zowel aandeelhouder, als bestuurder in beide overgedragen vennootschappen. Het komt tot een conflict en de holding doet een beroep op een accountant/bedrijfsrevisor én een advocaat om een schadevergoeding te bekomen van de andere partij.  Beide dienstverleners reiken een btw-factuur uit voor de geleverde diensten en de holding wil die btw nu in aftrek brengen. De belastingadministratie verwerpt echter de btw-aftrek en de rechtbank van eerste aanleg volgt daarin de belastingadministratie. Btw-aftrek?. Vaste rechtspraak, zowel van het Hof van Justitie van de Europese Unie als van het Hof van Cassatie, bevestigt dat elke belastingplichtige recht heeft op aftrek van btw, zelfs als er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband is tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en één of meer handelingen in een later stadium die recht geven op aftrek. Op voorwaarde dat de betrokken kosten deel uitmaken van de algemene kosten en ze als zodanig opgenomen zijn in de prijs van de geleverde goederen of verrichte diensten.  Volgens de holding is dat hier het geval: het gaat om een actieve holding en haar belastingplichtige economische activiteit bestaat uit het uitoefenen van bestuurs- en managementactiviteiten. De belastingplichtige meent dat de kosten die gemaakt werden om de verkoopprijs van de aandelen te ontvangen, onmiskenbaar gemaakt zijn in het kader van haar belastingplichtige economische activiteit van bestuur en management.De fiscus betwist dat. Geen overhead-kosten. In eerste instantie bevestigt het hof van beroep dat het hier niet gaat om overhead-kosten. Om btw-aftrek te krijgen voor overhead-kosten is onder meer vereist dat de kosten van die diensten worden opgenomen in de prijs van de verkochte aandelen. Dat is hier niet het geval (en het is ook niet voorzien in de overeenkomst). De kosten van de procedure die na de verkoop werd gestart, werden niet doorgerekend. Het feit dat de kosten achteraf doorgerekend worden in de prijs van de managementdiensten die de holding levert aan de vennootschappen waarin zij participeert, maakt er nog geen overhead-kosten van. Geen rechtstreeks en onmiddellijk verband . Als deze kosten geen overhead-kosten zijn, vallen we terug op de algemene regel. Die zegt dat er maar recht is op btw-aftrek als er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de inkomende handelingen waarop de btw drukt en een welbepaalde uitgaande handeling die onderworpen is aan de btw. Het hof besluit daarom dat het niet logisch is om de kosten met betrekking tot een geschil over de vrijgestelde verkoop (en de waarde van de aandelen) nadien wel aan te merken als overhead-kosten, die mee opgenomen zouden zijn. Kosten die achteraf gemaakt worden naar aanleiding van onder meer procedures, kunnen niet gekwalificeerd worden als overhead-kosten. Zij kunnen niet genieten van de 'tolerantie' waardoor de btw die erop rust, aftrekbaar zou zijn. Als dergelijke kosten gemaakt worden naar aanleiding van een vrijgestelde transactie (zoals een verkoop van aandelen), dan is de btw erop niet aftrekbaar. Zelfs niet als de kosten achteraf doorgerekend worden in de algemene prijszetting van de belastingplichtige.

Lees meer
ABM logo tekst

Een bedrijfsleider bestuurt, een vennootschap werkt

27.10.2022

Zonder dat zij er zich bewust van zijn, hebben bedrijfsleiders vaak een dubbele pet op. Aan de ene kant besturen ze een vennootschap; aan de andere kant voeren ze ook de activiteiten van de vennootschap uit. Dat onderscheid kan van groot belang zijn wanneer een vader-bedrijfsleider een loon betaalt aan zijn zoon om hem te helpen bij zijn taken. Zoon helpt pa. A is bedrijfsleider van een handelszaak in het telen, bewerken en spinnen van textielvezels (vlas). Voor de aanslagjaren 2008 en 2009 dient A samen met zijn echtgenote een aangifte in, waarin A zijn werkelijke beroepskosten bewijst. Die kosten bestaan hoofdzakelijk uit het betalen van loon aan zijn zoon M. voor prestaties die, volgens A, kaderen in zijn beroepsactiviteit als bedrijfsleider. Er werd een individuele loonfiche 281.10 met samenvattende loonstaat opgemaakt.Voor aanslagjaar 2008 bedroeg het aan de zoon toegekende bedrag 3.750 euro en voor aanslagjaar 2009 ging het om 19.200 euro. De bezoldiging van A bedroeg in beide jaren 59.494,44 euro.De taken van de zoon omvatten het onderhoud van de vlasbewerkingsmachines en de opvolging van het productieproces: oogstwerkzaamheden, verwerking en levering. De fiscus verwerpt echter de aftrek van de bezoldigingen, omdat het hier niet zou gaan om kosten die gemaakt werden om de bezoldiging als bedrijfsleider te verkrijgen of te behouden.  Bezwaar wordt ingediend en verworpen. De zaak komt voor de rechtbank van eerste aanleg en gaat daarna naar het Hof van Beroep van Gent, waar A gelijk krijgt. Maar de fiscus stapt naar het Hof van Cassatie dat het eerdere arrest verbreekt en de zaak terug stuurt naar het Brusselse Hof van Beroep.  Voor wie werkte de zoon?. De fiscus stelt dat een bedrijfsleider de bezoldigingen aan zijn zoon slechts als een beroepskost in mindering kan brengen als de werkzaamheden van de zoon gezien kunnen worden als een hulp bij de specifieke werkzaamheden van de ouder in de uitoefening van zijn mandaat als bedrijfsleider: de kosten zijn dan immers gemaakt om een bezoldiging als bedrijfsleider te verkrijgen.Het wordt hier niet betwist dat de zoon niet hielp met 'besturen'. De fiscus meent dat er moet gekeken worden naar het onderscheid tussen de taken van de vennootschap en de taken van de bedrijfsleider. Als een bedrijfsleider zich bezighoudt met de eigenlijke activiteit van de vennootschap, handelt hij als vennootschap. De taken die de zoon uitvoerde, vormden dus geen hulp voor de vader, maar voor de vennootschap. De belastingplichtigen menen dat de wet geen voorwaarde bevat waardoor er een 'kwalitatieve afweging' moet gebeuren, naargelang de aard van de activiteit. Vast staat dat de zoon de vader hielp en dat hij voor die hulp een loon kreeg. Cassatie. Het Hof van Beroep van Brussel, dat de zaak in handen krijgt van het Hof van Cassatie, stelt vast dat A inderdaad niet alleen 'leiding gaf' in de vennootschap, maar dat hij ook tal van andere taken uitvoerde. Dat was ook de reden dat het Gentse hof de aftrek van het loon toestond: de zoon hielp zijn vader immers bij die andere taken. Maar het Hof van Cassatie oordeelde dat Gent had moeten nagaan of de activiteiten van de zoon ten goede kwamen van de bedrijfsleider of van de vennootschap.Het Brusselse Hof bekijkt de zaak dus met die opdracht in het achterhoofd. Daarop kan het hof niet anders dan vaststellen dat de zoon zich bezig hield met het onderhoud van de vlasbewerkingsmachines en het opvolgen van het productieproces. Hij hield zich niet bezig met taken zoals planning, strategie, organisatie of beheer. Het Hof van Beroep van Brussel aanvaardt dat het takenpakket van A niet beperkt was tot het zuivere vergader- en papierwerk of tot zuivere daden van bestuur, maar dat hij zich ook bezig hield met de kerntaken van zijn bedrijf (de statutaire activiteit zelf). Maar toch moet het hof vaststellen dat de taken die uitgevoerd werden door zoon M. nagenoeg enkel en alleen de vennootschap ten goede kwamen, vermits zij kaderden in de statutaire activiteit van de vennootschap, en hij dus niet hielp bij het besturen. Het loon van M. is geen kost die gemaakt werd om de bezoldiging van bedrijfsleider te verkrijgen of te behouden, maar een uitgave die eigen is aan de activiteit van de vennootschap. De verrichte werkzaamheden kunnen niet aanzien worden als een hulp bij de specifieke werkzaamheden van de ouder als bedrijfsleider in de uitoefening van zijn mandaat. De aftrek wordt dus verworpen, niettegenstaande het hof zelf nog de bedenking maakt dat ook A voordeel zou kunnen hebben bij de taken die de zoon uitvoert: de taken die M. uitvoert, zorgen er immers voor dat A meer tijd over heeft voor zijn taken van planning, strategisch denken, organisatie, etc.

Lees meer
ABM logo tekst

Onderhoudsuitkeringen: teveel betalen is ook niet goed

25.10.2022

Onderhoudsuitkeringen aan de ex-echtgenoot of aan kinderen zijn aftrekbaar. Maar dan moeten er wel enkele voorwaarden nageleefd worden. Maar zelfs als alle voorwaarden nageleefd zijn, mag de onderhoudsplichtige toch niet zomaar alle sommen in aftrek brengen. Onderhoudsgeld. Onderhoudsuitkeringen zijn fiscaal voor 80 % aftrekbaar, mits 4 voorwaarden worden nageleefd.Die voorwaarden zijn: de betalingen kaderen in uitvoering van de verplichtingen die zijn voorgeschreven in het Burgerlijk of Gerechtelijk Wetboek (of in een gelijkaardige buitenlandse wet); de betalingen gebeuren regelmatig; de onderhoudsgerechtigde maakt geen deel uit van het gezin van de onderhoudsplichtige; en de betalingen door worden aangetoond met bewijsstukken. In principe is er geen vonnis van de rechter of geen geschreven document nodig, hoewel dat in de praktijk natuurlijk wel aangewezen is aangezien de belastingplichtige moet kunnen aantonen dat hij een onderhoudsplicht heeft en hij die nakomt door de afgesproken onderhoudsuitkeringen te betalen. Het leven wordt duurder . Het is ook niet ongebruikelijk dat, naarmate de tijd vordert en de kinderen ouder worden, de onderhoudsplichtige meer geld zal storten. Het lijkt logisch om de uitkeringen mee te laten evolueren met de levensduurte of om aanpassingen te doen op het ogenblik dat het kind verder ontwikkelt (zoon- of dochterlief gaat zich bv. inschrijven aan de universiteit). In een recente casus betaalde een belastingplichtige onderhoudsgelden aan zijn ex-vrouw en aan zijn twee minderjarige kinderen. De concrete afspraken waren vastgelegd in het echtscheidingsvonnis. De man boert goed en na enkele jaren heeft hij de mogelijkheid om aan de kinderen, bovenop de afgesproken sommen, nog bijkomende bedragen te storten voor kosten zoals schoolopleiding en ontspanning (paardensport). De belastingplichtige brengt 80% van de totaal betaalde som in zijn aangifte in. Omdat dit meer was dan wat voorzien was in het echtscheidingsvonnis verwerpt de controleur de aftrek van het overschrijdende gedeelte. Wettelijke verplichting . De zaak komt voor het Hof van Beroep van Antwerpen, dat onderzoekt of de wettelijke aftrekvoorwaarden vervuld zijn. En regel één daarbij is dat de onderhoudsuitkeringen betaald zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting. Het is de belastingplichtige die dat moet bewijzen. Aan de ene kant hebben we artikel 203, §1 van het oud Burgerlijk Wetboek, dat handelt over de materiële onderhoudsplicht (voeding, huisvesting, verzorging, medische verzorging, …), maar ook over de morele onderhoudsplicht (het verschaffen van opvoeding en opleiding aan het kind, toezicht, …). Aan de andere kant is er artikel 203bis, §3 van datzelfde wetboek, dat een onderscheid maakt tussen de gewone kosten en de buitengewone kosten. De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind. De buitengewone kosten zijn de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijks onderhoud van het kind overschrijden. De materiële onderhoudsplicht van artikel 203, §1 van het Burgerlijk Wetboek gaat volgens het Hof verder dan het verschaffen van het levensnoodzakelijke. Het Hof meent dat de ouders het kind moeten onderhouden in verhouding tot hun eigen financiële positie. Een kind van rijkere ouders kan met andere woorden wel wat meer verwachten van zijn ouders dan een kind uit een minder begoed gezin. Maar het hof meent ook dat daar grenzen aan zijn. Het moet nog steeds gaan om kosten met betrekking tot ‘huisvesting, levensonderhoud, opvoeding en opleiding’. Andere kosten vallen niet onder de onderhoudsplicht van de ouders en moeten beschouwd worden als vrijgevigheden. In de echtscheidingsakte waren de ouders overeengekomen wat beschouwd moest worden als gewone kosten en wat als buitengewone kosten, en hoe deze tussen de ex-echtgenoten zouden worden omgedeeld. Volgens die akte zouden de gewone kosten ten laste zijn van de ouder bij wie de kinderen gedurende die periode verbleven. De akte omschrijft de gewone kosten als de uitgaven inzake huisvesting, levensonderhoud, toezicht, opvoeding, ontspanning en vrijetijdsbesteding, sportbeoefening en opleiding. Het aandeel van de belastingplichtige in die kosten kan als aftrekbaar alimentatiegeld aanvaard worden. De uitgaven met betrekking tot de uitoefening van de hobby’s van beide kinderen, zijn volgens het Hof al vervat zijn in de ‘gewone’ kosten. Het hof verwerpt de aftrek van de bijkomende alimentatiegelden omdat het meent dat de vergoeding van de ‘gewone kosten’ zich niet uitstrekt tot 'verzuchtingen van louter luxueuze aard'. Hobby is luxe ? . Dit is een erg streng arrest, want er is heel wat andere rechtspraak die dergelijke bijkomende betalingen voor de hobby’s van de kinderen wél toelaat. Wellicht speelt het feit mee dat gehuwde of samenwonende ouders die de dure hobby van hun kinderen bekostigen, daar geen fiscale tegemoetkoming voor krijgen. Zou je de aftrek van dergelijke dure hobby’s toelaten als aftrekbare onderhoudsgelden, dan zouden gescheiden ouders op het einde van de rekening er beter aan toe zijn dan ouders die gehuwd blijven.

Lees meer
ABM logo tekst

Ex-zaakvoerder beschuldigd van schijnwerknemerschap

20.10.2022

Bij schijnzelfstandigheid proberen partijen de werknemer onder het zelfstandigenstatuut te schuiven zodat de RSZ-bijdragen lager uitvallen. Bij schijnwerknemerschap wordt de activiteit van een zelfstandige voorgesteld als een arbeidsrelatie, om op die manier hogere uitkeringen te genieten. Zoon is zaakvoerder, vader is bediende . In 2000 richten de heer Y en zijn echtgenote Z een BV op, waarin ze beiden als zaakvoerders optreden. In 2016 beslist een bijzondere algemene vergadering van de BV het koppel te ontslaan als zaakvoerders, per 30 september 2016, en hun zoon L aan te stellen als nieuwe zaakvoerder, met ingang van 1 oktober 2016. Op 27 september 2016 sluit de BV, vertegenwoordigd door Y en L een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur af met Y, waarbij deze laatste op 1 oktober 2016 als bediende in dienst treedt van de BV. De RSZ struikelt over deze gang van zaken en stelt een onderzoek in. Begin 2018 laten de RSZ aan Y weten dat hij ten onrechte onderworpen werd aan het stelsel der sociale zekerheid voor werknemers in toepassing van artikel 1 van de wet van 27 juni 1969. Motivatie: Twee van de constitutieve elementen van een arbeidsovereenkomst, met name loon en gezag, ontbraken immers. Aan de BV wordt gevraagd om Y niet langer te vermelden als werknemer en Y wordt in de aangiften van de voorgaande kwartalen ambtshalve geschrapt. Correctionele vrijspraak. De zaak komt voor een correctionele rechtbank wegens bedrieglijke onderwerping aan het sociale zekerheidsstelsel der werknemers, wat strafbaar gesteld wordt door artikel 221, 1° van het Sociaal Strafwetboek. Maar op 5 mei worden de BV en Y vrijgesproken door de rechtbank van eerste aanleg van Limburg. Tegen die beslissing wordt geen beroep aangetekend. De zaak wordt echter ook voorgelegd aan de arbeidsrechtbank, in het kader van een burgerrechtelijke vordering. Die rechtbank bevestigt het standpunt van de RSZ. De BV gaat tegen die beslissing in beroep. Het aanspannen van twee rechtszaken tegelijk is niet ongebruikelijk. Voor de correctionele rechtbank wordt het strafrechtelijke aspect bekeken, voor de arbeidsrechtbank wordt gekeken naar de geldigheid van de arbeidsovereenkomst. Voor een strafrechter is het bedrieglijke opzet van belang, voor de arbeidsrechtbank is dat niet relevant. Bovendien was de RSZ (als instantie die de bijdragen int) geen partij in de strafzaak. Het feit dat de zaak dus al behandeld was door een strafrechter, belet niet dat dezelfde feiten ook nog eens behandeld worden door de arbeidsrechtbank. Arbeidsrelatiewet – de principes . Om te weten of Y aan de sociale zekerheid voor werknemers mocht onderworpen worden, moet er gekeken worden naar de relatie tussen werkgever en werknemer. Er is sprake van een werknemersrelatie als een persoon er zich in een arbeidsovereenkomst toe verbindt tegen betaling van loon onder het gezag van de werkgever, arbeid te verrichten. In zijn schrappingsbesluit stelt de RSZ nu precies dat de elementen « gezag » en « loon », niet aanwezig waren in de werkrelatie tussen Y en de BV. De Arbeidsrelatiewet laat de partijen in principe de vrije keuze bij de kwalificatie van hun arbeidsrelatie. Zij kunnen dus kiezen of er samengewerkt wordt in het kader van een arbeidsovereenkomst, dan wel in het kader van een zelfstandige samenwerking.Maar de Arbeidsrelatiewet laat ook toe om de arbeidsrelatie te herkwalificeren als er voldoende elementen onverenigbaar zijn met de gekozen kwalificatie. Het bewijs moet geleverd worden door diegene die de gekozen kwalificatie verwerpt, in casu dus door de RSZ. Arbeidsovereenkomst. De BV en Y hadden een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten, wat hen voldoende leek om te spreken van een werknemersrelatie. Maar het Hof merkt op dat die overeenkomst ook door L werd getekend optredend als gevolmachtigde van de werkgever. Maar dat kon helemaal niet omdat L op dat moment (27 september 2016) nog geen zaakvoerder was van de BV en hij dus ook niet bevoegd was. Het feit dat de arbeidsovereenkomst pas in ging op 1 oktober 2016, heeft geen impact: het Hof stelt vast dat de schriftelijke arbeidsovereenkomst geen rechtsgeldig schriftelijk bewijs is. Geen nood: een mondelinge arbeidsovereenkomst is ook rechtsgeldig… Alleen komt de bewijslast dan wel bij de BV en Y te liggen. En volgens het Hof slagen zij daar niet in. Het feit dat de BV als verzekeringsplichtige werkgever, de RSZ-aangifte indiende, de bijdragen betaalde en ook de loonbrieven opstelde is voor het Hof geen afdoend bewijs. Die handelingen zijn slechts een loutere veruitwendiging en gevolg van een beweerd en aangenomen statuut, maar bewijzen nog niet dat er sprake is van het presteren van arbeid onder gezag en tegen betaling van loon. Sociale bescherming . Het is algemeen geweten dat de sociale bescherming van een werknemer veel groter is dan van een zelfstandige. Het lijkt er dan ook op dat het hof en de RSZ begrepen hebben dat de kwalificatie van Y als werknemer vooral daarop was gericht.  Het hof en de RSZ lijken vooral te struikelen over enkele verklaringen van Y zelf. Hij verklaarde immers dat hij, na 23 jaar als zelfstandige, begon te sukkelen met zijn gezondheid. Hij had de zaak nog verder kunnen zetten als zelfstandige, zo verklaart hij, maar de boekhouder raadde hem aan het statuut van werknemer aan te nemen. Ook L verklaarde dat de boekhouder hen dit geadviseerd had.Het Hof merkt op dat Y, niettegenstaande gezondheidsproblemen, toch aangeworven wordt, wat alvast wijst op een zekere planning.  Kort na zijn aanwerving wordt Y arbeidsongeschikt, en ontvangt hij een gewaarborgd loon en ziekte-uitkeringen. Maar het wordt nog mooier: het staat vast dat Y tijdens zijn ziekteperiode doorwerkte. Weliswaar kreeg hij vanaf midden november 2017 de toestemming van de adviserend arts om 13u/week te werken voor de BV, maar hij presteerde al veel eerder tijdens zijn ziekteperiode arbeidsprestaties voor die BV, zonder over zo'n toestemming te beschikken. Het hof meent dat dergelijk gedrag eerder atypisch is voor een werknemer. Vrijheid in de organisatie van het werk . Het hof stelt ook vast dat Y op geen enkele manier beperkt werd in zijn vrijheid om zijn werk te organiseren. Y bleef dezelfde taken uitvoeren als toe hij zaakvoerder was van de BV.  Bovendien beschikte hij als werknemer (nog steeds) over een onbeperkte volmacht op de bankrekeningen en verrichtte hij ook nog altijd diverse werkgeverstaken: o.m. het ondertekenen van zijn eigen prestatiestaten en die van zijn dochter, hij bleef de contactpersoon van het sociaal secretariaat, enz. Uit niets blijkt dat er voor Y beperkingen goldan wat het organiseren van zijn werktijd betreft. Hij moest evenmin rapporteren aan zaakvoerder-zoon L. Gezag. De mogelijkheid van hiërarchische controle omvat de bevoegdheid van de werkgever om de werknemer te leiden, te instrueren en toezicht uit te oefenen op zijn werk. Het volstaat dat de werkgever in staat is om arbeidsvoorwaarden op te leggen en te bepalen welke taken de werknemer moet uitvoeren, en hoe, waar en wanneer hij dat moet doen. Ook dat lijkt in deze casus niet het geval te zijn. Eerder omgekeerd, omdat het er volgens de klanten eerder op leek dat Y zijn zoon L aan het opleiden was. Op de website bleef Y vermeld als zijnde de eerste contactpersoon en zaakvoerder van de BV. Bovendien bevestigden sommige klanten dat enkel hij instond voor de bestellingen en leveringen. Sommige klanten kenden trouwens alleen Y en niet de zaakvoerder L. Niet verwonderlijk zo stelt het Hof … de zoon was op dat ogenblijk ook nog assistent-manager in een andere onderneming en hij was dus niet voltijds bezig met het zaakvoerderschap van de BV. De verzekering van de bestelwagen van de BV stond op naam van Y en het onderhoudsattest van de verwarmingsketel werd ondertekend door Y. De bewering dat Y zijn aandelen aan L had overgedragen, kon niet hard gemaakt worden en de maatschappelijke zetel van de BV bleef al die tijd gevestigd op het adres van Y en zijn echtgenote. Rekening houdende met al deze elementen kan het Hof niet veel anders dan tot de slotsom komen dat Y zich hier schuldig maakte aan schijnwerknemerschap.

Lees meer
ABM logo tekst

Boeking van vergoedingen wegens betalingsachterstand

17.10.2022

Als uw tegenpartij de facturen niet tijdig betaalt, heeft u op basis van uw contract of op basis van de wet, recht op een vergoeding. De wet verleent u recht op een interestvergoeding, maar het staat u vrij, met inachtneming van bepaalde voorwaarden en beperkingen, ook andere kosten in rekening te brengen. Hoe moeten die vergoedingen geboekt worden? Een nieuw CBN-advies verduidelijkt dat. Welke vergoedingen?. Er zijn allerlei situaties mogelijk. Bij een B2C-situatie moet u kijken naar artikel 5:240 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een betalingsachterstand moet worden vergoed via verwijlinteresten tegen de wettelijke rentevoet. De interesten zijn verschuldigd vanaf de dag van de aanmaning tot betaling. De partijen kunnen in beperkte mate van die regeling afwijken. In een B2B-relatie worden de regels inzake de verwijlinteresten echter bepaald door de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. Als niets anders overeengekomen werd, bedraagt de betalingstermijn voor facturen 30 kalenderdagen. Deze termijn kan tussen de partijen verlengd worden, maar kan niet langer zijn dan 60 kalenderdagen. Als er niet tijdig betaald wordt, begint er van rechtswege – en zonder ingebrekestelling – een interest te lopen. Die wordt gerekend vanaf de dag na het verstrijken van de betalingstermijn. Ten slotte komt het ook voor dat er, naast een interest, nog een forfaitaire vergoeding voor invorderingskosten en andere bedragen verschuldigd is. Een dergelijk schadebeding is perfect legaal. Verwijlinteresten en andere kosten . De schuldenaar stelt zich misschien de vraag of verwijlinteresten wel 'zeker en vaststaand' zijn. Maar de wet van 2 augustus 2002 op de betalingsachterstand in handelstransacties voerde een automatisme in, waardoor een interest van rechtswege verschuldigd is zodra de betalingstermijn verstreken is. Daaruit vloeit volgens de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) voort dat de interesten en forfaitaire vergoedingen in hoofde van de schuldenaar in kosten moeten worden genomen vanaf de eerste dag na de vervaldag van de betaling. De schuldeiser daarentegen mag opbrengsten niet in zijn boekhouding opnemen als de effectieve inning ervan onzeker is. Verwijzend naar de principes van de voorzichtigheidslogica adviseert de CBN dan ook dat de schuldeiser de bedragen verschuldigd wegens betalingsachterstand niet automatisch in opbrengst opneemt. De bedragen mogen slechts in resultaat worden genomen vanaf het ogenblik waarop – op basis van de vereisten van voorzichtigheid, eerlijkheid en goede trouw – hun effectieve inning zeker is. Op het ogenblik dat ze geboekt worden, moet de schuldeiser de interestvordering boeken op rekening “400 – Handelsdebiteuren”, met als tegenboeking een inresultaatname op rekening “75126 - Opbrengsten uit vlottende activa” of “769 - Andere niet-recurrente financiële opbrengsten”. Kredietbeperkingstoeslag. De kredietbeperkingstoeslag is een bijzondere manier om laattijdige betalingen te ontraden. Het gaat om een toeslag die, in uitvoering van een contract, door de schuldenaar verschuldigd is als deze een factuur betaalt na een bepaalde datum. Het bijzondere aan deze formule is dat de datum vanaf wanneer de toeslag verschuldigd is, niet noodzakelijk overeenstemt met de eindvervaldag van de betaling. Die datum kan bijvoorbeeld vroeger vallen om de schuldenaar aan te sporen om snel te betalen. Het boekhoudkundige probleem is dat een dergelijke kredietbeperkingstoeslag over het algemeen inbegrepen is in het totaalbedrag van de factuur. De CBN onderscheidt dan ook twee gevallen:1. de vervaldag van de kredietbeperkingstoeslag en de uiterste betaaldatum vallen samen;2. de vervaldag van de kredietbeperkingstoeslag komt vóór de uiterste betaaldatum. Als de data samenvallen, moet de kredietbeperkingstoeslag gelijkgesteld worden met de forfaitaire vergoedingen voor betalingsachterstand (zoals hierboven uiteengezet). Dat betekent dat op het moment dat de factuur wordt opgesteld (door de leverancier), of wordt ontvangen (door de klant), enkel het bedrag van het verkochte of verkregen goed moet worden opgenomen in de boekhouding van de ondernemingen. De kredietbeperkingstoeslag moet dus maar in de boekhouding opgenomen worden als er te laat betaald wordt en de toeslag betaald moet worden. Valt de vervaldatum van de kredietbeperkingstoeslag vóór de effectieve betaaldatum, dan is de boekhoudkundige verwerking van de kredietbeperkingstoeslag dezelfde als die van een financiële korting. Bij ontvangst van de factuur moet de klant het totaalbedrag, zoals vermeld op de factuur, in de boekhouding opnemen. Betaalt de klant vóór de vervaldatum van de kredietbeperkingstoeslag, dan moet de leverancier een kost boeken op rekening 657 tot 658 “Diverse financiële kosten” en de klant een opbrengst op rekening 756 tot 759 “Diverse financiële opbrengsten”.

Lees meer
ABM logo tekst

GDPR geldt ook in HR-aangelegenheden

14.10.2022

De regels op de gegevensbescherming (GDPR) gelden ook in de relatie tussen de werkgever en zijn werknemers. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bespreking van de gezondheidssituatie van een werknemer in beperkte kring moet gebeuren, en niet te grabbel mag worden gegooid. Meeting. Mevrouw A werkt voor vennootschap X, maar wordt ziek.Tijdens een vergadering van de afdeling waar ze werkt en waarbij ze zelf niet aanwezig is, zegt de afdelingsverantwoordelijke dat A al lange tijd afwezig was, kondigt hij haar vertrek aan en citeert hij uit een document van de preventiedienst waarin wordt uitgelegd dat A niet geschikt is om nog verder voor X te werken.Dit komt ter ore van A, omdat zij gecontacteerd wordt door collega’s die willen weten hoe het met haar gaat.  Wat later verneemt A dat al wat er op de vergadering gezegd werd, ook nog eens in de notulen werd opgenomen. In die notulen wordt dus nogmaals vermeld dat ze meerdere weken afwezig was, dat ze in een verslag van de preventieadviseur ongeschikt wordt verklaard en dat de samenwerking wordt stopgezet. De notulen werden bovendien rondgemaild naar een aantal werknemers buiten haar afdeling en het document eindigt uiteindelijk op een server, waar alle medewerkers van de onderneming het kunnen raadplegen. Dit dossier komt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit, de GBA – en dat is zowat de rechtbank van eerste aanleg in GDPR-zaken. Voor de GBA haalt de afdelingsverantwoordelijke ter verdediging aan dat hij er tijdens de bewuste vergadering, en gelet op het delicate karakter van het verslag van de preventiedienst, de voorkeur had aan gegeven om de tekst letterlijk voor te lezen, in plaats van die te parafraseren. De vergadering zelf was bedoeld om zijn team op de hoogte te brengen. Gegevens. De GBA verwijst naar de Europese GDPR-richtlijn van 2016, die de basis vormt van de nationale GDPR-wetgevingen. In die richtlijn vinden we twee relevante bepalingen: de GDPR is onder meer van toepassing als: het gaat om persoonsgegevens: dat is alle informatie over een geïdentificeerde, of identificeerbare, natuurlijke persoon;  het gaat om gegevens over gezondheid: dat zijn persoonsgegevens die verband houden met de fysieke of mentale gezondheid van een natuurlijke persoon, waaronder gegevens over verleende gezondheidsdiensten waarmee informatie over zijn gezondheidstoestand wordt gegeven. Het leidt in deze zaak geen twijfel dat aan beide elementen voldaan wordt. Het welzijn (fysisch of mentaal) van een bepaald personeelslid werd besproken tijdens een teammeeting, waarbij niet alleen haar naam werd vermeld, maar er verder ook gesproken werd over haar afwezigheid gedurende meerdere weken. Die persoon was dus zeker identificeerbaar. Volgens de notulen ging een deel van de vergadering trouwens over de vraag wie haar bureau zou krijgen en wat er moest gebeuren met haar persoonlijke spullen. Er bestaat ook geen twijfel over het feit dat hier gegevens over de gezondheid van A werden gedeeld: het verslag van de preventiedienst werd voorgelezen. Dat verslag bevat informatie over het feit dat A ongeschikt werd bevonden voor de dienst. Op zich werd de fysische of psychische pathologie van A niet uit de doeken gedaan. Dat zou de preventiedienst trouwens ook niet mogen. Maar er werd wel informatie over de gezondheid van A gedeeld, en dat is voldoende. Ook de melding dat A langere tijd ziek was en dat ze het voorwerp was van een medisch onderzoek door de preventiedienst, zijn gegevens die onder de categorie ‘gegevens over de gezondheid’ vallen. Verwerking van gegevens . De richtlijn beschrijft gegevensverwerking als een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens. Het verslag van een vergadering is zo’n verwerking van gegevens. De GBA erkent dat zij geen bevestiging kon krijgen van het feit dat de notulen ook per e-mail werden verspreid, noch dat deze notulen op een server zouden staan, waar ze voor iedereen van de onderneming toegankelijk zouden zijn (hoewel dat ook niet werd tegengesproken door de afdelingsverantwoordelijke). Zou dit effectief het geval zijn geweest, dan was dat slechts een bijkomende verwerking van gegevens. Whodunit? . Mevrouw A had klacht neergelegd tegen Z, de afdelingsverantwoordelijke. In haar klacht had zij geen melding gemaakt van het feit dat Z in vennootschap X werkte. Kan de vennootschap dan iets verweten worden? De GBA merkt op dat het voor een klager vaak moeilijk is om de 'verwerkingsverantwoordelijke' te identificeren. Een overtreding wordt in principe altijd begaan door een fysieke persoon, maar dat belet niet dat het over het algemeen de organisatie is, en niet de persoon, die als verwerkingsverantwoordelijke moet worden gezien. Tenzij hij zijn bevoegdheden werkelijk te buiten zou zijn gegaan – wat hier niet bewezen werd – is het afdelingshoofd niet de verantwoordelijke. Het is dus de vennootschap, en niet één van haar afdelingshoofden, die de verwerkingsverantwoordelijke is. En de vennootschap wordt dan ook gesanctioneerd voor het overtreden van de regels op de GDPR. Uitzonderingen. Niet elke verwerking van persoonsgegevens is echter verboden. De verwerking van persoonsgegevens kan toegelaten zijn voor bepaalde doelstellingen. Dat geldt ook voor gezondheidsgegevens, maar dan moeten er wel extra maatregelen genomen worden met betrekking tot de toegankelijkheid van die gegevens. En dat is in casu niet gebeurd. De verwerking van de gegevens door de personeelsdienst was bijvoorbeeld wel ok, maar op het ogenblik dat de afdelingsverantwoordelijke het verslag van de preventiedienst voorlas, waarna dat ook nog eens in de notulen werd opgenomen, werd er een grens overschreden. Uiteindelijk kwam de vennootschap er met een berisping van af. Maar de zaak toont toch aan dat dit soort gegevens met de nodige discretie moeten worden aangepakt. Er zijn andere manieren om mee te delen dat een medewerker door omstandigheden niet langer deel uitmaakt van het personeel; de medische historiek hoeft niet voorgelezen te worden.

Lees meer
ABM logo tekst

Flexibele insolventieregels blijven gelden tot 31 maart 2023

11.10.2022

Tijdens de coronacrisis werden de insolventieregels aanzienlijk versoepeld en werd ook voorzien in een zogenaamde pre-packaged bankruptcy-procedure. In principe moesten die versoepelingen al midden 2022 stoppen, maar intussen werden ze verlengd. En meteen tot 31 maart 2023. Even recapituleren . De versoepeling van de insolventieregels bestaat in feite uit drie delen.Een eerste versoepeling betreft de wettelijke eis om bij het indienen van een verzoekschrift tot opening van een gerechtelijk akkoord meteen ook alle stukken toe te voegen; en dit ‘op straffe van nietigheid’. Dat hoeft momenteel niet: de ondernemingen mogen de nodige documenten nog tot 2 dagen voor de zitting neerleggen.  De tweede versoepeling heeft te maken met de duur van het handelsonderzoek: die werd – ten behoeve van de ondernemingen in moeilijkheden in het coronatijdperk – verlengd.Als er een rechter-verslaggever werd aangesteld, dan bedraagt die termijn momenteel 8 maanden (.i.p.v. de gebruikelijke 4 maanden) en de termijn is bovendien verlengbaar tot 10 maanden.Wordt het onderzoek door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden zelf gevoerd, dan bedraagt de termijn nu 18 maanden (i.p.v. 8 maanden). De derde maatregel bestaat uit de ‘pre-packaged bankruptcy-procedure’. Die procedure laat ondernemingen in moeilijkheden toe om een voorbereidend akkoord te sluiten met één of meerdere schuldeisers. Dat biedt het voordeel dat de rechtbank sneller kan beslissen tot een verderzetting van de onderneming onder de voorwaarden waarover de partijen het al eens zijn geworden. Waarom? . Maar waarom dit bijkomende uitstel? De reden hiervoor is niet zozeer te zoeken bij (de naweeën van) de Covid 19-crisis, maar wel bij een Europese richtlijn. Het gaat meer in het bijzonder om de Europese Herstructureringsrichtlijn van 2019, die eigenlijk tegen 17 juli 2021 had moeten omgezet zijn in Belgisch recht. Met die richtlijn wil de Europese Unie het insolventierecht in de verschillende lidstaten harmoniseren, met nadruk op doeltreffende preventieve herstructureringsstelsels. Verder wil Europa eerlijke ondernemers die insolvent zijn of een overmatige schuldenlast hebben, na een redelijke termijn een volledige kwijtschelding van schulden toestaan. Tot slot bevat de richtlijn ook regels voor efficiëntere insolvabiliteitsprocedures.  Ons land begon in 2021 met de voorbereidingen om het Belgische insolventierecht aan te passen aan de Herstructureringsrichtlijn, maar haalde de deadline niet. Vertraging in België . De maatregelen die tegen de coronacrisis werden genomen, bleken wel een stap in de goede richting te zijn, maar waren op zich niet voldoende. Er is nog meer wetgevend werk nodig om de richtlijn volledig te kunnen overnemen in Belgisch recht. Gelukkig konden de lidstaten 1 jaar uitstel krijgen als ze bijzondere moeilijkheden ondervonden bij het omzetten van de richtlijn. Vandaar dat de coronaversoepelingen oorspronkelijk tot 17 juli 2022 liepen. Maar ook die datum bleek uiteindelijk niet haalbaar. In plaats van de solvabiliteitsregels na corona terug te draaien naar de klassieke regels en die daarna opnieuw aan te passen aan het Europese solvabiliteitsrecht, besliste de regering nu om het huidige coronaregime te behouden tot 31 maart 2023, in de hoop dat de Europese richtlijn tegen die datum wel geïntegreerd kan worden in ons Belgisch recht.

Lees meer
ABM logo tekst

Interestvoet bij betalingsachterstand handelstransacties

07.10.2022

De interestvoet die van toepassing is bij een betalingsachterstand in handelstransacties wordt om de 6 maanden bepaald. Het percentage ligt al vijf jaar op 8%. Enkel in het tweede semester van 2019 ging dat percentage even naar 8,5%. In het eerste semester van 2020 ging het terug naar 8% en dat blijft ook zo in het tweede semester van 2022. Handelstransacties. De rentevoet geldt enkel voor handelstransacties. Volgens de toepasselijke wet zijn dit transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en aanbestedende overheden of aanbestedende diensten die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding (het gaat om kleinere overheidsopdrachten waarbij de overheid de afnemer van de dienst is).De rentevoet is ook van toepassing op transacties tussen vrije beroepers, zelfstandigen en non-profitbedrijven. De interestvoet geldt daarentegen niet:a) in burgerlijke zaken;b) in transacties tussen een handelaar en een particulier;c) in fiscale zaken;d) in sociale zaken. De interest is van rechtswege en zonder ingebrekestelling verschuldigd als de schuldenaar niet betaalt binnen de wettelijke of de overeengekomen betalingstermijn. Let wel: de partijen kunnen een andere regeling afspreken voor de wijze waarop een betalingsachterstand vergoed moet worden. Andere interestvoeten. De interest wegens betalingsachterstand bij handelstransacties mag niet verward worden met de wettelijke interestvoet. Die laatste wordt slechts één keer per jaar vastgelegd. Momenteel bedraagt de wettelijke interest 1,5%.De wettelijke interestvoet is van toepassing in burgerlijke zaken (zoals privézaken tussen natuurlijke personen) en op transacties tussen handelaars en particulieren (zogenaamde handelszaken).Ook hier geldt als regel dat de partijen een andere regeling (en meer in het bijzonder een ander tarief) kunnen overeenkomen. In fiscale zaken maken we een onderscheid tussen nalatigheidsinteresten (die u als belastingplichtige verschuldigd bent als u te laat betaalt) en moratoriuminteresten (die de Schatkist aan u betaalt bij een laattijdige terugbetaling van belastingen). Het tarief van de nalatigheidsinteresten hangt af van het tarief van de lineaire overheidsobligaties op 10 jaar. Voor 2022 werd de rentevoet van de nalatigheidsinteresten vastgelegd op 4%. De rentevoet van de moratoriuminteresten is gelijk aan de helft van die van de nalatigheidsinteresten (dus 2%). Dat blijft wellicht ook zo in 2023. Ten slotte is er ook nog de rentevoet voor sociale zaken: daar geldt een vast tarief van 7%.

Lees meer
ABM logo tekst

Vennootschap plaatst zonnepanelen op woning van bedrijfsleider of werknemer

05.10.2022

Uw werkgever installeert zonnepanelen op het dak van uw privéwoning. Waarom ? Om u een voordeel te bieden? Of misschien bent u wel de bedrijfsleider en is de vennootschap gevestigd in een deel van uw woning? Hoe zit dat fiscaal? De minister verrast. (Bijna) alle voordelen zijn loon. De vaste regel is dat alle voordelen die de vennootschap aan medewerkers – personeelsleden of bedrijfsleiders – biedt, beschouwd worden als loon of als bedrijfsleidersvergoeding. De voordelen worden tegen hun marktwaarde belast. De 'marktwaarde' is hier de waarde die de voordelen hebben bij de genieter. Daarop zijn er 2 soorten uitzonderingen.Enkele voordelen worden niet beschouwd als belastbare voordelen, maar als sociale voordelen. Ze zijn daarom niet belastbaar bij de werknemer. Denken we maar aan de ecocheques.Andere voordelen worden wel beschouwd als belastbare voordelen, maar de waarde ervan wordt op een forfaitaire wijze geschat. Een typisch voorbeeld is dat van de terbeschikkingstelling van een woning: de genieter wordt niet belast op het werkelijke voordeel, maar op een bedrag dat gebaseerd is op het kadastraal inkomen van de woning. Zonnepanelen: van wie zijn ze?. Hoe bereken je het voordeel als de werkgever zonnepanelen laat installeren bij een werknemer? Dat hangt ervan af van wie de zonnepanelen zijn. Als de zonnepanelen eigendom worden van de werknemer, dan is het belastbaar voordeel gelijk aan de waarde van de zonnepanelen. In antwoord op een parlementaire vraag verduidelijkte de minister van Financiën dat de waardering van het voordeel gebeurt op basis van een voor particuliere klanten marktconforme aankoopprijs voor eenzelfde installatie. Maar er kan ook overeengekomen worden dat de installatie eigendom blijft van de werkgever. In dat geval is het voordeel niet de waarde van de zonnepanelen, maar wel de prijs die de werknemer zou moeten betalen als hij/zij de zonnepanelen zou huren. Met andere woorden: de gangbare leaseprijs op jaarbasis van zonnepanelen op de particuliere markt. En de elektriciteit?. De minister verduidelijkt verder in zijn antwoord dat éénmaal de terbeschikkingstelling van de zonnepanelen belast werd, de elektriciteit die geproduceerd wordt niet meer als een voordeel van alle aard beschouwd kan worden. Dat geldt zowel in de hypothese dat de werknemer eigenaar is van de installatie, als wanneer hij de installatie ter beschikking gesteld krijgt en belasting betaalt op een fictieve leaseprijs. Alternatief voor gratis elektriciteit?. Begin 2022 pakte een elektriciteitsmaatschappij uit met een product waarbij de werkgever een elektriciteitscontract sloot voor de werknemer, zodat die – onder voorwaarden en met enkele beperkingen – gratis elektriciteit of elektriciteit aan een verlaagde prijs kon krijgen. De 'kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt voor andere doeleinden dan verwarming' is ook belastbaar, maar in principe op een forfaitair bedrag. De waarde van dat voordeel is in 2022 gelijk aan 2.130 euro per jaar voor verwarming, en 1.060 euro per jaar voor elektriciteit voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders. Voor andere werknemers wordt die waarde vastgesteld op respectievelijk 960, en 480 euro per jaar.Die forfaitaire waardering ligt veel lager dan de werkelijke waarde van het voordeel, dus was de winst snel berekend. De minister reageerde echter vrij snel door de forfaitaire raming voor gratis verwarming en elektriciteit te beperken tot de situaties waarbij ook de woning ter beschikking wordt gesteld van de werknemer. Is dat niet zo, dan telt de échte waarde van het voordeel. De vraag is dus (en zeker als de werkgever eigenaar blijft van de zonnepanelen) wát hier eigenlijk 'ter beschikking' wordt gesteld: de zonnepanelen of de elektriciteit? Stel dat u in een woning woont die eigendom is van uw vennootschap. En uw vennootschap plaatst zonnepanelen op het gebouw, waardoor u elektriciteit bespaart… Wat is dan uw voordeel? De zonnepanelen of de elektriciteit...? Het lijkt er sterk op dat het laatste woord hierover nog niet geschreven is.

Lees meer
ABM logo tekst

Is pauzeren ook werken?

28.09.2022

Een ongeval wordt als arbeidsongeval gekwalificeerd als het arbeidsgerelateerd is. Een ongeval tijdens het werk valt daar zeker onder. Ook ongevallen van en naar het werk worden doorgaans als arbeidsongevallen gekwalificeerd. Maar wat als het ongeval gebeurt tijdens de pauze? De feiten . T werkt bij vennootschap A. De werkuren lopen van 6u ’s morgens tot 18u ‘s avonds. ’s Middags gaat T met 2 collega’s naar de refter; hij bukt zich om borden te nemen uit het onderste schap, maar maakt een verkeerde beweging en zijn rug blokkeert. T werkt de dag nog verder af, maar de ‘s nachts meldt hij zich bij de spoedgevallendienst. Een kleine week later blijkt dat hij een hernia heeft opgelopen. De werkgever en zijn arbeidsongevallenverzekeraar weigeren om deze gebeurtenis als een arbeidsongeval te aanvaarden, omdat het geen plotselinge gebeurtenis was die in de tijd of ruimte kon afgebakend worden. Naar de arbeidsrechtbank in Luik . Ook voor de arbeidsrechtbank stelt de werkgever dat er geen plotselinge gebeurtenis is die de hernia heeft veroorzaakt. En zelfs als we zouden aannemen dat de rug blokkeerde tijdens het bukken in de refter, dan nog kan dat het gevolg zijn van een pathologie die reeds eerder bestond en die zich pas geuit heeft op het ogenblik dat de medewerker zich bukte. De arbeidsrechtbank in Luik herneemt de algemene principes van een arbeidsongeval: er moet een plotselinge gebeurtenis zijn (dit wordt erg soepel ingevuld: het vaak voorover buigen kan als een plotselinge gebeurtenis gekwalificeerd worden); die een verwonding veroorzaakt; en die zich tijdens de uitvoering van de overeenkomst voordoet. De bewijslast voor deze elementen ligt bij het slachtoffer van het ongeval. Als de elementen bewezen worden, dan ontstaan er 2 wettelijke vermoedens: als het bestaan van een plotselinge gebeurtenis en een verwonding worden vastgesteld, wordt de verwonding vermoed door het ongeval te zijn ontstaan, tot het tegendeel bewezen is; en een ongeval dat zich tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voordoet, wordt vermoed zich voorgedaan te hebben als gevolg van de uitvoering van die arbeidsovereenkomst, tot het tegendeel is bewezen. Tijdens de pauze . De rechtbank herneemt wat Cassatie hierover al oordeelde in 1978: een arbeidsongeval vereist dat het ongeval tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gebeurde, en niet noodzakelijk tijdens het werk. Ongevallen tijdens de lunchpauze worden ook als arbeidsongevallen beschouwd als kan beweerd worden dat de werknemer tijdens de pauze onder het virtuele gezag van zijn werkgever bleef. Dat is het geval als het ongeval zich in de onmiddellijke omgeving van de werkplek voordeed en op voorwaarde dat de betrokkene bezig was met activiteiten die tot een normaal gebruik van de rusttijd behoren. Dat is het geval als de arbeider gewond raakt tijdens het knutselen in de werkplaats of tijdens het voetballen op het fabrieksterrein. De rechtbank van Luik concludeert dat er sprake is van een arbeidsongeval: de plotse gebeurtenis (het bukken) leidde tot een verwonding (de hernia) tijdens het werk. De werkgever kan enkel aan zijn aansprakelijkheid ontsnappen als hij kan aantonen dat de hernia uitsluitend het gevolg is van een toestand die zich voordeed vóór de plotselinge gebeurtenis (bijvoorbeeld: de werknemer had de hernia opgelopen tijdens het sporten vóór hij of zij naar het kantoor kwam) of dat het ongeval werd veroorzaakt werd doordat de getroffene persoonlijke bezigheden verrichte die buiten de normale besteding van de rusttijd vallen. Dat laatste is een feitenkwestie, die beoordeeld moet worden door de rechter. Zoals hierboven reeds gesteld, wordt voetballen tijdens de pauze niet als abnormaal gezien, maar er is rechtspraak die het herstellen van de eigen wagen tijdens de middagpauze of shoppen wél als een abnormale activiteit beschouwt. 

Lees meer
ABM logo tekst

Zichtrekening in nalatenschap: gevaar voor dubbele belasting

23.09.2022

Bij overlijden van één van de ouders zullen de meeste families de nalatenschap niet echt verdelen. De langstlevende partner kan op die manier verder, zonder het gevoel te hebben dat naast zijn partner ook nog eens de helft van zijn vermogen verdwenen is. Mooi, maar een dubbele belasting loert om de hoek. Standaardnalatenschap. Stel dat we te maken hebben met een familie van 2 ouders en 2 kinderen, waar er geen bijzondere regelingen getroffen werden. Bij overlijden van de eerste ouder krijgt de langstlevende ouder de helft van het gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom en de andere helft in vruchtgebruik. De blote eigendom daarvan gaat naar de kinderen. Als die eigendom uit een onroerend goed bestaat, is dat duidelijk: de langstlevende partner blijft in de woning wonen, deels als volle eigenaar en deels als vruchtgebruiker. Maar wat met de banktegoeden? Bijvoorbeeld een spaarrekening? Of een beleggingsportefeuille?  In de praktijk worden die gelden gewoon op de rekening gelaten en wordt de gemeenschappelijke rekening omgezet naar een rekening op naam van de langstlevende partner. Het geld wordt niet verdeeld.  Gevaar voor dubbele belasting. Er ontstaat echter een financieel probleem wanneer de langstlevende partner overlijdt, omdat op dat ogenblik de kinderen wél zullen overgaan tot de effectieve verdeling van de nalatenschap. De som op de spaarrekening of de beleggingsportefeuille zal dan automatisch opnieuw in de nalatenschap terecht komen, terwijl de helft ervan al in blote eigendom toebehoorde aan de kinderen. In principe zou daarop geen erfbelasting meer verschuldigd mogen zijn. Vlabel – en ook de federale belastingadministratie – heeft altijd aanvaard dat de erfgenamen mogen aantonen dat de betrokken sommen niet meer in de nalatenschap thuis horen.  Het probleem is echter dat de sommen uit de nalatenschap intussen vermengd werden met de eigen gelden van de langstlevende partner en die sommen nog moeilijk te identificeren zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval met zichtrekeningen. De som die origineel op de rekening stond, verdwijnt naarmate de jaren verstrijken en er inkomsten op gestort worden en er uitgaven gedaan worden. Idem voor spaarrekeningen, waarvan al eens wat wordt afgehaald en er dan weer wat wordt bijgestort.  Het bewijs dat het om een som uit de nalatenschap gaat, is dus niet eenvoudig te leveren. Rechtspraak zet Vlabel onder druk . In een concreet geval dat voorgelegd werd aan de rechtbank van eerste aanleg in Gent en vervolgens aan het hof van beroep van Gent oordeelden de rechters telkens dat de kinderen bij het overlijden van de langstlevende ouder een persoonlijke vordering hadden op die nalatenschap, ter waarde van de sommen waarop zij bij het eerste overlijden, erfbelasting hadden betaald.Die persoonlijke vordering konden zij als schuld van de nalatenschap in aftrek brengen, zodat de belastbare basis effectief daalde. Er is deze uitspraak, maar intussen werd er ook een nieuw boek over goederenrecht in ons Burgerlijk Wetboek opgenomen. Nieuw goederenrecht . Ook onder het oude goederenrecht maakte men al een onderscheid tussen de zogenaamde persoonlijke vorderingen en de zakelijke vorderingen:- Een zakelijke vordering heeft betrekking op een bepaalde zaak. Ik geef u goed X, en u moet mij goed X teruggeven. - Een persoonlijke vordering betekent dat ik u vraag om iets te doen.Voor wat de gelden betreft is er een zakelijke vordering mogelijk, maar niet meer als er sprake is van een vermenging, want dan is die bepaalde zaak niet meer terug te vinden. U moet dan teruggrijpen naar de persoonlijke vordering.  In het nieuwe goederenrecht blijft dat onderscheid bestaan. Maar er wordt een uitzondering ingebouwd wat de zakelijke rechten betreft : als een zakelijk recht betrekking heeft op soortgoederen (dat zijn gelden of goederen die onderling inwisselbaar zijn), dan blijft het toch mogelijk om een zakelijke vordering in te stellen. Vlabel draait bij. De mening van de rechters en het nieuwe Burgerlijk Wetboek hebben er in 2021 toe geleid dat Vlabel zijn standpunt heeft bijgestuurd. Als het tweede overlijden plaats heeft na 1 september 2021 (dat is de datum van inwerkingtreding van het nieuw goederenrecht van het Burgerlijk Wetboek), dan hebben de erfgenamen in principe een zakelijk vordering op het vermogen van de langstlevende. Dit houdt in dat het betrokken goed gewoon niet in de nalatenschap zit en het ook niet moet worden aangegeven. Vlabel stel wel als voorwaarde dat de goederen nog voldoende traceerbaar zijn. We denken bijvoorbeeld aan een som die aanwezig was op de spaarrekening en die intussen verder is aangegroeid.  Als er echter niet voldoende geldmiddelen aanwezig zijn, dan hebben de erfgenamen een persoonlijke vordering, die in het passief van de nalatenschap kan worden opgenomen. Iets concreter: stel dat bij het overlijden van de eerste ouder er een spaarrekening was met daarop een bedrag van 200.000 euro. De helft daarvan – dus 100.000 euro – werd opgenomen in de aangifte van de eerste nalatenschap.Bij het overlijden van de tweede ouder staat er 120.000 euro op de rekening. Met het nieuwe standpunt van Vlabel lijkt het erop dat de erfgenamen nog enkel 20.000 euro in de aangifte voor de erfbelasting moeten opnemen, omdat zij op die 100.000 euro een zakelijke vordering hebben. Stel dat er op de spaarrekening maar 60.000 euro meer stond. In dat geval kan het zakelijk recht niet meer volledig uitgeoefend worden en hebben de erfgenamen nog een persoonlijke vordering van 40.000 euro op de nalatenschap. Die som kan afgetrokken worden van de waarde van de andere bestanddelen van de nalatenschap (bijvoorbeeld van de waarde van de woning), als die er zijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Taalgebruik in rechtszaken voor wie in Brussel werkt

16.09.2022

Mevrouw X werkt in Brussel, maar de maatschappelijke zetel van haar werkgever ligt in Asse. Welke taal is hier van toepassing als de werkgever verstek geeft voor de rechter? Uit de praktijk . De maatschappelijk zetel van BV A is gevestigd in Asse. Mevrouw X werkt voor de BV, maar ze werkt in de bakkerij die op de Gentse Steenweg in Brussel ligt. Dat is haar exploitatiezetel. Mevrouw B wordt echter ontslagen en er ontstaat discussie over achterstallige vergoedingen.Zij trekt naar de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel, die zich afvraagt of er hier geen schending van de taalwetgeving is: de BV is immers in het Vlaamse Gewest gevestigd. Belangrijk hier is dat de werkgever verstek liet gaan. Een Franstalige medewerkster stond dus haar zaak te bepleiten voor een Franstalige rechtbank, terwijl haar Nederlandstalige werkgever geen interesse betoonde voor haar zaak. Wetgeving. Artikel 4§1 van de ‘wet op het gebruik der talen in gerechtszaken’ bepaalt, en we citeren letterlijk: De akte tot inleiding van het geding wordt in het Fransch gesteld, indien de verweerder woonachtig is in het Frans taalgebied; in het Nederlandsch, indien de verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied; in het Fransch of in het Nederlandsch, ter keuze van den eischer, indien de verweerder woonachtig is in eene gemeente van de Brusselsche agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft.Mocht u daaraan nog twijfelen: deze wet dateert van 15 juni 1935... Op basis van deze bepaling had mevrouw X haar vordering in het Nederlands moeten instellen. Maar de rechter verwijst naar een arrest van Grondwettelijk Hof van 2010, met gelijkaardige feiten.Ook daar was de maatschappelijke zetel van de werkgever in Asse gevestigd, maar de betrokken werknemer werkte in een bejaardeninstelling in Brussel. Bovendien hadden alle sociale betrekkingen tot dan toe in het Frans plaatsgevonden.Het Grondwettelijk Hof meende toen dat de wet zodanig moest uitgelegd worden dat er gekeken moest worden naar de exploitatiezetel. Exploitatiezetel primeert . De arbeidsrechtbank neemt de redenering van het Grondwettelijk Hof over. In feite hadden alle sociale betrekkingen plaats in de exploitatiezetel (in Brussel), en niet op de maatschappelijke zetel (in het Vlaamse Gewest).  De arbeidsrechtbank stelt bijkomend vast dat alle sociale betrekkingen plaats vonden in het Frans, en niet in het Nederlands. Het arbeidscontract, de loonfiches, de ontslagbrief… alle documenten waren in het Frans opgesteld. Bijgevolg werd de taalwetgeving hier niet geschonden en kon de zaak verdergezet worden in het Frans.

Lees meer
ABM logo tekst

Loonachterstal door toedoen van het sociaal secretariaat

15.09.2022

De meeste ondernemingen besteden hun loonadministratie uit aan een sociaal secretariaat. De loonafhandeling is zo ingewikkeld geworden dat enkel gespecialiseerde ondernemingen dit tot een goed einde kunnen brengen. Maar wat als ook zij de bal misslaan? Uit de praktijk . Het sociaal secretariaat X doet de loonadministratie van een vzw. Mijnheer A werkt bij de vzw sinds 2006, maar in 2016 blijkt dat zijn bezoldiging niet berekend werd overeenkomstig de barema’s van het toepasselijke paritaire comité. De vzw verandert in mei 2017 van sociaal secretariaat en vraagt op 2 mei 2017 aan het nieuwe sociaal secretariaat om het nodige te doen om de fout recht te zetten.  Het nieuwe sociaal secretariaat neemt de betaling van de lonen over en de achterstallen worden uitgekeerd vanaf eind mei 2017. De nieuwe barema’s worden echter maar toegepast vanaf 1 oktober 2016. Voor de lonen van daarvoor wordt niets gedaan. Dat is niet naar de zin van medewerker A, die naar de rechtbank stapt. Verjaring. De eerste rechter veroordeelt de vzw tot betaling van het achterstallige loon voor de periode van 2 mei 2012 tot 30 september 2016. De datum van 2 mei 2012 is de datum waarop de vzw aan het sociaal secretariaat de opdracht gaf om de nodige rechtzettingen te doen. De verjaringstermijn bedraagt 5 jaar. Bijgevolg krijgt het personeelslid het achterstallige loon voor die periode. Dat bedrag wordt verhoogd met verwijlinteresten, berekend aan de wettelijke rentevoet en dit tot aan de uitspraak van de rechter. Het oude sociaal secretariaat moet op eigen kosten corrigerende loonfiches opstellen. Bovendien moet dat sociaal secretariaat ook de interesten die de vzw aan de werknemer moet betalen, vergoeden. Tot slot veroordeelt de eerste rechter het sociaal secretariaat tot een bedrag van 4.000 euro als compensatie voor het verlies van de kans om het beheer van het budget van de vzw Y aan te passen aan de reële arbeidskosten van A. De partijen tekenen beroep aan, maar het arbeidshof behoudt een groot deel van het vonnis.Het arbeidshof bevestigt de verjaringstermijn en de veroordeling van de vzw. Het hof bevestigt ook dat het sociaal secretariaat op eigen kosten correctieopgaven moet maken, maar het herleidt de schadevergoeding voor de gemiste kans en de verwijlinteresten. Wat de verwijlinteresten betreft meent het hof dat de vzw de achterstallige lonen tot 2012 had kunnen betalen in de loop van juni 2017. Dat die betaling pas in 2019 gebeurt, na de rechterlijke uitspraak, is niet de fout van het sociaal secretariaat. De schadevergoeding wordt dus beperkt tot verwijlinteresten voor de periode van mei 2012 tot juni 2017. Wat de gemiste kans betreft erkent het arbeidshof dat er schade was, maar vermindert het de schadevergoeding tot 1.500 euro. Sociaal secretariaat draait op voor de kosten . Als de fout van het sociaal secretariaat aangetoond is, kunnen de kosten die door deze fout ontstonden aan deze onderneming doorgerekend worden. Het loon zelf uiteraard niet, maar er zijn genoeg andere kosten die ontstaan bij een verkeerde berekening van het loon, zoals corrigerende loonfiches, RSZ-verhogingen, vervallen interesten en zoals hier het geval is, de schade die voortvloeit uit het verlies van de kans om het budget aan te passen rekening houdend met de werkelijke kostprijs van de lonen.

Lees meer
ABM logo tekst

De forfaitaire kilometervergoeding van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023

12.09.2022

Traditioneel wordt rond 1 juli bekendgemaakt hoe hoog de kilometervergoeding zal zijn voor de federale ambtenaren die een verplaatsing voor de overheid uitvoeren met hun eigen wagen. Dat is belangrijk voor ondernemers, accountants en belastingadviseurs, omdat het bedrag van die vergoeding ook een fiscale relevantie heeft. Met het eigen voertuig . Wanneer u als werkgever, uw werknemer op pad stuurt met zijn eigen wagen om het één en ander te regelen voor het werk, dan is het logisch dat u een vergoeding betaalt voor de gemaakte kosten. Strikt genomen moet de werknemer die kosten bewijzen. Maar om praktische redenen aanvaardt de belastingadministratie dat u die kosten forfaitair vergoedt. De vergoeding mag een bepaald maximum niet overschrijden. En dat maximum is gelijk aan de forfaitaire kilometervergoeding die de federale ambtenaren krijgen voor het gebruik van hun persoonlijk motorvoertuig ten behoeve van de dienst.   Voor de periode van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023 bedraagt dat maximum 0,417 euro/km. Tegenover 0,3707 euro/km in het voorgaande jaar. Maar er is meer: als maatregel tegen de sterk stijgende brandstofprijzen in het eerste kwartaal van 2022 heeft de minister beslist dat de kilometervergoeding voor de periode van maart 2022 tot juni 2022 éénmalig en retroactief verhoogd zal worden tot 0,402 euro/km. Opgelet: verplaatsingen die een werknemer doet tussen zijn woonplaats en zijn vaste plaats van tewerkstelling zijn geen verplaatsingen ten behoeve van de werkgever! Die verplaatsingen komen dus niet in aanmerking en als u er als werkgever een vergoeding voor betaalt, dan is dat deel van de vergoeding in principe loon (al zijn er verschillende vrijstellingen mogelijk). Maximum 24.000 km . Wat betreft de verplaatsingen in opdracht van de werkgever, aanvaardt de fiscus dat u de vergoeding forfaitair bepaalt zolang de totale afgelegde afstand onder de 24.000 km blijft. Boven 24.000 km zal de fiscus de forfaitaire berekening niet meer aanvaarden en moeten er dus toch bewijzen op tafel gelegd worden.  Het bedrag van 0, 4170 euro/km is ook maar een forfait. Als de werknemer een hogere kost kan aantonen, dan mag u een hogere vergoeding toekennen, maar steeds mits de nodige bewijzen worden voorgelegd.  Noteer dat deze regeling ook geldt voor RSZ-doeleinden. In principe worden alle vergoedingen die u aan de werknemer betaalt, als loon beschouwd, maar kosten die eigen zijn aan de werkgever worden uit het loon gehaald en voor verplaatsingskosten kan u hetzelfde forfait gebruiken als dat wat de fiscus hanteert. Kan u als werkgever deze vergoeding in aftrek brengen ? . Tot aanslagjaar 2020 werden brandstofkosten enerzijds en alle andere autokosten anderzijds verschillend behandeld in de vennootschapsbelasting. Daarom werd de forfaitaire vergoeding voor de berekening van de kostenaftrek opgesplitst in een deel voor de brandstof en een deel voor de andere kosten (zoals de afschrijving van het voertuig en het onderhoud).  Maar door een ingrijpende wijziging van de aftrekbaarheid van autokosten vanaf 1 januari 2020 (aanslagjaar 2021) is die opsplitsing niet meer nodig. Vanaf aanslagjaar 2021 zijn alle autokosten immers aftrekbaar op basis van de volgende formule:120% - (0,5 x coëfficiënt x CO2-uitstoot (in gr/km) ) De coëfficiënt bedraagt ‘1’ voor dieselwagens;  ‘0,90’ voor wagens op aardgas (met een vermogen van minder dan 12 fiscale pk); en ‘0,95’ voor wagens met een andere motor (benzine, elektrisch, LPG, … ). De aftrek berekend via deze formule mag niet hoger zijn dan 100% en niet lager dan 50% (of 40% als de wagen een uitstoot heeft van meer dan 200 gr/km CO2).Het onderscheid tussen de brandstofkosten en de andere kosten is dan ook niet langer relevant. Vrijwilligers. Los van het bovenstaande wordt de kilometervergoeding voor de federale ambtenaren ook nog gebruikt voor een andere forfaitaire berekening. Namelijk voor de vrijwilligersvergoedingen. Het statuut van de vrijwilliger laat niet toe dat er betaald wordt voor gepresteerde diensten. Er is alleen een onkostenvergoeding toegelaten. Naast de algemene maxima per maand en per jaar bestaat er een aparte grens voor de verplaatsingsvergoedingen. Die grens ligt op 2.000 km per jaar per vrijwilliger (al is er geen grens voor vrijwilligers die het regelmatig vervoeren van personen als activiteit hebben). De vergoeding mag ook hier niet meer bedragen dan de kilometervergoeding voor de federale ambtenaren. Jaarlijkse aanpassing op de schop? . De minister heeft onlangs aangekondigd dat de jaarlijkse aanpassing van de kilometervergoeding zal verdwijnen. In de plaats daarvan komt er een trimestriële indexering. Het initiatief is lovenswaardig, omdat op die manier de forfaitaire vergoeding dichter bij de werkelijke kostprijs zal komen. Anderzijds is het een mes dat aan twee kanten snijdt, als na verloop van tijd de brandstofprijzen weer normaliseren, gaat de vergoeding ook sneller omlaag. Bovendien betekent dit dat het sociaal secretariaat elk kwartaal de cijfers moet aanpassen: de werknemer weet steeds minder wat hij of zij op het einde van de maand zal ontvangen en de werkgever is steeds minder zeker van de werkelijke kostprijs van zijn personeel.Elke medaille heeft twee zijden…

Lees meer
ABM logo tekst

Een identiteitskaart is geen klantenkaart

05.09.2022

Cash heeft u wellicht amper nog in uw portefeuille zitten. Maar klantenkaarten des te meer. Met sommige kaarten krijgt u meteen korting. Andere kaarten geven u een overzicht van uw aankopen en u krijgt dan geen papieren ticket meer aan de kassa. En tot slot zijn er nog de kaarten waarmee u punten kan verzamelen. Waarom niet alles op één kaart laten plaatsen: uw identiteitskaart? Lokale drankenhandelaar . Een drankenhandelaar bood zijn klanten korting aan op basis van de verrichte aankopen – een puntensysteem dus. Maar in plaats van de klanten het zoveelste plastic kaartje aan te bieden, vroeg hij hen om even hun identiteitskaart in de kaartlezer te steken. Een klant met principes weigerde echter om zijn identiteitskaart te overhandigen, maar eiste wel de korting. En zo kwam de zaak tot bij de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA). De GBA is een onafhankelijk orgaan dat toeziet op de naleving van de grondbeginselen van de bescherming van de persoonsgegevens. Die grondbeginselen liggen vervat in een Europese Verordening van 2016, die bekend staat als de AVG: de algemene verordening gegevensbescherming. Bij de GBA kunt u dus terecht als u meent dat uw privacy geschonden werd. GBA en Marktenhof . De GBA was bepaald streng voor de drankenhandelaar. Op een identiteitskaart staat heel wat informatie die niet relevant is voor een korting op dranken. Naast uw volledige naam staat er ook uw geboortedatum en geboorteplaats op, uw geslacht… en ook uw Rijksregisternummer.  De AVG is al strikt voor wat het gebruik van allerlei persoonsgegevens betreft, maar het Rijksregisternummer valt onder een andere regeling en die is nog veel strenger. Hoewel het dus zeer verleidelijk is om het Rijksregisternummer te gebruiken als uniek identificatienummer voor uw klanten, is het gebruik ervan voor commerciële doeleinden ook zeer streng verboden.  De GBA besliste daarop om de drankenhandelaar een boete op te leggen van 10.000 euro: wegens schending van de regels op de minimale gegevensverzameling. Dat is: u mag niet meer gegevens verzamelen dan strikt noodzakelijk is; en  wegens een gebrek aan toestemming voor verwerking van die gegevens. Het Marktenhof, een beroepsorgaan waar ook de GBA onder valt, vond dat overdreven. Per slot van rekening had de drankenhandelaar de gegevens niet gekregen... Dus hoe kon hij een overtreding begaan hebben. Bovendien had de klant de keuze, aldus het hof. Indien hij niet wenste dat de gegevens verwerkt werden, dan hoefde hij de kaart niet in de kaartlezer te steken. Het feit dat hij dan de korting misliep was weliswaar een gevolg van die weigering, maar was op zich niet voldoende om te zeggen dat de klant geen keuze had. Uiteindelijk werd de zaak voor het Hof van Cassatie gebracht. En dat allerhoogste rechtsorgaan van ons land schaart zich achter de visie van … de GBA. Er is niets gebeurd... . In eerste instantie was er de vraag of je een klacht kan indienen bij de GBA als er géén overtreding heeft plaatsgevonden. Immers, de drankenhandelaar had de identiteitskaart niet gekregen. Het Hof van Cassatie antwoordt hierop bevestigend: elke persoon die meent dat er een inbreuk werd gemaakt op zijn rechten uit de AVG, heeft het recht om een klacht in te dienen, waarna de inspectiedienst van de GBA al dan niet actie kan ondernemen.Het feit dat de persoonlijke gegevens niet effectief werden verwerkt, vormt geen beletsel. Als de inspectiedienst vaststelt dat de principes uit de AVG niet werden gerespecteerd, kan zij actie ondernemen. Hier stelde de insectie vast dat de drankenhandelaar alle gegevens van de identiteitskaarten bijhield. De meeste gegevens die zo verzameld werden, waren niet nodig voor de korting. Toestemming. Maar als een klant zijn identiteitskaart in een kaartlezer steekt, verleent hij dan niet de toestemming voor de verwerking van die gegevens? Het Hof van Cassatie moet daar een beetje een bocht nemen, maar de conclusie is toch dat de klanten met die actie hier geen toestemming verlenen voor het verwerken van alle gegevens. De redenering hierachter is dat door een korting enkel te verlenen als de identiteitskaart in de kaartlezer wordt ingestoken, de klanten eigenlijk geen keuze krijgen. En als er geen keuze is, dan is de toestemming ook niet vrij. De redenering van het Marktenhof dat de klant eigenlijk niets verloor, hij alleen geen korting kon krijgen, wordt door het Hof van Cassatie verworpen: ook het mislopen van een voordeel leidt tot een beperking van de vrije keuze. Minimale gegevensverzameling en alternatief . De identiteitskaart als klantenkaart gebruiken, is op zich niet verboden. Maar de gegevens die binnengehaald worden moeten voldoen aan de vereiste van minimale gegevensverzameling. De naam lijkt daarbij zowat het maximale te zijn dat u van de kaart mag aflezen. U mag daar zelf enkele andere gegevens aan toevoegen, zoals een telefoonnummer of e-mailadres. Wenst u bijkomende gegevens te downloaden, zoals de geboortedatum of de woonplaats, dan moet u daarvoor de toestemming vragen. Het is ook geen slecht idee om een alternatief aan te bieden: apps waar de klanten hun eigen gegevens moeten invullen, een ouderwetse stempelkaart of gewoon een ander plastieken kaartje... Keuze genoeg.

Lees meer
ABM logo tekst

Autofiscaliteit: vennootschapsbelasting op meerwaarden

01.09.2022

De aftrek van de kosten van personenwagens wordt beperkt op basis van de CO2-uitstoot van het voertuig. Logischerwijze zou een meerwaarde bij verkoop van het voertuig dan ook maar beperkte belastbaar mogen zijn. Maar fiscaliteit rijmt niet altijd met logica. Aftrek. In de vennootschapsbelasting en, sinds 2020, ook in de personenbelasting, is de aftrek van kosten die te maken hebben met een personenwagen afhankelijk van de CO2-uitstoot van het betrokken voertuig. De basisformule luidt als volgt: 120 - (0,5 x coëfficiënt x CO2-uitstoot gr/km). De coëfficiënt in deze formule bedraagt: 1 voor voertuigen met een dieselmotor; 0,90 voor voertuigen op aardgas met minder dan 12 fiscale pk; en 0,95 voor alle andere voertuigen. Het resultaat van deze berekening mag niet hoger zijn dan 100% (bv. voor elektrische voertuigen) en mag niet lager zijn dan 50%, behalve als het voertuig een C02-uitstoot heeft van meer dan 200 gr/km. Voor die voertuigen is de aftrek standaard beperkt tot 40%. Dit is de formule voor het jaar 2022, maar in de loop van de volgende jaren wordt de autofiscaliteit grondig overhoop gehaald en wordt de aftrek van de CO2-uitstotende personenwagens over de volgende 5 jaar gradueel tot nul herleid. Belastbaarheid. Als de vennootschap een voertuig verkoopt waarvan de afschrijvingen, maar ook andere kosten, onderworpen werden aan bovenstaande aftrekbeperking, dan wordt de belastbare basis van de meerwaarde in de regel op dezelfde manier beperkt. Maar dat principe geldt blijkbaar niet altijd. Verkoop na renting . Een vennootschap kan een voertuig op drie manieren verwerven:  via een simpele aankoop; via financiële leasing (wat algemeen beschouwd wordt als een financieringsvorm); en  ten slotte via operationele leasing (ook bekend als ‘renting’). Renting is echt huren, waarbij het contract een aankoopoptie kan bevatten, maar dat hoeft niet. Als de vennootschap die aankoopoptie niet licht, dan blijft het voertuig eigendom van de verhuurder. Als de vennootschap de aankoopoptie wel licht, dan koopt ze het voertuig op het einde van het contract tegen de vooraf afgesproken prijs en onder de vooraf bepaalde voorwaarden. De huur die de vennootschap betaalt is onderworpen aan de beperking die hierboven werd beschreven. Als een vennootschap een wagen op het einde van een rentingcontract aankoopt en ze dat voertuig vervolgens weer verkoopt met een meerwaarde, lijkt het logisch dat de belastbare basis ook beperkt zou worden. Maar de minister heeft een andere mening en volgens de letter van de wet heeft hij nog gelijk ook. Immers, het parallellisme tussen de aftrekbeperking en de beperking van de belastbare basis gaat enkel op als de ‘afschrijvingen’ beperkt werden. Maar de vennootschap huurde het voertuig en heeft dus nooit afschrijvingen geboekt, enkel huurgelden. Stel dat de vennootschap het voertuig nog een jaartje gebruikt. In dat geval zal het voertuig wél afgeschreven worden in de vennootschap. De prijs waartegen de optie werd gelicht, is dan de afschrijvingswaarde van het voertuig en daarop kan dan afgeschreven worden. Liever geen renting meer?. Met de nakende hervorming van de autofiscaliteit is het sowieso geen goed idee om nog CO2-uitstotende personenwagens aan te schaffen, maar hou er intussen rekening mee dat een vennootschap na renting best niet meteen verkoopt.

Lees meer
ABM logo tekst

Bestuurder: Gelijkstelling ziekteverlof met activiteit voor pensioenberekening

30.08.2022

Kan u als bestuurder uw activiteit niet meer uitoefenen door ziekte, dan kan u voor de berekening van uw pensioen de periode van arbeidsongeschiktheid laten gelijkstellen met een periode van activiteit als zelfstandige. Maar kijk uit met bedrijfswagens en andere voordelen! De spelregels  . De voorwaarden om in geval van arbeidsongeschiktheid een gelijkstelling te krijgen, zijn opgenomen in een koninklijk Besluit van 22 december 1967. Dat KB bevat 3 voorwaarden: De ondernemer moet voorafgaand aan de periode van arbeidsongeschiktheid een zelfstandige activiteit uitgeoefend hebben.  De ondernemer moet alle beroepsactiviteiten gestaakt hebben gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid waarvoor hij de gelijkstelling vraagt. Zowel activiteiten in eigen naam, als activiteiten die namens hem verricht worden door een tussenpersoon. De arbeidsongeschiktheid werd erkend overeenkomstig artikel 30bis van het koninklijk Besluit van 20 juli 1971 tot instelling van een ziekte- en moederschapsverzekering voor zelfstandigen.  De feiten . A richt een BVBA op in tuinaanleg, renovatie en onderhoud van gebouwen. Na een 10-tal jaar moet hij zijn activiteiten stopzetten wegens rugproblemen. Hij dient bij zijn sociaal verzekeringsfonds een verzoek in tot gelijkstelling van zijn ziekte en invaliditeit, om zijn sociale rechten veilig te stellen. In eerste instantie weigert het fonds de gelijkstelling omdat het einde van de beroepsactiviteit niet bewezen is. A is nog steeds vennoot in de BVBA en moet daarom aantonen dat zijn mandaat onbezoldigd is.  A legt de nodig verklaringen voor, waarna het verzekeringsfonds onderzoekt of de BVBA nog voordelen toekent aan A. Uit dat onderzoek blijkt dat A met een bedrijfswagen rond rijdt. Hij heeft nog een gsm op kosten van het bedrijf. De sociale verzekeringspremies worden door de vennootschap betaald. En A ontvangt terugbetalingen voor de maandelijkse afbetalingen van een voertuiglening. A verklaart meteen dat hij die voordelen zal terugstorten aan de vennootschap, wat even later ook effectief gebeurt. Daarop weigert het verzekeringsfonds definitief de gelijkstelling. Er worden volgens het fonds ‘geen nieuwe elementen aangebracht’. In essentie komt de redenering hierop neer dat A beweert dat het mandaat onbezoldigd is omdat hij de voordelen heeft terugbetaald, terwijl het verzekeringsfonds in die terugbetaling juist het bewijs ziet dat het mandaat niet onbezoldigd was. De rechtbank. De Luikse rechter gaat na of er al dan niet sprake is van de beëindiging van een beroepsactiviteit. Voor bestuurders bestaat er een vermoeden dat zij een winstgevende activiteit uitoefenen. Door het loutere feit dat A bestuurder was van een BVBA, bestond er dus een vermoeden dat hij een activiteit had. Maar in casu is de activiteit van de vennootschap gestopt omdat de bedrijfsleider het fysiek niet meer aan kon. Er was daarom geen sprake meer van een reguliere activiteit. Waren de voordelen het bewijs dat er een bezoldiging was?. Het sociaal verzekeringsfonds vroeg aan A om aan te tonen dat hij geen aandeelhouder meer was of om aan te tonen dat zijn mandaat in rechte en in feite onbezoldigd was. Dat gaat volgens de rechtbank te ver. Voor de rechter volstaat het dat een bestuurder aantoont dat zijn activiteit waarschijnlijk niet vergoed zou worden (omdat de activiteit gestopt werd) of dat ze in feite onbezoldigd was. Uit oudere rechtspraak leidt de rechter ook af dat als de voordelen bescheiden zijn – zoals hier het geval was – en ze geen verband houden met de uitoefening van de beroepsactiviteit men mag concluderen dat er effectief sprake is van een onbezoldigd mandaat. Gelijkstelling bevestigd . De arbeidsrechtbank concludeert dat is aangetoond dat A zijn beroepsactiviteit heeft stopgezet: door zijn gezondheidsproblemen heeft hij het bestuursmandaat en zijn activiteiten als actieve vennoot niet meer uitgeoefend. Er is geen regelmaat in zijn activiteit en hij heeft er geen inkomsten uit gehaald. Vermits hij geen beroepsactiviteit meer uitoefende, kan de gelijkstelling van de periode van inactiviteit met een periode van activiteit als zelfstandige dus toegestaan worden, voor wat het pensioen betreft.

Lees meer
ABM logo tekst

Laadpaal en investeringsaftrek

23.08.2022

Als uw onderneming bij haar bedrijfsleider een laadpaal installeert, dan krijgt zij daarvoor geen investeringsaftrek. Maar wat als de onderneming op hetzelfde adres gevestigd is? Investeringsaftrek. De investeringsaftrek is een aftrek die de onderneming geniet bovenop de afschrijvingen op de investering. Het standaardtarief van de investeringsaftrek bedraagt 8%, maar dat tarief wordt tot eind 2022 verhoogd tot 25%, voor de investeringen die tot 31 december 2022 gerealiseerd worden. De verhoogde investeringsaftrek is één van de ondersteunende maatregelen in het kader van de Covid-19-pandemie. Een investeringsaftrek is enkel mogelijk bij zelfstandige ondernemers (en vrij beroepers) en bij kmo’s. Grote vennootschappen genieten in de regel geen investeringsaftrek, behalve voor enkele specifieke investeringen. Het oprichten van laadinstallaties voor het laden van elektrische voertuigen is één van de investeringen die op zich in aanmerking komen voor het algemene tarief van de investeringsaftrek.  Een belangrijke voorwaarde om de investeringsaftrek te kunnen genieten is echter dat het gebruik van het betrokken investeringsgoed niet mag worden afgestaan aan derden. Die maatregel werd genomen om te vermijden dat een kmo een goed zou aanschaffen, met investeringsaftrek, om het gebruik ervan daarna af te staan aan een grote onderneming, die op zich geen investeringsaftrek kan genieten. Laadpaal aan het bedrijf  . Als er laadpalen geplaatst worden om het personeel toe te laten er zijn bedrijfswagen of eigen wagen aan op te laden, dan moet dat niet gezien worden als een overdracht van het gebruik van de investering, verduidelijkte de minister van Financiën in antwoord op een parlementaire vraag. Een investeringsaftrek blijft dus mogelijk.  Ook als de laadpalen dienen om de bezoekers of klanten de mogelijkheid te bieden om hun wagen op te laden, is dat geen bezwaar voor de investeringsaftrek.  Maar de minister had het toen enkel over laadinstallaties die geïnstalleerd waren in, of aan een bedrijfsgebouw. Volgens de minister is een investeringsaftrek niet mogelijk wanneer de laadpalen geïnstalleerd worden bij de werknemer of de bedrijfsleider thuis. De bedrijfsleider woont in zijn onderneming . Eén hypothese werd in het ministeriële antwoord niet belicht, namelijk die van de bedrijfszetel ten huize van de bedrijfsleider. Stel dat de woning waar de bedrijfsleider woont meteen ook de maatschappelijke zetel is van de vennootschap die de laadpaal laat installeren. Naar aanleiding van een nieuwe parlementaire vraag laat de minister ook daar zijn licht op schijnen. Hij krijgt 3 hypotheses voorgelegd. De vennootschap laat een laadpaal plaatsen in de privéwoning van haar bedrijfsleider, waar ook de enige en werkelijke bedrijfszetel van de vennootschap zich bevindt. De vennootschap laat een laadpaal plaatsen bij de bedrijfsleider aan de buitengevel van de eigendom van de bedrijfsleider. Hij woont er en ook de kantoren van de onderneming zijn in dat gebouw ondergebracht. Er is ook personeel dat de laadpaal eveneens mag gebruiken. Een managementvennootschap laat een laadpaal plaatsen bij haar bedrijfsleider in diens privéwoning, waar tevens een bureau van de managementvennootschap is gevestigd. De minister meent echter dat in deze drie gevallen het recht van gebruik wordt overgedragen aan een belastingplichtige die niet voldoet aan de voorwaarden die worden opgelegd door artikel 75, 3°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. De laadpaal komt in geen van die drie gevallen in aanmerking voor de investeringsaftrek. De omstandigheid dat ook de personeelsleden van de vennootschap de elektrische wagens waarmee ze komen werken mogen opladen aan de laadpalen, doet niet ter zake.

Lees meer
ABM logo tekst

Aanvaardt u de nalatenschap als u de begrafenis betaalt?

19.08.2022

Als een naaste overlijdt, is de juridische en fiscale afwikkeling van de nalatenschap niet meteen het eerste waaraan u denkt. Maar in een maatschappij die haast heeft en vaak overgeregulariseerd lijkt, heeft elke rechtshandeling die u stelt, betekenis en gevolgen, zelfs in zulke droevige omstandigheden. Nalatenschap al dan niet aanvaarden . Als u tot een nalatenschap wordt geroepen, zijn er drie mogelijkheden:  u aanvaardt de nalatenschap; u verwerpt ze; of  u aanvaardt ze onder voorrecht van boedelbeschrijving.  Een nalatenschap kan u expliciet of stilzwijgend aanvaarden. Verwerpen moet u altijd uitdrukkelijk doen. U aanvaardt een nalatenschap stilzwijgend als u daden verricht die u enkel in de hoedanigheid van erfgenaam kan stellen en waaruit blijkt dat u de nalatenschap wil aanvaarden: daden van bewaring impliceren géén aanvaarding, maar als u zich bepaalde goederen uit de nalatenschap toe-eigent, is dat een aanvaarding waarop u in principe niet meer kan terugkomen. Heeft u een nalatenschap aanvaardt, dan heeft dat verstrekkende gevolgen. U wordt dan immers opgeroepen tot de nalatenschap met al haar activa en haar passiva. Dat betekent dus dat u ook de schulden van de nalatenschap aanvaardt en dat u misschien zelfs met een schuld achter blijft. Om dat te vermijden, kan u ook aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Er wordt dan eerst uitgemaakt of de nalatenschap positief, dan wel negatief zal zijn. De nalatenschap wordt te gelde gemaakt en als er schulden overblijven, ontvangt u niets, maar ook geen schulden. Begrafeniskosten. Om ervoor te zorgen dat iedere overledene netjes begraven wordt, geldt voor begrafeniskosten een bijzondere regeling. Begrafeniskosten zijn schulden van de nalatenschap; zij worden dus uit het actief van de nalatenschap betaald. Tenzij diegene die de begrafenis regelde, buitensporige kosten maakte. In dat geval zal die persoon zelf voor de kosten moeten opdraaien.  Als niemand de nalatenschap aanvaardt of als de nalatenschap aanvaard wordt onder voorrecht van boedelbeschrijving, dan wordt het actief van de nalatenschap bij voorrang aangewend om de begrafenis te betalen. Om te vermijden dat de begrafenisondernemer met de kosten achterblijft, gaan sommige rechters die kosten toch verhalen op de familieleden. Als u bijvoorbeeld de begrafenis regelde, omdat u van oordeel bent dat de overledene toch een deftige begrafenis verdient, dan is de kans groot dat u ook moet opdraaien voor de begrafeniskosten omdat u in dat geval ‘de opdrachtgever’ bent. Zelfs als u de nalatenschap niet aanvaardde. Dat bewijst ook nog eens een recent arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen. Begrafenis regelen = nalatenschap aanvaarden? . In dat dossier had een zoon de begrafenis geregeld van zijn vader. Hij had ook de kamer leeggemaakt van het rusthuis waar zijn vader verbleef. Vervolgens verwierp hij de nalatenschap.De moeder moest echter nog enkele facturen van het rusthuis betalen. Zij deed dat en dagvaardde vervolgens haar zoon om zijn deel van de nog openstaande facturen te betalen. Volgens de moeder had de zoon de nalatenschap wel formeel verworpen, maar gebeurde die verwerping laattijdig. De zoon had immers al daden van aanvaarding gesteld. Hij haf namelijk de begrafeniskosten betaald en hij had zich de spullen (van geringe waarde) uit de kamer toegeëigend. Het Antwerpse Hof van Beroep bevestigt dat er geen verwantschapsverplichting bestaat, die een erfgerechtigde zou verplichten om de begrafeniskosten te betalen. Als u als erfgerechtigde de nalatenschap verwerpt, draait u dus niet op voor de begrafeniskosten. Door de begrafenis te regelen, heeft de zoon dus effectief een daad gesteld die beschouwd kan worden als een stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap. Het Hof verwijst ook nog naar het feit dat de zoon de rusthuiskamer had leeggemaakt en hij die spullen had bij gehouden om te concluderen dat er sprake was van aanvaarding. De zoon moest dus mee opdraaien voor de facturen van het rusthuis. Detailleer op de factuur . Het is niet helemaal duidelijk in welke mate de begrafenis hier doorslaggevend was voor de beslissing van het Antwerpse Hof. Was het de begrafenis, of het leegmaken van de rusthuiskamer, of beide feiten samen die doorslaggevend waren? Het is best wel bijzonder én uitzonderlijk dat een rechtbank beslist dat iemand een nalatenschap aanvaardt op basis van het feit dat hij de begrafenis regelde. Het verdient in elk geval aanbeveling om in een dergelijke situatie voorzichtig tewerk te gaan. Zo kan u de begrafenisfactuur best laten opmaken op naam van de nalatenschap – en niet op uw eigen naam – en vermeldt u ook best de namen van alle familieleden – en niet alleen de namen van de familieleden waarmee u een goeie band heeft. U laat dan een opening voor recuperatie van de kosten bij de andere familieleden, maar u toont bovenal aan dat u die daad niet stelt als een vorm van aanvaarding van de nalatenschap.

Lees meer
ABM logo tekst

Bekendmaking van een belangenconflict

09.08.2022

Als een bestuurder van een vennootschap een vermogensrechtelijk belang heeft dat in strijd is met dat van de vennootschap, moet hij dat tijdig en correct bekendmaken. Hoe moet dat? Het belangenconflict . De term “belangenconflict” heeft in het vennootschapsrecht betrekking op de situatie waarin een lid van het bestuursorgaan van een vennootschap een ‘rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat tegengesteld is aan de belangen van de vennootschap. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) bevat uitdrukkelijk regels over wat er dan moet gebeuren. Als één of meer bestuurders een belangenconflict hebben, dan moet de beslissing vanwege de vennootschap genomen worden door de andere, niet geconflicteerde bestuurders. Als het bestuursorgaan een collegiaal orgaan is mag de geconflicteerde bestuurder niet deelnemen aan de beraadslaging, noch aan de besluitvorming. De betrokken bestuurder moet zelf het bestuursorgaan inlichten en wel vooraleer het bestuur een beslissing neemt. Zijn verklaring moet, samen met een toelichting over de aard van het strijdige belang, opgenomen worden in de notulen van de vergadering van het bestuursorgaan. Zijn alle bestuurders geconflicteerd, dan moet de beslissing genomen worden door de algemene vergadering.  Is er slechts één bestuurder, dan moet ook hij de beslissing laten nemen door de algemene vergadering. In situaties waarin de bestuurder en de aandeelhouder één en dezelfde persoon is, mag die persoon de beslissing wel zelf nemen. Er bestaan wel enkele uitzonderingen op deze regels, zoals voor verrichtingen tussen verbonden ondernemingen of voor gebruikelijke verrichtingen aan marktvoorwaarden.  Het verslag . Als er zich een belangenconflict voordoet, moet de partij die de beslissing wel mag nemen – dus de niet-geconflicteerde bestuurders, de algemene vergadering of de bestuurder zelf – een verslag opmaken over de aard van de beslissing of verrichting. Dat gebeurt via de notulen van de vergadering ofwel via een bijzonder verslag. Het verslag moet ook de vermogensrechtelijke gevolgen van de verrichting of beslissing bevatten en een verantwoording van het genomen besluit. Gaat het om een situatie waarin de enige bestuurder tevens de enige aandeelhouder is, dan moet het verslag bovendien de overeenkomst bevatten die tussen de bestuurder en de vennootschap werd gesloten. Het jaarverslag . Het betrokken deel van de notulen of het bijzondere verslag moet in principe in zijn geheel opgenomen worden in het jaarverslag, maar het volstaat om in het jaarverslag melding te maken van het belangenconflict en te verwijzen naar de notulen of het bijzondere verslag die dan integraal in bijlage worden toegevoegd. Kleine vennootschappen die niet verplicht zijn om een jaarverslag op te nemen in hun jaarrekening, moeten een apart stuk opmaken dat dan samen met de jaarrekening wordt neergelegd. Dat stuk bevat eveneens de integrale tekst van de notulen of het bijzondere verslag. Heeft de vennootschap een commissaris benoemd, dan moeten de notulen aan de commissaris meegedeeld worden en moet de commissaris in een afzonderlijke sectie een oordeel geven over de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap van de beslissing van het bestuursorgaan of van de algemene vergadering. Het jaarverslag is het document waarin het bestuursorgaan rekenschap geeft van zijn beleid. Het bevat zaken zoals: een getrouw overzicht van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de vennootschap; een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee de vennootschap geconfronteerd wordt; inlichtingen over de omstandigheden die de ontwikkeling van de vennootschap aanmerkelijk kunnen beïnvloeden, voor zover die inlichtingen niet van die aard zijn dat zij een ernstig nadeel zouden kunnen berokkenen aan de vennootschap; informatie over de werkzaamheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling; enz. Het jaarverslag moet ook informatie bevatten over ‘de belangrijke gebeurtenissen die na het einde van het boekjaar hebben plaatsgevonden’. Als er sprake is van een belangenconflict tussen de datum van afsluiten van het boekjaar en de datum waarop de algemene vergadering plaats vindt, moet u dat belangenconflict melden in de eerstvolgende jaarrekening. U mag dus niet wachten tot de jaarrekening met jaarverslag wordt opgesteld over het boekjaar waarin het belangenconflict zich voordeed. Sancties. Voor het niet-melden van een belangenconflict gelden de gebruikelijke sancties uit het vennootschapsrecht, die tot doel hebben de belangen van de vennootschap, de schuldeisers en de aandeelhouders te beschermen. Dat wil zeggen dat elke belanghebbende de nietigheid kan vorderen van beslissingen of verrichtingen die genomen werden in strijd met bovenstaande regels. Bovendien kunnen de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden.

Lees meer
ABM logo tekst

Controleverslag bij partiële splitsing

08.08.2022

Het informatiecentrum voor het bedrijfsrevisoraat (ICCI) sprak zich begin juli 2022 uit over de vraag of er een controleverslag moet worden opgesteld over de inbreng in natura die plaats vindt bij een geruisloze partiële splitsing. Conclusie van het ICCI? Een wetswijziging dringt zich op. Situatieschets. BV ‘A’ heeft 100% van de aandelen van BV ‘B’ in handen. ‘A’ wil nu een van haar bedrijfstakken overdragen naar haar volle dochter ‘B’. Dat is een partiële splitsing. Als dit een geruisloze partiële splitsing zou zijn, geldt daarvoor dan ook een soepeler procedure, net als bij de geruisloze fusie? Een rechtshandeling waarbij een deel van het vermogen van een vennootschap, zonder ontbinding, wordt overgedragen naar een andere vennootschap is in principe een verrichting die met een splitsing kan worden gelijkgesteld en die onder 2 bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) kan vallen:  Art. 12:8, 1° stelt met een splitsing gelijk: de rechtshandeling waarbij een deel van het vermogen van een vennootschap, zowel de rechten als de verplichtingen, zonder ontbinding overgaat op één of meer bestaande vennootschappen of op door haar opgerichte vennootschappen tegen uitreiking van aandelen in de verkrijgende vennootschap of vennootschappen, eventueel met een opleg in geld die niet meer mag bedragen dan een tiende van de nominale waarde (partiële splitsing).  Art. 12:8, 2° heeft het over: de rechtshandeling waarbij een deel van het vermogen van een vennootschap, zowel de rechten als de verplichtingen, zonder ontbinding overgaat op een andere vennootschap die reeds al haar aandelen en andere stemrechtverlenende effecten bezit (geruisloze partiële splitsing). Verslaggeving bij partiële splitsing . Bij een partiële splitsing moeten er in principe diverse verslagen opgesteld worden.Een eerste verslag moet opgemaakt worden door het bestuursorgaan. Dat is het inbrengverslag, waarin de verrichting wordt verantwoord. In een tweede verslag moet de commissaris, bedrijfsrevisor of externe accountant een schriftelijk verslag opmaken over het splitsingsvoorstel. In dat verslag wordt onder meer gekeken naar de voorgestelde ruilverhouding, de waarderingsmethode, … Zo’n controleverslag is niet nodig wanneer alle aandeelhouders van elke bij de splitsing betrokken vennootschap met het splitsingsvoorstel hebben ingestemd. Ten slotte is er een derde verslag, waarin het bestuursorgaan van elke betrokken vennootschap een omstandig schriftelijk verslag opmaakt met daarin details over de stand van het vermogen van de vennootschappen, de voorwaarden, enz.  Als er een tweede en derde verslag werden opgemaakt, hoeft er geen eerste verslag opgemaakt te worden. Het ICCI leidt daaruit het volgende af: Verslaggeving over de inbreng in natura is niet verplicht als er een omstandig bestuursverslag én een verslag van de commissaris werden opgesteld over de partiële splitsing. Verslaggeving over de inbreng in natura is wel verplicht als de aandeelhouders en houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de partiële splitsing betrokken vennootschap beslist hebben om aan de controleverslagen – het omstandig bestuursverslag en het verslag van de commissaris – te verzaken. Wat als het een geruisloze partiële splitsing is ? . Het ICCI stelt vast dat er voor een geruisloze partiële fusie een soepeler procedure bestaat, zonder controleverslag, omdat zo’n verrichting plaats vindt zonder ruilverhouding of kapitaalverhoging. Maar voor een geruisloze partiële splitsing bevat het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen gelijkaardige versoepeling. Met andere woorden: de regels van de klassieke splitsing moeten worden toegepast ongeacht of de partiële splitsing “geruisloos” is of niet. Vraag is echter of het hier wel om een geruisloze partiële splitsing gaat. De ICCI is van mening dat het bij een overdracht van een bedrijfstak van ‘A’ naar ‘B’ niet om een geruisloze splitsing gaat, zoals bedoeld wordt in artikel 12:8, 2° van het WVV – want in dat wetsartikel wordt er overgedragen van de dochter ‘B’ naar de moedervennootschap ‘A’ die alle aandelen van de overdragende vennootschap ‘B’ bezit. Maar hier is het de moedervennootschap ‘A’ die alle aandelen van ‘B’ bezit en die één van haar bedrijfstakken overdraagt van ‘A’ naar haar volle dochter ‘B’. Het gaat hier dus om een klassieke partiële splitsing, aldus het ICCI, en daaruit vloeit voort dat er verslagen moeten worden opgesteld over de inbreng in natura als het bestuursorgaan en de commissaris (of bedrijfsrevisor of externe accountant) geen verslag hebben opgemaakt.  Zou ‘A’ niet 100% van de aandelen van ‘B’ hebben gehad, maar ‘B’ 100% van de aandelen van ‘A’, dan zou er wél sprake geweest zijn van een geruisloze partiële splitsing. Al maakt dat in de praktijk niet uit, aangezien er voor de geruisloze partiële splitsing – in tegenstelling tot de geruisloze partiële fusie – toch geen eenvoudiger procedure bestaat... Het ICCI vindt dat een tekort en besluit dat een ingrijpen van de wetgever wenselijk zou zijn. Ondertussen moeten de huidige, strenge, bepalingen wel toegepast worden.

Lees meer
ABM logo tekst

Schenk- en erfbelasting: de familiale vennootschap

04.08.2022

De verankering van de familiale vennootschap in de familie wordt door de wetgever ondersteund via bijzonder voordelige belastingstelsels voor schenking en overlijden. Behoud van die voordelige stelsels is afhankelijk van een aantal voorwaarden, waarvan sommige ook vele jaren later nog moeten worden nageleefd. Voordelig fiscaal regime . Wanneer een familiale onderneming wordt geschonken is er geen schenkbelasting verschuldigd. In geval van vererving van de onderneming is een tarief van 3% van toepassing als de onderneming overgaat naar erfgenamen in de rechte lijn of naar de partner, en een tarief van 7% in alle andere gevallen. Een aantal voorwaarden moet vooraf vervuld zijn. Het moet bijvoorbeeld gaan om familiale ondernemingen met een échte activiteit; vastgoedvennootschappen zijn daardoor uitgesloten. Maar andere voorwaarden moeten ook na de schenking of vererving nog nageleefd worden. Zo moet de reële economische activiteit minstens drie jaar voortgezet worden en geldt er een kapitaalbehoudsvoorwaarde. Behoud van kapitaal . Eén van de voorwaarden die wel eens uit het oog verloren wordt, is de voorwaarde van het ‘kapitaalbehoud’. Onder de oude vennootschapswetgeving was dat een duidelijk gegeven: het maatschappelijk kapitaal mocht na de schenking of het overlijden niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. Maar het nieuwe vennootschapsrecht, dat van toepassing is sinds 1 mei 2019, kent ook kapitaalloze vennootschappen. De voorwaarde van het kapitaalbehoud moest dus aangepast worden aan die nieuwe situatie.  NV’s hebben onder het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen nog steeds een maatschappelijk kapitaal. Voor hen verandert er niets. Net als onder de oude wetgeving mag het kapitaal van een NV gedurende de drie jaar na het overlijden of na de schenking niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. Heeft u echter een BV – ongeacht of het om een geconverteerde BVBA of om een nieuwe BV gaat –, dan verwijst de kapitaalbehoudsvoorwaarde niet langer naar het kapitaal van de vennootschap, maar is vereist dat het ‘eigen vermogen’ van de vennootschap gedurende drie jaren niet daalt door uitkeringen of terugbetalingen ‘tot onder het bedrag van de verrichte inbrengen op het moment van het overlijden of de schenkingsakte, zoals dat blijkt uit de jaarrekening’. Er wordt dus enkel gekeken naar de jaarrekening. Dat houdt in dat het eigen vermogen in de loop van het boekjaar wel zou kunnen dalen onder die grens, als het maar weer hersteld is tegen het einde van het boekjaar, wanneer de jaarrekening wordt opgemaakt.  Het begrip ‘eigen vermogen’ is ook ruimer dan het begrip kapitaal, waardoor een uitkering van het fiscaal kapitaal wel mogelijk is als er aan de andere kant een overeenkomstige stijging van het eigen vermogen plaats vindt.  3 jaar. Ook de termijn van 3 jaar is niet meer wat ie geweest is. Er wordt immers gekeken naar de jaarrekening van de vennootschap om te oordelen of er, ten aanzien van de datum van het overlijden, een daling van het eigen vermogen is geweest. Dat betekent dat het eigen vermogen minstens op hetzelfde niveau moet blijven in de 3 jaarrekeningen na het overlijden of de schenking. Noteer ook dat er enkel gekeken worden naar een daling van het eigen vermogen naar aanleiding van een uitkering of terugbetaling van het eigen vermogen. Als het eigen vermogen van de onderneming daalt door verliezen, dat heeft dat géén impact op de vrijstelling of vermindering. Sanctie. Als de voorwaarden voor de vrijstelling (bij schenking) of vermindering (bij overlijden) niet vervuld zijn of er niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden, dan wordt de vrijstelling of vermindering in principe niet toegekend of gaat ze volledig verloren. Bij een daling van het eigen vermogen is dat niet het geval: er is dan ‘slechts’ een evenredig verval van het gunstregime. Het gevolg is dat het bedrag van de uitkering of terugbetaling zal belast worden aan het normale tarief, in de mate dat daardoor het eigen vermogen onder de ondergrens zakt. Liquidatiereserve. Heel wat ondernemers leggen in hun vennootschap een spaarpotje aan voor hun pensioen. Voor dat spaarpotje, beter bekend als de liquidatiereserve, bestaat er eveneens een bijzonder belastingstelsel. Hou er rekening mee dat die liquidatiereserve geen deel uitmaakt van de inbrengen, maar wel van het eigen vermogen. Als een dergelijke reserve dus wordt uitgekeerd, kan het gebeuren dat het eigen vermogen daardoor tot onder het bedrag op de datum van schenking of overlijden daalt. In dat geval zal de vrijstelling of vermindering effectief verloren gaan.

Lees meer
ABM logo tekst

Belastingvrije som bij co-ouderschap

02.08.2022

Uw belastingvrije som hangt onder meer af van het aantal kinderen dat u ten laste heeft. Kinderen die in een situatie van co-ouderschap zitten, zijn ten laste van beide ouders. De belastingvrije som wordt dan gelijkmatig verdeeld over beide ouders, op voorwaarde dat er ook sprake is van een gelijkmatige huisvesting en de fiscus past die voorwaarde zeer strikt toe. Belastingvrije som . Iedereen die in 2022 belastbare inkomsten geniet, heeft recht op een belastingvrije som van 9.270 euro. Die belastingvrije basissom wordt verhoogd met: 1.690 euro, voor 1 kind ten laste; 4.340 euro, voor 2 kinderen ten laste; 9.730 euro, voor 3 kinderen ten laste; en 15.740 euro, voor 4 kinderen ten laste. Voor elk kind boven het vierde komt daar nog eens 6.010 euro bij.De belastingvrije som wordt eerst op de laagste belastingschalen verrekend. VoorbeeldEen belastingplichtige met 4 kinderen ten laste, heeft dus recht op een belastingvrije som van 9.270 euro + 15.740 euro = 25.010 euro. En aangezien de belastingschalen en -tarieven voor aanslagjaar 2023 als volgt zijn:• 0 euro – 13.870 euro => 25%.• 13.871 euro – 24.480 euro => 40%.• 24.480 euro – 42.370 euro => 45%.• Boven 42.370 euro => 50%.En de belastingvrije som berekend wordt vanaf het laagste belastingtarief naar boven toe, betekent dat voor deze belastingplichtige dat de eerste euro boven zijn vrijgestelde bedrag van 25.010 euro zal belast worden aan 45%. Wat bij co-ouderschap? . De belastingvrije som kan maar één keer genoten worden. Bij een echtpaar (gehuwd of wettelijk samenwonend) is dat geen probleem, maar als het ouderlijk gezag over beide ouders verdeeld wordt, is er wel een probleem. De fiscus aanvaardt wel dat de kinderlast bij co-ouderschap verdeeld wordt over beide ouders, elk voor de helft. VoorbeeldStel dat een ouderpaar 2 kinderen heeft. Er bestaat dus een recht op een bijkomende belastingvrije som van 4.340 euro.• Als ouder A de kinderen 50% van de tijd bij houdt, dan geniet A een belastingvrije som van 4.340/2 = 2.170 euro.• Als ouder B de kinderen de rest van de tijd heeft, maar B intussen ook een kind heeft met een andere partner, bedraagt de belastingvrije som van B:o voor 3 kinderen = 9.730 euro; o min de helft van de belastingvrije som voor de kinderen in co-ouderschap (- 2.170 euro);o totale belastingvrije som = 7.560 euro. Voorwaarden. Om deze verdeling te kunnen toepassen, moeten enkele voorwaarden vervuld zijn: De ouders maken geen deel meer uit van hetzelfde gezin. Beide ouders hebben een onderhoudsplicht tegenover de kinderen. Het gaat om hun kinderen. Dus niet om hun kleinkinderen of pleegkinderen. Het gaat om gemeenschappelijke kinderen. De huisvesting van de kinderen is gelijkmatig verdeeld over de beide ouders, op grond van:o een (kosteloos) geregistreerde overeenkomst of een door een rechter gehomologeerde overeenkomst (bv. in het kader van een echtscheiding met onderlinge toestemming). De overeenkomst moet uitdrukkelijk vermelden dat de huisvesting gelijkmatig verdeeld is en dat beide ouders akkoord zijn over de verdeling van de belastingvrije toeslagen (= fiscale clausule); ofwelo een rechterlijke beslissing die de gelijkmatig verdeelde huisvesting oplegt. Gelijkmatig verdeelde huisvesting . De fiscus heeft altijd al geweigerd om de werkelijkheid van het co-ouderschap, en meer bepaald de 'gelijkmatig verdeelde huisvesting', te onderzoeken. Hij aanvaardt de verdeling enkel en alleen als een overeenkomst of rechterlijke beslissing uitdrukkelijk vermeldt dat de huisvesting van de kinderen gelijkmatig is verdeeld. Maar hoever kan je daarin gaan? Wat als de rechter niet precies de woorden “gelijkmatige verdeelde huisvesting” gebruikt? In een nieuwe circulaire heeft de administratie beloofd dat ze soepeler te werk zal gaan. Ze zal in de toekomst alternatieve bewoordingen aanvaarden, maar alleen als er geen enkele twijfel over bestaat dat de huisvesting of het verblijf van de kinderen in de tijd gelijkmatig over beide belastingplichtigen is verdeeld.  De fiscus zal dus ook co-ouderschap aanvaarden als de overeenkomst of de rechterlijke uitspraak een 'gelijkmatig verblijf’ of een ‘gelijkmatig verdeeld verblijf’ oplegt, of een 'week om week-regeling (met wissel op (dag en uur)) of nog een 'alternerend/afwisselend verblijf (met wissel op (dag en uur))'. Wie in de afspraken melding maakt van een '(verblijfs)co-ouderschap', een 'gedeeld hoederecht', 'bilocatie' of 'alternerend/afwisselend verblijf' geeft echter onvoldoende aan dat er een perfecte 50/50-tijdsverdeling is voor het bijhouden van de kinderen.

Lees meer
ABM logo tekst

Kunnen bestuurders failliet verklaard worden?

29.07.2022

Op 18 maart 2022 besliste het Hof van Cassatie dat bestuurders niet failliet verklaard kunnen worden. Zij vallen onder het regime van de collectieve schuldenregeling. Het arrest was een verrassing voor menig jurist en heeft belangrijke gevolgen. Feiten. Het ging hier om de zaakvoerder van een vastgoedvennootschap. De man is gepensioneerd en door gezondheidsproblemen moet hij zijn activiteiten stopzetten. Naast zijn pensioen blijft hij nog bescheiden huurinkomsten ontvangen via de verhuring van eigendommen van het bedrijf. Op 18 juli 2019 wordt hij onder bewind gesteld en op 17 november 2019 legt zijn voorlopig bewindvoerder in het centraal solvabiliteitsregister twee faillissementen neer, één op naam van de vennootschap en één op naam van de zaakvoerder. In eerste aanleg bevestigt de ondernemingsrechtbank het faillissement van de vennootschap, maar de rechter weigert het faillissement van de zaakvoerder, omdat de zaakvoerder geen onderneming is.Ook het Hof van Beroep van Bergen komt tot die conclusie. Wanneer is er sprake van een onderneming? . Alleen ondernemingen kunnen failliet verklaard worden. De vraag is dus wat een onderneming is. De definitie van onderneming vinden we terug in artikel I.1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht: Behoudens andersluidende bepaling (...) wordt voor de toepassing van dit Wetboek verstaan onder :1° “ onderneming : elk van volgende organisaties :(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;(b) iedere rechtspersoon;(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Het hof leidt daaruit af dat een natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent een onderneming kan zijn als er sprake is van een ‘organisatie’.  Het klopt dat er een vermoeden bestaat dat een bestuurder/zaakvoerder een zelfstandige activiteit uitoefent. Maar het hof verwijst ook naar andere regelgeving, waaronder rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, waar het statuut van zelfstandige niet werd toegekend aan een bestuurder die geen enkele verantwoordelijkheid droeg voor de handelingen van zijn vennootschap. Het Europese hof benadrukte daarbij het onderscheid tussen de vennootschap en de organen van de vennootschap op het gebied van aansprakelijkheid. Het vermoeden leidt dus niet tot een automatische toekenning van het statuut van onderneming. Een ander element dat het hof van beroep aanhaalt is de regel dat er maar een zelfstandige activiteit kan zijn als er sprake is van de regelmatige uitoefening van een activiteit met het oog op het verkrijgen van inkomsten. Het hof concludeert daaruit dat een onderneming minder wordt gekenmerkt door haar activiteiten of doel dan door zijn organisatie, en meer bepaald door de manier waarop de materiële, financiële en personele middelen zijn geregeld. Het enkele feit dat een natuurlijke persoon een mandaat als zaakvoerder of bestuurder uitoefent, vergt op zich geen specifieke organisatie: de hele organisatie is verbonden met de vennootschap.  Rekening houdende met de concrete situatie - het beperkte inkomen als zelfstandige, geen bewijs van de omvang van de beroepsactiviteit, geen boekhoudkundige documenten, stopzetting van de activiteit …- concludeert het hof dat de zaakvoerder niet aantoont dat er in dit geval een specifieke organisatie bestaat die is opgericht om zijn beroepsactiviteit uit te oefenen. Belang. Het feit dat een bestuurder niet failliet verklaard zou kunnen worden, heeft toch wel gevolgen. Als een faillissementsprocedure wordt doorlopen, eindigt die procedure normaliter met een kwijtschelding van de nog openstaande schulden. Dat maakt een doorstart of herstart met schone lei mogelijk. Immers, inkomsten verworven na de faling, vallen buiten het faillissement, zodat de schuldeisers er geen beslag meer kunnen op leggen. De tegenhanger van het faillissement voor de ondernemingen is de collectieve schuldenregeling. Particulieren die hun schulden niet meer kunnen betalen, kunnen op die regeling een beroep doen. In dat geval krijgen zij bijstand om hun vermogen te gebruiken om de nog openstaande schulden te kunnen delgen. De inkomsten van de betrokken personen - ook de toekomstige - worden afgeroomd om de schulden te betalen. Het is eerder uitzonderlijk dat een rechter beslist tot kwijtschelding van de openstaande schulden. Hof van Cassatie . Tegen de beslissing van het Hof van Beroep van Bergen wordt cassatie aangetekend. Voor Cassatie stelt de zaakvoerder dat een beroepsactiviteit omschreven moet worden als: elke gebruikelijke activiteit die inkomsten genereert, waarbij het criterium van continuïteit en duurzaamheid doorslaggevend is.De functie van zaakvoerder van een vennootschap impliceert duurzaamheid en bestaat uit het verlenen van diensten die een economische werkzaamheid vormen. Als die diensten onafhankelijk worden geleverd, door een natuurlijke persoon, dan is die persoon op zichzelf een ‘organisatie’ in de zin van artikel I.1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht. Maar het Hof volgt de visie van het Hof van Beroep van Bergen: er kan maar sprake zijn van een onderneming als er een organisatie is. En een organisatie impliceert een regeling van materiële, financiële of persoonlijke middelen voor de uitoefening van een professionele activiteit op onafhankelijke basis. Het Hof van Bergen concludeerde dat de zaakvoerder die organisatie niet had. Cassatie besluit dat het Bergense hof de wet correct heeft toegepast. Rechtsleer verbaasd . In de juridische wereld is deze beslissing met enige verrassing onthaald. Het gevaar bestaat namelijk dat er voortaan eerst gediscussieerd moet worden over de vraag of een zelfstandige (al dan niet zaakvoerder) zich voldoende georganiseerd heeft om als een onderneming beschouwd te kunnen worden. Vooral voor bestuurders kan dit een moeilijk verhaal worden. Want hoeveel organisatie heeft u nodig om bestuurder te kunnen zijn?

Lees meer
ABM logo tekst

Co-ouderschap: vermindering van onroerende voorheffing voor kinderen ten laste

25.07.2022

Wie minstens 2 kinderen ten laste heeft kan per kind een vermindering van 10% van de onroerende voorheffing genieten. Maar hoe bereken je het aantal kinderen ten laste bij co-ouderschap? De oplossing van het Vlaamse gewest is alvast niet de goede oplossing, want die werd door het Grondwettelijk Hof vernietigd. Van de federale overheid naar de gewesten. Sinds jaar en dag bestaat er voor particulieren die in hun eigen woning wonen, een vermindering van onroerende voorheffing voor kinderen ten laste. Wie op 1 januari van het aanslagjaar minstens 2 kinderen ten laste heeft, kan een vermindering krijgen van 10% per kind. Een gehandicapt kind wordt steeds voor 2 kinderen geteld. Intussen is die onroerende voorheffing een gewestmaterie geworden en die gewesten hebben er elk hun eigen versie van gemaakt. Waals Gewest. Het Waalse gewest veranderde aanvankelijk niets aan zijn regime, zodat de regel van 10% per kind, vanaf twee kinderen ten laste daar bleef gelden. Maar de belastingadministratie werd ook daar geconfronteerd met het regime van het co-ouderschap: de ouders gaan uit elkaar en in plaats van een bezoekrecht voor de ene, en een vergoeding voor de andere ouder, besluiten ze om de kinderen afwisselend bij te houden. Vaak fifty-fifty, voor telkens één week. Wie heeft er in zo’n situatie de kinderen ten laste? In het Waalse gewest ging men dan gewoon kijken naar de domiciliëring. De ouder bij wie de kinderen hun adres hadden, kreeg de volledige vermindering. De andere ouder kreeg helemaal niets.  In 2011 besliste het Grondwettelijk Hof dat dit niet kon. Het is niet omdat de kinderen niet gedomicilieerd zijn bij een ouder, dat zij niet ten laste van die ouder kunnen zijn. Als de ouders op gelijke wijze instaan voor hun kinderen en zij allebei de kinderen werkelijk en op gelijkmatig verdeelde wijze huisvesten, moet het voordeel van de vermindering aan beide ouders toegekend worden.  De vermindering van onroerende voorheffing bedraagt nu 125 euro in het Waalse gewest als u 2 of meer kinderen ten laste heeft. En u moet die vermindering zelf aanvragen. In uw aanvraag moet u aanduiden of er al dan niet sprake is van alternerende huisvesting. Als dat zo is, wordt de vermindering netjes in twee verdeeld. Brussels Hoofdstedelijk Gewest . In het Brussels gewest werden de regels op de onroerende voorheffing hervormd in 2018. Net als voorheen genieten gezinnen met 2 of meer kinderen een vermindering van onroerende voorheffing van 10% per kind. Maar bij de hervorming werd de problematiek van het co-ouderschap meegenomen: er geldt een vermoeden dat de kinderen ten laste zijn van de ouder of van het gezin waar ze gedomicilieerd zijn. De toekenning van de vermindering is wel afhankelijk van de periode waarin de betrokken ouder het kind ook effectief huisvest. In tegenstelling tot het Waalse gewest is er geen sprake van een 50/50-verdeling, maar van een proportionele verdeling. De (in Brussel gehuisveste) ouder die het kind opvangt, maar geen vermindering krijgt, moet vóór 31 maart van het aanslagjaar een aanvraag indienen.  Vlaams Gewest. Tot nu bleef het Vlaamse gewest vasthouden aan de toekenning van de vermindering van onroerende voorheffing aan de ouder die ook de kinderbijslag ontvangt. Het grote voordeel is dat die vermindering dan automatisch kan worden toegekend. Maar het Vlaamse Gewest biedt niet de mogelijkheid om daarvan af te wijken en het Grondwettelijk Hof heeft nu laten verstaan dat dat niet kan. Het Vlaamse gewest argumenteerde dat een persoon maar één hoofdverblijfplaats kan hebben, dat kinderen dus slechts bij één ouder gedomicilieerd kunnen zijn en dat de automatische toekenning van de vermindering van onroerende voorheffing geen andere mogelijkheid laat. Het is aan de ouders om concrete afspraken te maken over de verdeling van het voordeel van de vermindering in het kader van hun scheiding, aldus het Vlaamse gewest. Maar het Hof verwijst naar eerdere arresten waarin het het Waalse en Brusselse gewest op de vingers tikte. De argumenten van de Vlaamse regering – automatisatie en efficiënte controle – zijn onvoldoende om een onderscheid te maken tussen de ouder waar de kinderen gedomicilieerd zijn en de ouder die de kinderen in het kader van co-ouderschap ook huisvest, zonder dat er sprake is van domiciliëring. De Vlaamse wetgever moet dus aan de slag. Wellicht gaat het in de richting van een bezwaarschrift of een aparte aanvraagprocedure waarin de belastingplichtige dan moet aantonen dat er een gelijkmatige huisvesting is. Of het een 50/50-verdeling wordt of een zuiver proportionele verdeling... dat zal nog moeten blijken. Door het arrest van het Grondwettelijk Hof zou u in theorie nog de vermindering van onroerende voorheffing over 2018 kunnen vragen. Maar weinigen zullen dat doen, want de ex-partner zal dan ongetwijfeld de rekening gepresenteerd krijgen. Maar als u ooit zou overwegen om uw gezin (met 2 of meer kinderen) te verlaten én daarbij ook de gewestgrens over te steken, huurt u maar beter een belastingconsulent in!

Lees meer
ABM logo tekst

Kan de fiscus dezelfde feiten twee keer sanctioneren?

11.07.2022

Overtredingen kunnen bestraft worden met administratieve of strafrechtelijke sancties, en soms zelfs met beide tegelijk. Maar eenzelfde fiscale overtreding twee keer bestraffen, dat mag niet... Of toch? Non bis in idem. Niemand kan twee keer gestraft worden voor eenzelfde feit. Dat is een algemeen rechtsbeginsel, dat niet alleen in onze Belgische nationale wetgeving vervat zit, maar bijvoorbeeld ook in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het EVRM).  Het begrip ‘straf’ heeft daar trouwens een ruime invulling gekregen: er wordt gekeken naar de ernst van de sanctie, niet naar wie de sanctie oplegt. De fiscus legt in principe administratieve sancties op. Alleen de strafrechter kan strafrechtelijke sancties opleggen. Maar dat onderscheid valt weg voor het EVRM. Als de sanctie ernstig genoeg is, is ze strafrechtelijk. Ook als ze door een belastingadministratie wordt opgelegd. U zou dus kunnen concluderen dat als een belastingplichtige door de fiscus beboet wordt wegens fraude, een strafrechter er eigenlijk geen strafrechtelijke sanctie meer kan aan toevoegen. Strafrechtelijk na fiscaal . Maar in 2016 nuanceerde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat principe in fiscale zaken. Volgens het Hof kunnen een administratieve sanctie (met een strafrechtelijk karakter) én een straf (uitgesproken door de strafrechter) wel degelijk samen toegepast worden als de twee samen een coherent geheel van bestraffing vormen.  De twee sanctiesystemen moeten daartoe ‘substantieel’ en ‘temporeel’ nauw met elkaar verbonden zijn én ze moeten ‘complementaire doelen nastreven’. In België werden deze principes in 2019 in onze wetgeving opgenomen: de Belgische strafrechter mag dus nog straffen opleggen, ook als de fiscus al sancties heeft opgelegd, maar bij de bepaling van de strafmaat moet de rechter rekening houden met de eerder opgelegde geldboetes en belastingverhogingen. Fiscaal na fiscaal . De Belgische fiscus heeft een uitgebreid arsenaal aan administratieve sancties waaruit hij kan putten om overtredingen te bestraffen. Naast boetes zijn er ook belastingverhogingen mogelijk. Vaak worden beide gecombineerd. Maar zoals hiervoor al werd vermeld is het onderscheid tussen een administratieve sanctie en een strafrechtelijke sanctie niet relevant voor het EVRM. Er moet enkel gekeken worden naar de ernst van de sanctie. Op basis van dat principe concludeerde het Hof van Cassatie onlangs dat ook twee administratieve sancties onder het non bis in idem-beginsel kunnen vallen. In het betrokken geval werd een aangifte laattijdig ingediend. Laattijdige aangiften worden gesanctioneerd met een administratieve boete. Maar sinds 2017 kan de belastingplichtige voor een laattijdige aangifte ook een belastingverhoging krijgen, bovenop de boete. In zijn arrest volgt het Hof van Cassatie gewoon de EVRM-regels: het gaat hier om twee sancties voor eenzelfde feit. Dat kan alleen maar als de twee sancties nauw met elkaar verbonden zijn én ze een complementair doel nastreven. Dat was volgens het Hof van Cassatie niet het geval, waardoor één van de twee sancties onterecht werd toegepast. Wat nu? . In dit dossier was het redelijk duidelijk dat er geen sprake was van complementariteit, maar dat er gewoon twee sancties werden toegepast voor één en hetzelfde feit, namelijk het laattijdig indienen van de aangifte. Als de fiscus een gewone boete én een belastingverhoging tegelijk wil toepassen, zal hij dus moeten aantonen dat de boete en de belastingverhoging een verschillend doel nastreven. Het arrest van het Hof van Cassatie heeft echter ook niet meer draagwijdte dan dát. Het is dus niet zo dat overtredingen op de fiscale wetgeving nu per definitie alleen nog gesanctioneerd kunnen worden met ofwel een boete, ofwel een belastingverhoging. Maar het is wel een waarschuwing voor de fiscus dat boetes en belastingverhogingen die samen toegepast worden niet tot een disproportionele sanctionering mogen leiden. 

Lees meer
ABM logo tekst

Foutje van de fiscus: gauw corrigeren

08.07.2022

Uw fiscale aangifte wordt, tot bewijs van het tegendeel, geacht correct te zijn. Maar als de fiscus een fout ziet, dan moeten de fiscale ambtenaren in principe een bericht van wijziging sturen vooraleer ze uw aangifte mogen aanpassen. Het Hof van Cassatie meent echter dat die procedure niet altijd nodig is. Berekeningsfoutje. Een vennootschap dient een aangifte in; de aanslag wordt berekend, maar naderhand blijkt dat de fiscus vergeten is om de verrekenbare voorheffingen af te trekken van de verschuldigde belasting. De fiscus zet de fout snel recht via een zogenaamde ambtshalve ontheffing. Maar de vennootschap is daar niet tevreden mee: de fiscus moet de aangifte respecteren en door een aanslag te vestigen die niet overeen kwam met de aangifte, was volgens de belastingplichtige de volledige aanslag nietig. De belastingplichtige hoopte op die manier wellicht van een belastingvrij jaar te kunnen genieten. Al is het zo dat als de fiscus een fout maakt waardoor een aanslag volledig nietig is, hij in de meeste gevallen de kans heeft om een nieuwe of subsidiaire aanslag te vestigen. Een jaartje zonder belastingen blijft vrijwel altijd een (verre) droom.  Maar hier gaf de rechtbank van eerste aanleg de vennootschap gelijk. De administratie gaat echter in beroep en daar krijgt de fiscus gelijk. Volgens het hof werd de aangifte wel degelijk gerespecteerd, maar was er gewoon een onachtzaamheid gebeurd bij de inkohiering, waardoor het bedrag van de belasting niet correct was. Advocaat-generaal en Hof van Cassatie . De belastingplichtige is niet tevreden met die uitspraak en trekt naar het hoogste rechtscollege van ons land: het Hof van Cassatie. Hij wil weten of de fiscus ook een bericht van wijziging moet opstellen als de wijziging van aangifte voortvloeit uit een materiële vergissing.  De advocaat-generaal van het Hof meent alvast van wel. De wet legt die verplichting op aan de fiscale administratie indien die meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen.  U zou daaruit kunnen afleiden dat de fiscus alleen een bericht van wijziging moet opsturen als hij bewust de aangifte wil wijzigen. Maar, zegt de advocaat-generaal, als de fiscus een aanslag vestigt die niet overeenkomt met de aangifte, hoe kan de belastingplichtige dan weten of de fiscus dit “bewust” heeft gedaan, dan wel of het om een vergissing of onachtzaamheid ging? De conclusie van de advocaat-generaal is dan ook duidelijk: als de aanslag niet werd gevestigd in overeenstemming met de aangifte, is die volledig nietig.  Maar het Hof van Cassatie is een andere mening toegedaan. Volgens het hof is een bericht van wijziging alleen vereist als de fiscus de bedoeling heeft de gegevens van de aangifte te betwisten. Bij een vergissing of misslag is dat dus niet nodig. Andere gevallen. Er zijn eerder ook al situaties geweest waarin de fiscus zich vergiste en hij zijn fout recht zette zonder een bericht van wijziging te sturen. Zo onder meer een geval waarbij de verrekenbare voorheffing 490.601 Belgische frank bedroeg, maar er slechts 409.601 BEF effectief verrekend werd. Of een geval waarbij de aftrek voor pensioensparen vergeten was. In beide gevallen corrigeerde de fiscus de aanslag naderhand, zonder een bericht van wijziging te sturen, en de rechtbanken die daarover moesten oordelen, vonden dat evenmin een probleem. We moeten echter vaststellen dat de belastingplichtige een veel kleinere ‘foutenmarge’ heeft. Een cijferomzetting zoals hiervoor vermeld, kan bij de belastingplichtige leiden tot een boete. En vergeet u de belastingvermindering voor pensioensparen toe te passen, dan maakt u volgens de fiscus een ‘keuze’, waarop u niet meer kan terugkomen. Gelukkig is dankzij de digitalisering van de aangifte en de vooraf ingevulde rubrieken de kans op dit soort van fouten kleiner geworden.

Lees meer
ABM logo tekst

Plan het bezoek van de fiscus

04.07.2022

Ondernemers hebben steeds meer te maken met een overload aan administratie: vergunningen, verzekeringen, fiscaliteit... De fiscus wordt vaak als de lastigste partij beschouwd. Maar het is belangrijk dat u uw zaakjes goed op orde hebt, want het kan heel snel, heel erg fout gaan. Schrijf daarom een scenario uit voor onverwacht bezoek! Feiten. Een illustratie van hoe het fout kan lopen: in oktober 2018 brengt de Bijzondere Belastinginspectie (BBI), met goedkeuring van de rechter, een onverwacht bezoek aan de administratieve zetel van een onderneming in meubels. Ze vindt er bestel- en leveringsbons van goederen die tussen 1 januari 2016 en 30 september 2018 besteld en geleverd zouden zijn, maar waarvoor er geen verkoopfactuur wordt teruggevonden in het verkoopdagboek van de vennootschap. De BBI neemt de boekhoudkundige stukken, de documenten en ringmappen mee, kopieert de elektronische data en neemt verklaringen af van de medewerkers die op dat ogenblik in het kantoor aanwezig zijn.  In februari 2019 valt er bij de belastingplichtige een proces-verbaal in de brievenbus: de vennootschap moet 299.534,22 euro aan verdoken btw ophoesten. Maar dat is niet alles, zij is ook voor meer dan 640.000 euro aan proportionele geldboetes verschuldigd, plus een niet-proportionele geldboete van net iets meer dan 40.000 euro. Totaal te betalen: 981.691,68 euro. In maart 2022 trekt de belastingplichtige naar de rechtbank van eerste aanleg van Gent met als voornaamste argument dat de inval van de BBI onwettig was.  Wie deed de deur open?. In eerste instantie roept de belastingplichtige in dat de persoon die de BBI ontving, daar niet toe bevoegd was.  Op het ogenblik dat de BBI aanbelt, kijkt iedereen wellicht naar de man of vrouw met de meeste anciënniteit, maar dat is niet noodzakelijk een persoon die de onderneming kan verbinden. In dit geval waren de twee vennoten op zakenreis in het buitenland en werd de BBI ontvangen door een mevrouw die bij de aanvang van de visitatie verklaarde dat zij de verantwoordelijke en de vennoot was, in afwezigheid van de andere twee vennoten (Het arrest is daar niet erg duidelijk over, maar het betrof wellicht de moeder van de twee vennoten). Voor de BBI was die verklaring voldoende om ervan uit te gaan dat de mevrouw de nodige bevoegdheden had en de inspectie met haar onderzoek van start kon gaan. De dame verleende de ambtenaren toegang tot de beroepslokalen, legde de gevraagde stukken voor en tekende het proces-verbaal van het onderzoek. Omdat de dame zich voorstelde als de bevoegde persoon, is het onderzoek op dat punt wettig verlopen, aldus de Gentse rechter. Zelfs al had de dame in kwestie op geen enkel moment aangetoond dat zij ook effectief bevoegd was. En ook al had de BBI haar op geen enkel moment gevraagd om aan te tonen dat zij bevoegd was. Dat was volgens de rechter niet nodig. ‘Fishing -expeditie’. Het tweede argument van de belastingplichtige is dat de BBI enkel maar lukraak is binnengevallen om te zoeken naar overtredingen; zonder dat daarvoor een aanleiding bestond. Het ging volgens hem om een ‘buitenproportionele fishing-expeditie’: tijdens de inval werd met geen woord gerept over het doel van het onderzoek en over de gecontroleerde periode. Maar de rechtbank meent dat de Btw-administratie over ruime onderzoeksbevoegdheden beschikt : de administratie mag ter plaatse alle boeken en stukken onderzoeken, de betrouwbaarheid nagaan van de digitale inlichtingen én de gegevens en bewerkingen en de aard en belangrijkheid van de beroepswerkzaamheid en het daarvoor aangestelde personeel nagaan. Het heeft geen zin om dergelijke ruime bevoegdheden in de wet in te schrijven als de belastingplichtige zou kunnen bepalen wat de BBI mag inkijken, en wat niet.  De belastingplichtige heeft wel het recht om zich te verzetten tegen de inzage, waarna de belastingadministratie verder gerechtelijke stappen moet ondernemen. Maar als de belastingplichtige, zoals hier, meewerkt aan, en zich niet verzet tegen het onderzoek, is dat onderzoek perfect rechtsgeldig. De BBI heeft hier een inval gedaan om de fiscale toestand te controleren. Zij heeft daarbij gewoon gebruik gemaakt van haar wettelijke onderzoeksbevoegdheden. Kopiëren van computerbestanden. Tijdens het onderzoek had de BBI een integrale kopie gemaakt van de computerbestanden. Zo had ze wellicht ook bestanden gekopieerd die tot de privésfeer van de betrokkenen behoorden, zoals e-mails. Maar de rechter heeft daar opnieuw geen bezwaar tegen: bij elke laptop ter plaatse het privé- en beroepsgedeelte uitsplitsen, was niet mogelijk. Het nemen van een volledige kopie van de server was hier wel degelijk een proportionele maatregel. Bovendien blijkt uit niets dat de BBI de privé-bestanden zou gebruikt hebben voor de belastingheffing. Vergeefs slotpleidooi. De belastingplichtige vraagt tot slot om de boetes te verminderen. Een boete van 200% van de ontdoken rechten is inderdaad mogelijk als men niet factureert, maar het is meteen ook de hoogst mogelijke boete. Maar de rechter meent dat de feiten en omstandigheden erop wijzen dat er sprake is van een gestructureerde fiscale fraude en bevestigt het bedrag van de boete. Lessons learned . Uiteraard is de boodschap niet dat u moet uitkijken met fiscale fraude… Zoals u weet wordt fraude zwaar bestraft. De boodschap is eerder dat u, een beetje zoals bij een brandbeveiliging, maar beter een plan heeft voor het geval de fiscus bij u aanklopt:- Waar liggen de documenten die u nodig heeft?- Wie is bevoegd?- Wat met de uitsplitsing privé/beroepsmatig?Een onaangekondigde visitatie komt immers nooit op het goede moment en kan best imponerend zijn.

Lees meer
ABM logo tekst

Cryptowinst en -verlies fiscaal bekeken

01.07.2022

Belegt u ook in cryptomunten? De opbrengsten zijn erg wisselend. Maar wat vindt de fiscus ervan als er dan effectief winst wordt gemaakt? De ‘echte’ wereld. Als u regelmatig een extra centje verdient met beleggen, loopt u de kans dat de fiscus bij u aanklopt voor een bijdrage. Winsten behaald uit speculatie zijn immers belastbaar als divers inkomen, aan een tarief van 33%. Gaat u nog een stapje verder en belegt u om meerwaarden te realiseren, dan loopt u zelfs de kans dat de fiscus die winst beschouwt als beroepsinkomsten en dat u er dus een progressief tarief op betaalt. Alleen als de beleggingswinst sporadisch is, eenmalig, zonder leningen, bent u geen belasting verschuldigd. De cryptowereld. Als u zich met overgave in de beleggingswereld stort, leningen aangaat, misschien zelfs software schrijft om te minen (d.i. om transacties te controleren), dan is de kans reëel dat de fiscus het geheel van uw acties als een beroepsactiviteit kwalificeert en dat uw opbrengsten worden belast tegen de gewone progressieve tarieven. Maar de meeste hobbybeleggers gaan niet zo ver en beleggen eerder wat ze kunnen missen of beleggen de opbrengst van vorige transacties. In dat geval zal er eerder sprake zijn van een divers inkomen.  Noteer trouwens dat verliezen niet aftrekbaar zijn: als u bij de ene transactie een winst boekt en bij de andere een verlies, dan compenseren die elkaar niet.   Het is maar als het gaat om een eenmalige transactie of om een transactie zonder de inzet van enig middel dat de fiscus u de gerealiseerde winsten laat behouden. De grenzen tussen deze kwalificaties zijn vaag. Dat is al het geval als het gaat om aandelen, maar dat is het des te meer als het gaat om cryptomunten. Enkele voorbeelden kunnen wat verheldering bieden. Software. Eén van de eerste fiscale rulings over cryptomunten dateert van 2017 en betrof een student die een software ontwikkeld had voor de aan- en verkoop van cryptomunten. Omdat het een student betrof, was de fiscale Rulingcommissie van oordeel dat er geen sprake kon zijn van een beroepsinkomen. Maar omdat er software bij betrokken was en er dus een zweem van ‘georganiseerd beleggen’ was, werd er geoordeeld dat eventuele meerwaarden als diverse inkomsten gekwalificeerd moesten worden. Een IT-manager had in dat opzicht minder geluk: hij ontwikkelde een programma waarmee hij cryptocoins kon minen. Zijn pc moest permanent draaien om de nodige berekeningen te kunnen doen. Volgens de Rulingcommissie was daar sprake van een beroepsactiviteit omdat de betrokken persoon een IT-achtergrond had (opleiding/beroep), zijn hardware permanent draaide én er een hoge frequentie aan transacties was (de IT-manager verkocht maandelijks de verworven cryptomunten). Een andere persoon ontwikkelde software in bijberoep. Hij had jaren geleden wat cryptomunten gekocht en had voor zichzelf een simpel programmaatje ontwikkeld waarmee hij automatisch transacties kon laten uitvoeren. Omdat de betrokken persoon met zijn hoofdberoep niet in de beleggings- of IT-sector zat, het om een heel eenvoudige software ging en het ook om zeer beperkte bedragen ging, waren de winsten hier geen beroepsinkomsten, maar werden ze wel gekwalificeerd als diverse inkomsten. Bedragen. Veel hangt ook af van de bedragen die ingezet worden. Wanneer meerdere tienduizenden euro’s worden ingezet zal de fiscus (of de Rulingcommissie) al sneller oordelen dat er minstens sprake is van een divers inkomen. Zeker als er daarvoor geld wordt geleend. Een andere trigger is de omvang van het vrij beschikbaar vermogen. Als de belegging meer bedraagt dan 25% van het beschikbaar vermogen, dan oordeelt de Rulingcommissie in principe dat er sprake is van een divers inkomen. Andere criteria. De Rulingcommissie publiceerde intussen een lijst met 17 criteria die ze zelf ook gebruikt wanneer ze moet oordelen of een meerwaarde al dan niet als een divers inkomen moet worden beschouwd. Die lijst werd begin 2022 vernieuwd en is voor de potentiële belegger een leidraad om te zien hoever hij kan gaan. Buiten de eerder vermelde aspecten – bent u ook professioneel bezig met dit soort van activiteiten en de grootte van de investering – spelen ook nog mee: de oorsprong van de cryptomunten: Werden de cryptomunten geschonken of geërfd? Dan is er zelden of nooit sprake van een speculatief inzicht en worden de winsten niet belast. Leende u om de belegging te doen? Dan is er in de praktijk wél sprake van een speculatief inzicht en zal de fiscus de opbrengst altijd als een divers inkomen belasten. beleggingsstrategie: Hoeveel transacties vinden er plaats? Is er een beleggingsstrategie? Wordt er software ingezet? … Naarmate er meer sprake is van het doordacht verhandelen van cryptomunten – eventueel in combinatie met andere beleggingen – is de kans groter dat de winsten belastbaar worden als een divers inkomen of zelfs als een beroepsinkomen. duur: Hoelang doet u dit al? ondersteuning: Laat u zich begeleiden door professionelen uit de sector? Vennootschappen. Voor vennootschappen die zich met crypto currencies bezighouden, is alles wat eenvoudiger: alle inkomsten die een vennootschap verwerft, zijn sowieso beroepsmatig. Eventuele problemen situeren zich daar eerder bij de aftrekbaarheid van de beroepskosten, want in tegenstelling tot de inkomsten, zijn de uitgaven van een vennootschap niet per definitie beroepsmatig. De uitgaven moeten gedaan zijn om inkomsten te verwerven of te behouden. Bovendien wordt algemeen aanvaard dat de kosten ook moeten kaderen in het maatschappelijk doel van de onderneming. Hoewel de rechtspraak daar de laatste jaren minder de nadruk op legt, verdient het toch aanbeveling om eens te kijken in welke mate de statuten van uw vennootschap u toelaten om al dan niet speculatief in te zetten op beleggingen. Verlies. Een kwalificatie als ‘divers inkomen’ heeft het voordeel dat de opbrengsten van de cryptobeleggingen niet bij het beroepsinkomen worden gevoegd, maar apart belast worden aan 33%. De kosten die u maakte, zijn aftrekbaar. De verliezen zijn in principe niet aftrekbaar. Er heeft geen ‘consolidatie’ plaats van de verschillende soorten diverse inkomsten die u ontvangt. Het kan soms zelfs gunstiger zijn om een kwalificatie als beroepsinkomen te krijgen, want dan kan u de verliezen op uw beleggingen niet alleen aftrekken van uw beleggingswinsten, maar ook van uw andere inkomsten. Spring daar echter niet te lichtzinnig mee om: de fiscus zal ook wel beseffen waarom u plots beweert beroepsmatig aan beleggingen te doen. Bovendien kan de fiscus dan in de toekomst – wanneer u wel weer winst maakt - die winst als een beroepsinkomen bestempelen. Erger nog, de fiscus kan ook naar het verleden kijken en u de rekening presenteren voor de ‘beroepsmatige’ winsten die u al eerder opgestreken hebt...

Lees meer
ABM logo tekst

Fiscale retroactiviteit van herstructureringsoperatie

28.06.2022

Bij een inbreng, fusie of splitsing is het niet ongebruikelijk dat de partijen een bepaalde datum vastprikken voor de waardering van hun deal. Vervolgens worden nog diverse afspraken gemaakt en wordt het contract soms pas maanden later getekend. Hoe gaat de fiscus om met die terugwerkende kracht. Bijzaak volgt hoofdzaak . Fiscaliteit is geen bijzaak, maar de fiscaliteit baseert zich op de juridische werkelijkheid, zoals die terug te vinden is in diverse wetboeken. Als een investering vanuit boekhoudkundig perspectief een actief is, dan is dat ook zo in de fiscaliteit. Als een vereniging rechtspersoonlijkheid heeft volgens het vennootschapsrecht, dan aanvaardt de fiscus die rechtspersoonlijkheid. Alleen wanneer de fiscale wet uitdrukkelijk afwijkt van dat principe kan de fiscus abstractie maken van het normale juridische kader of kan hij, in het kader van een misbruik, zelfs een ander juridisch kader, met gepaste fiscale gevolgen opleggen. Vennootschaps- en boekhoudrecht . Een overeenkomst over een herstructurering heeft op zich geen terugwerkende kracht. De fusie, splitsing of inbreng heeft pas plaats op het ogenblik dat de overeenkomst wordt gesloten, en dat kan, juridisch gezien, ten vroegste plaatsvinden wanneer de algemene vergadering beslist om te herstructureren. Dat kan ook op een latere datum plaatsvinden, wanneer de partijen dat zo overeenkomen. Maar de partijen kunnen natuurlijk ook een moment in het verleden prikken voor de waardering van hun deal.  De terugwerkende kracht van een herstructurering was tot vóór het Wetboek vennootschappen en verenigingen (WVV) niet geregeld. Het was onder impuls van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen dat retroactiviteit aanvaard werd als de balansdatum niet overschreden werd. Het WVV bevat nu wel een wettelijke regeling en het wetboek begrenst de boekhoudkundige retroactiviteit in geval van fusie, splitsing en inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid tot de eerste dag na de afsluiting van het boekjaar waarvoor de jaarrekening al is goedgekeurd. Fiscus. Onder het oude Wetboek van Vennootschappen (toen er eigenlijk geen regeling bestond) aanvaardde de fiscus de retroactiviteit onder 3 voorwaarden: De retroactiviteit mag de juiste toepassing van de belastingwetgeving niet in de weg staan. Ze stemt overeen met de werkelijkheid. En ze heeft betrekking op een korte periode. Voor de fiscus stond ‘een korte periode’ gelijk aan maximaal 7 maanden. Dat stond zo letterlijk in de administratieve onderrichtingen (COM.I.B.), maar ook tal van rulings bevestigden uitdrukkelijk dat een termijn van meer dan 7 maanden niet als een korte periode kon worden beschouwd. We moeten echter opmerken dat er ook enkele rulings waren die een termijn van meer dan 7 maanden toestonden omwille van uitzonderlijke omstandigheden. Wat nu met de nieuwe regel onder het WVV die zegt dat u mag teruggaan tot de eerste dag na de afsluiting van het boekjaar?Stel dat u in 2023 een vennootschap wil splitsen die afsluit op 31 december. Dan kan u vanuit boekhoudkundig oogpunt die splitsing tot eind december 2023 doorvoeren met als splitsingsdatum 1 januari 2023. Maar de fiscus zal u het (gunstige) fiscale stelsel voor herstructurering weigeren als u de beslissing neemt na 1 augustus. Minister brengt (on-)duidelijkheid . Het moet onderstreept worden dat de regel van 7 maanden die de fiscus toepaste, geen wettelijke regel was, maar ‘slechts’ een administratieve regel. De fiscus gaat ervan uit dat een termijn van meer dan 7 maanden retroactiviteit niet ‘normaal’ is. De wet laat nu wél een langere retroactiviteit toe. In antwoord op een parlementaire vraag lijkt de minister onrechtstreeks toe te geven dat de fiscale termijn van 7 maanden niet langer houdbaar is. Hij benadrukt dat de fiscus nog steeds vast houdt aan de 3 voorwaarden om de retroactiviteit van een vennootschapsakte te aanvaarden, waaronder ‘de kort periode’. Maar hij zegt ook dat de bepalingen van het WVV enkel betrekking op de boekhoudkundige retroactiviteit in geval van fusie of splitsing en dat die bepalingen geen wijziging inhouden in van de fiscale wetgeving. De belastingadministratie zal de retroactiviteit van vennootschapsakten enkel aanvaarden op voorwaarde dat die retroactiviteit ‘met de werkelijkheid overeenstemt’ en de retroactiviteit ‘geen afbreuk doet aan de toepassing van de fiscale wetgeving’. De minister vermeldt dus niet langer de termijn van 7 maanden, maar de vraag is toch of hij die termijn verlengt tot de boekhoudkundige maximumtermijn. Dat blijkt niet uit zijn antwoord. De administratie blijft dus wellicht vasthouden aan haar regel dat als de retroactiviteit meer dan 7 maanden bedraagt, dat per definitie niet beantwoordt aan de werkelijkheid. Op dat ogenblik is het aan de belastingplichtige om aan te tonen dat dat wél het geval is. Het lijkt dus aangewezen om bij een herstructurering die wat complexer is en die mogelijkerwijs lang aansleept, naar de rulingcommissie te stappen, die vandaag de dag ook al – al is het eerder uitzonderlijk – een langere termijn toestaat.

Lees meer
ABM logo tekst

Laadpalen: eerste wijziging aan nieuwe wetgeving

21.06.2022

De komende jaren verandert er heel wat op het vlak van de aftrekbaarheid van de beroepskosten van voertuigen. Wagens die op een fossiele brandstof rijden, verliezen de aftrek als beroepskosten. Elektrische wagens blijven wel fiscaal aftrekbaar. Om de omschakeling aan te moedigen, werkt de wetgever met wortel en stok, maar een nakende wetswijziging maakt de wortel al wat kleiner. Aftrek. De aftrek van bedrijfswagens (loonwagens, maar ook andere personenvoertuigen) wordt de komende jaren grondig hervormd. Voor personenwagens op fossiele brandstof wordt de aftrek vanaf 2026 afgeschaft. Vanaf 2026 zullen enkel 100%-elektrische wagens nog enige aftrek genieten, maar ook die zal in de loop van de jaren langzaam dalen om in 2032 (voorlopig?) te eindigen op 67,5%. Voor personenvoertuigen op fossiele brandstof die in de periode vóór 2026 worden aangekocht, geldt een overgangsregeling, waardoor de aftrek op nul komt vanaf 2028. Voor hybride personenwagens geldt een overgangsregeling die lichtjes afwijkt, maar voor de hybride wagens die aangekocht worden vanaf 2026 is de aftrek ook nul. Die regels gelden niet voor motoren (moto's) of lichte vrachtwagens (camionettes), omdat het aanbod aan elektrische voertuigen op dat vlak nog te beperkt is. Laadpalen . Een elektrische wagen is duurder in aankoop dan een klassiek diesel- of benzinevoertuig. Bovendien heeft u voor een elektrische wagen een laadpaal nodig. Elektrische wagens kunnen ook opgeladen worden aan een klassiek stopcontact, maar het vermogen van zo'n stopcontact is vaak te laag om het voertuig binnen een aanvaardbare tijd weer op te laden (7 à 8 uur per 100 km). Een aparte installatie is dus aangeraden. Om de installatie van de laadpalen haalbaar te maken, voorzag de wetgever in de wet waarin hij de aftrek als beroepskosten afschafte, dat er voor particulieren een belastingvermindering zou komen voor de installatie van een laadpaal. Voor beroepsmatig gebruikte laadpalen (laadpalen die u beschikbaar stelt aan uw personeel, aan uw klanten of aan derden, voorziet die wet in een verhoogde aftrek. Particulieren (eigenaars of huurders) die een laadpaal installeren tussen 1 september 2021 en 31 augustus 2024 krijgen een belastingvermindering. Bij installatie van de laadpaal tussen 1 september 2021 en 31 december 2022 bedraagt de belastingvermindering 45%. Van 1 januari 2023 tot 31 december 2023 nog slechts 30% en ten slotte nog 15% in geval van installatie tussen 1 januari 2024 en 31 augustus 2024. Het bedrag van de belastingvermindering is beperkt tot 1.500 euro per laadpaal en per belastingplichtige (niet geïndexeerd bedrag). Bedrijven - vennootschappen en zelfstandigen of vrije beroepers - krijgen geen belastingvermindering, maar een verhoogde kostenaftrek. Die aftrek bedraagt 200% voor aankopen tussen 1 september 2021 en 31 december 2022, en 150% voor aankopen tussen 1 januari 2023 en 31 augustus 2024.Belangrijke voorwaarde: het laadstation moet vrij toegankelijk zijn voor iedereen! Investeringsaftrek. In antwoord op een parlementaire vraag van eind 2021 stelde de minister dat deze verhoogde kostenaftrek in principe gecombineerd kan worden met de investeringsaftrek. Die bedraagt tot eind 2022 nog 25% (in het kader van de relance na de coronacrisis), maar na 2022 kan er voor dit soort van investeringen ook een beroep gedaan worden op de verhoogde investeringsaftrek voor zogenaamde milieuvriendelijke investeringen. Dat was op zich verrassend, omdat de investeringsaftrek in principe enkel mogelijk is als het gebruik van de investering niet wordt overgedragen aan derden en als het gebruik van de investering 100% beroepsmatig is. Maar voor de verhoogde kostenaftrek is één van de voorwaarden juist dat de laadpaal publiek toegankelijk móet zijn. De minister vond dat in zijn antwoord geen probleem en hij bevestigde dat de investeringsaftrek kan togepast worden voor laadpalen. Nieuw wetsontwerp. In de loop van april keurde de ministerraad echter een nieuw ontwerp van wet goed dat de laadpalen nu toch uitdrukkelijk zou uitsluiten van de investeringsaftrek als ze recht geven op een verhoogde kostenaftrek. Bedrijven die een laadpaal installeren, uitsluitend voor hun eigen voertuigen, zouden het recht op investeringsaftrek behouden. Maar als de verhoogde aftrek van toepassing is, is er geen investeringsaftrek mogelijk. Het is niet duidelijk of een investeringsaftrek mogelijk is als de laadpaal ook gebruikt mag worden door het personeel, hetzij voor hun privé-wagen, hetzij voor de salariswagen. Dat zal moeten blijken uit de uiteindelijke tekst. Kleinere wortel, maar wel wat langer. In het wetsontwerp, dat bij het redigeren van dit artikel nog niet was neergelegd bij het Parlement, wordt ook voorzien dat het aftrekpercentage van 200% niet tot eind 2022, maar tot 31 maart 2023 zou gelden. Blijkbaar ondervinden heel wat installateurs aanleveringsproblemen, zodat veel ondernemers al in april 2022 te horen kregen dat een installatie in 2022 niet meer mogelijk zou zijn. Over een verlenging van de totale duurtijd - dus tot na 31 augustus 2024 - wordt er voorlopig niet gesproken. Maar zoals ook dit wetsontwerp duidelijk maakt, is een termijn van 2 jaar in de fiscale wetgeving een eeuwigheid en kan er intussentijd veel veranderen!

Lees meer
ABM logo tekst

Vennootschappen en meerwaarden op aandelen: de participatievoorwaarde

17.06.2022

Meerwaarden op aandelen kunnen in de vennootschapsbelasting een vrijstelling genieten. Eén van de voorwaarden voor die vrijstelling is die van een minimale participatie. Als je de aandelen in pakketjes verkoopt, voldoe je op een bepaald moment niet meer aan die voorwaarde. Maar dat hoeft toch geen beletsel te zijn voor de vrijstelling. Vrijstelling voor meerwaarden op aandelen . De vrijstelling in de vennootschapsbelasting voor meerwaarden op aandelen vinden we terug in artikel 192, § 1, eerste lid van het WIB 92: meerwaarden op aandelen zijn volledig vrijgesteld in de mate dat de eventuele inkomsten van deze aandelen in aanmerking komen om krachtens de artikelen 202 en 203, van de winst te worden afgetrokken. De verwijzing naar de artikelen 202 en 203 is een verwijzing naar de vrijstelling wegens ‘definitief belaste inkomsten’: de dividenden die een vennootschap krijgt van een andere vennootschap kunnen onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn. Wat zijn dan die voorwaarden voor zowel de vrijstelling voor dividenden, als de vrijstelling voor meerwaarden? Op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten bezit de verkrijgende vennootschap een deelneming van minstens 10% in het kapitaal van de uitkerende vennootschap of bezit ze een deelneming met een aanschaffingswaarde van ten minste 2.500.000 euro. Dit is de participatievoorwaarde. De inkomsten hebben betrekking op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom worden of werden behouden. Dat is de permanentievoorwaarde. De uitkerende vennootschap is onderworpen aan een normaal belastingregime. Dat is de taxatievoorwaarde. Verkoop in pakketjes . Een vennootschap heeft enkele aandelenpakketten in gewoon belaste vennootschappen. De verschillende aandelenpakketten hebben op zich een aanschaffingswaarde van meer dan 2.500.000 euro. Indien alle aandelen in één transactie worden overgedragen, zijn de meerwaarden vrijgesteld. Maar in dit concrete geval wordt elk aandelenpakket apart op de beurs aangeboden en worden de aandelenpakketten in ‘real life’ verkocht. Wat betekent dat de aandelen niet verkocht worden aan één en dezelfde koper, en ook niet op één en dezelfde beursdag. De vraag rijst dus hoe de participatievoorwaarde hier moet worden toegepast. Stel dat de vennootschap een aandelenpakket heeft met een aanschaffingswaarde van 4.000.000 euro en ze verkoopt op dag 1, de helft, dan is de aanschaffingswaarde van wat overblijft immers maar 2.000.000 euro en lijkt het erop dat het tweede pakket niet vrijgesteld kan worden. Beslissing tot verkoop . De fiscale rulingcommissie meent echter dat de vrijstelling toch mogelijk is voor het totale pakket, op basis van een aantal overwegingen. Een eerste belangrijk element is hier dat de verkopende vennootschap slechts 1 verkooporder plaatste, zonder specifieke instructies. Het was dus een éénmalige beslissing tot verkoop. Hieruit leidt de rulingcommissie al af dat de vennootschap de intentie had om het aandelenpakket volledig te verkopen. Een tweede vaststelling is dat de aandelen niet in één dag werden verkocht omdat de bank die het verkooporder plaatste, er de voorkeur aan gaf om de aandelen in verschillende delen op te splitsen omdat er voor een verkoop van het complete pakket op dat ogenblik geen vraag was. En als derde element houdt de rulingcommissie rekening met de relatief beperkte tijdspanne waarbinnen het totale pakket werd verkocht. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de bank 75% van de totale verkoopwaarde op één beursdag verkocht. De bank rechtvaardigde de termijn op basis van haar 'best execution'-verplichtingen.  De rulingcommissie concludeert dat de meerwaardevrijstelling toegekend kan worden (voor zover ook aan de overige voorwaarden voldaan is) omdat de aandelenpakketten met een aanschaffingswaarde van meer dan 2.500.000 EUR in navolging van één beslissing tot verkoop, zonder specifieke instructies, door de vennootschap te koop werden aangeboden, en het aandelenpakket vervolgens door tussenkomst van de bank in het kader van de best execution policy binnen een relatief beperkte tijdspanne verkocht werden aan verschillende kopers, in plaats van op één beursdag.  De verkoop van de kwalificerende participaties aan verschillende kopers, verspreid over verschillende dagen, kan voor de toepassing van artikel 192 van het WIB 92 als één verkoop beschouwd worden. Niet té soepel!. De rulingcommissie geeft zelf al aan dat men haar soepele standpunt niet te ruim moet zien. Ze merkt op dat vrijstelling niet mogelijk is als de aandelen van dezelfde emittent verkocht worden op een verschillend moment als gevolg van verschillende orders of verschillende beslissingen tot verkoop, waarbij de belastingplichtige dan van het begin niet de intentie heeft om alle aandelen op dat moment te verkopen. In een dergelijk geval zal de vrijstelling niet meer mogelijk zijn als door een eerdere verkoop van aandelen, de aanschaffingswaarde van de overblijvende aandelen gezakt is tot onder 2.500.000 EUR.

Lees meer
ABM logo tekst

De familiezaak overdragen: geen privégebouwen?

15.06.2022

In het Vlaamse gewest geldt er een bijzonder belastingregime voor overdracht van een handelszaak, hetzij door middel van een schenking, hetzij naar aanleiding van een overlijden. Volgens de fiscus is dat gunstregime niet van toepassing wanneer er ook privépatrimonium in de vennootschap zit. Maar het Gentse Hof van Beroep ziet dat anders. Patrimoniumvennootschap. In het Vlaamse gewest, maar ook in de andere gewesten, bestaat er een gunstregime voor overdracht bij leven of bij overlijden van een familiale onderneming. Voor schenking van een familiezaak bedraagt het tarief in rechte lijn 0%, terwijl voor vererving van een familiezaak het tarief 3% bedraagt. Dat gunstregime geldt zowel voor eenmanszaken, als voor familiale vennootschappen. In dat laatste geval geldt het verlaagd tarief dus voor de aandelen die geschonken of vererfd worden. De voordelige tarieven zijn niet van toepassing op het privépatrimonium. Bij een eenmanszaak betekent dit dat de tarieven enkel gelden voor de activa die ingezet werden voor de handelsactiviteit. Bij de vennootschappen wordt deze voorwaarde lichtjes anders verwoord: een vrijstelling of verlaagd tarief is slechts mogelijk voor een familiale vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent.  Een vennootschap wordt vermoed géén reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten blijkt dat in minstens één van de drie boekjaren voorafgaand aan het belastbaar feit, cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan:  de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen zijn gelijk aan, of lager dan 1,50% van de totale activa; en  de terreinen en gebouwen maken meer dan 50% uit van het totale actief.  De wet bepaalt dat de verkrijger – erfgenaam of begiftigde – het tegenbewijs mag leveren, maar Vlabel liet in een omzendbrief van 2015 verstaan dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap moeten worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap.Daarbovenop stelde Vlabel in diezelfde omzendbrief dat verhuring van een onroerend goed altijd beschouwd wordt als een vorm van privaat beheer van het patrimonium. Met andere woorden, als een vennootschap een woning in haar activa heeft en ze die woning verhuurt aan privépersonen, dan is de vennootschap meteen uitgesloten van de gunstregimes, omdat men niet meer mag bewijzen dat er een reële economische activiteit aanwezig is. Hof van beroep van Gent . Aan het hof van beroep van Gent werd een zaak voorgelegd van een slagerij die werd uitgebaat in de vorm van een vennootschap. De aandelen waren deels in eigendom van het gemeenschappelijke vermogen van vader en moeder, en deels van de zoon. De vader overlijdt en de erfgenamen (moeder en zoon) claimen het gunstregime van de familiale ondernemingen. Buiten de slagerij heeft de vennootschap heel wat onroerende goederen: een toonzaal, een handelshuis, bouwlanden en weilanden, bos, een hoeve, een villa, appartementen aan zee, enz. De erfgenamen tonen aan dat de inkomsten van de slagerij zowat drie keer hoger zijn dan de inkomsten van die onroerende goederen. Maar, zoals hierboven al geschetst werd, is de Vlaamse belastingdienst van mening dat zodra er privé-patrimonium (waaronder verhuurder onroerende goederen) in de vennootschap zit, er geen reële economische activiteit in de vennootschap is en het tegenbewijs niet geleverd kan worden. Het Hof volgt echter de redenering van de erfgenamen. Wie de wettekst erop naslaat, zal zien dat de verkrijger steeds de mogelijkheid heeft om aan te tonen dat er ‘reële economische activiteit’ aanwezig is. Het feit dat er privépatrimonium aanwezig is in de vennootschap, wordt door niemand betwist. Ook het gegeven dat verhuring van onroerende goederen niet als een economische activiteit wordt gezien, wordt niet betwist. Vlabel en de erfgenamen zijn het enkel niet akkoord over de discussie of tegenbewijs is toegelaten, of niet. Pro rata . Uiteindelijk stelt het Hof de partijen de vraag of ze eens willen nadenken over de mogelijkheid om de uitsluiting van het gunstregime te beperken wat de aandelen betreft die betrekking hebben op dat privépatrimonium, en het gunstregime dus wel toe te passen op het deel van de nalatenschap dat werkelijk tot de economische activiteit behoort. Terecht stelt het Hof vast dat als deze situatie zich zou hebben voorgedaan in een eenmanszaak, het verlaagd tarief wel van toepassing zou zijn op de goederen die voor de economische activiteit worden gebruikt (met uitsluiting van de onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of worden bestemd) en niet voor de andere goederen. Nu het gaat om de vererving van de aandelen van een familiale vennootschap, met een reële economische activiteit maar met een aanzienlijke hoeveelheid terreinen en gebouwen die niet (of slechts gedeeltelijk) voor die economische activiteit worden gebruikt, is het gunstregime helemaal uitgesloten. Het Hof vraagt de partijen dus om te overwegen of er hier geen reden is om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Decreetgever grijpt in . Intussen werd in het Vlaams Parlement al een voorstel van decreet ingediend, waardoor de Vlaamse wetgeving letterlijk zou bepalen dat vennootschappen uitgesloten zijn van het gunstregime zodra zich onroerende goederen in de vennootschap bevinden die hoofdzakelijk voor private bewoning aangewend of bestemd zijn. Dat zou de huidige positie van Vlabel een wettelijke grondslag bieden. 

Lees meer
ABM logo tekst

Woning als vorm van loon

13.06.2022

Als de vennootschap een kost draagt die de bedrijfsleider ten goede komt, kán die uitgave volgens de bezoldigingstheorie beschouwd worden als een vergoeding voor het geleverde werk. Onder voorwaarden. Het Hof van Beroep van Antwerpen besliste onlangs dat een stijging van de omzet een goed argument is in die discussie. Privéwoning in de vennootschap. Een neurochirurg voert zijn praktijk via een BV. De privéwoning van de chirurg zit in de vennootschap. De maatschappelijke zetel van de BV is gevestigd in het gebouw, zodat 20% van het gebouw ook effectief voor de beroepsdoeleinden van de vennootschap wordt gebruikt.  De BV brengt echter wel de onderhoudskosten en afschrijvingen voor 100% in aftrek.De fiscus aanvaardde aanvankelijk die kosten op basis van de bezoldigingstheorie: de inkomsten van de vennootschap stegen in de jaren na aankoop van de woning. Vervolgens krijgt de chirurg een loonsverhoging van 75.000 euro. De fiscus meent dat er geen bijzondere reden is voor deze loonsverhoging en meent dus dat de terbeschikkingstelling van de woning niet langer als een vergoeding van de prestaties kan worden gezien, nu het loon de eigenlijke vergoeding geworden is. Bezoldigingstheorie in de rechtspraak . Wat zegt de bezoldigingstheorie eigenlijk? Ook voor vennootschappen geldt dat een uitgave maar aftrekbaar is als ze gedaan werd om inkomsten te verwerven of te behouden. Als een vennootschap dus iets wegschenkt, dan is dat geen aftrekbare uitgave. Dat geldt ook voor privé-uitgaven van de bestuurder die door de vennootschap gedragen worden. En een typisch voorbeeld daarvan is de woning waarin de bestuurder mag wonen. Geleidelijk ontstond echter het argument dat die privé-uitgave (lees: woning) ten laste van de vennootschap, eigenlijk ook een vorm van verloning is voor de bestuurder. Namelijk: een bezoldiging in natura.  Onder impuls van de rechtspraak van het Hof van Cassatie aanvaarden de rechtbanken vandaag de dag de bezoldigingstheorie als de belastingplichtige kan aantonen dat de woning specifiek ter beschikking wordt gesteld als een vergoeding voor de werkelijke prestaties van de bedrijfsleider. De rechtbanken lijken dat eerder formalistisch in te vullen: de algemene vergadering moet de verloningspolitiek goedkeuren. Maar in de zaak van de neurochirurg baseerden de rechtbank van eerste aanleg en daarna het hof van beroep zich niet alleen of zelfs maar in beperkte mate op de formele beslissing van de algemene vergadering. Als tweede element werd er ook gekeken naar de omzet van de vennootschap. Effectieve prestatie . Het hof wijst de claim van de fiscus dus af.In eerste instantie argumenteert de fiscus dat de notulen van de algemene vergadering eigenlijk niet duidelijk vermelden dat de woning ter beschikking gesteld wordt in ruil voor de prestaties. Het hof meent echter dat dit formalistisch argument niet te streng moet worden toegepast. Een algemene verwijzing naar het verloningsbeleid lijkt voor het hof voldoende te zijn. Belangrijker voor het hof is dat de omzet van de vennootschap uitsluitend gerealiseerd wordt door de bestuurder/chirurg. Er zijn geen andere medewerkers; er is geen andere bestuurder. Daaruit leidt het hof af dat de gerealiseerde omzet rechtstreeks en uitsluitend het resultaat was van de prestaties van de bestuurder. Die omzet was trouwens gestegen, wat enkel verklaard kan worden door een toename van de prestaties van de dokter. De fiscus reageerde op deze redenering door erop te wijzen dat de winst daalde. Maar het hof vindt dat niet relevant, want een lagere winst kan allerlei oorzaken hebben. Vergoeding. Het Hof van beroep van Antwerpen meent dat de fiscus geen oordeel mag vellen over de manier waarop de vennootschap de bestuurder vergoedt. Of dat nu in geld gebeurt, dan wel in natura via een woning – dat is de vrije keuze van de vennootschap en ze moet dat niet verantwoorden. Ook de hoogte van de vergoeding is niet relevant. Wel mag de vergoeding niet dermate hoog zijn dat het een vrijgevigheid wordt. Er moeten ook werkelijke prestaties tegenover staan. Maar verder is de omvang van de vergoeding een autonome beslissing van de vennootschap.  Formalisme in combinatie met realiteit . Het arrest lijkt een nieuwe tendens in te luiden waarbij het formalisme minder belangrijk wordt en er meer gekeken wordt of er tegenover de bezoldiging in natura, ook effectieve prestaties staan. Als er maar één bestuurder is en geen andere werknemers, dan is het volgens deze rechtspraak evident dat het toegekende voordeel een bezoldiging vormt voor de prestatie. Het enige punt waar de fiscus dan kan op reageren is de hoogte van de vergoeding. Hoewel de omvang van de bezoldiging ook een beslissing is die aan de vennootschap toekomt, moeten er wel werkelijke prestaties tegenover staan.

Lees meer
ABM logo tekst

6% btw voor afbraak en heropbouw door 'eenzelfde' persoon

10.06.2022

Bouwwerkzaamheden zijn onderworpen aan het gewone btw-tarief van 21%. Daar zijn enkele uitzonderingen op, zoals bij de verbouwing van een oude woning; het tarief is dan slechts 6%. Eind april 2021 kwam er een uitzondering bij: de sloop en wederopbouw van een woning. Maar de sloop en de wederopbouw moeten door één en dezelfde persoon verricht worden. Sloop en wederopbouw . Als u als particulier een woning laat verbouwen, kan u een btw-tarief van 6% genieten als de woning minstens 10 jaar oud is. Voor bepaalde werkzaamheden moet de woning 15 jaar oud zijn. Maar niet elke verbouwing kwalificeert voor dat verlaagd tarief. In principe kan er maar sprake zijn van een verbouwing als de basisstructuur van het gebouw behouden blijft. Als u het gebouw sloopt en vervolgens weer opbouwt is dat geen verbouwing, maar een nieuwbouw en zijn beide werkzaamheden onderworpen aan een tarief van 21%. Het tarief van 6% is wel mogelijk voor sloop met wederopbouw in 32 specifieke steden. Dat heeft alles te maken met stadsvernieuwing.  Eind 2020 besloot de regering om het tarief van 6% voor sloop met wederopbouw open te stellen over heel België. Er zijn wel wat voorwaarden: een maximale oppervlakte, een bewoningsverplichting,... Met deze uitbreiding streeft de regering drie doelstellingen na: een relance van de bouwsector, betere toegang tot kwaliteitsvolle woningen voor kwetsbare personen en vervanging van oude gebouwen door ecologisch kwaliteitsvolle gebouwen. De maatregel is tijdelijk. Aanvankelijk was voorzien dat het verlaagd tarief zou gelden tot 31 december 2022, maar de maatregel werd onlangs met 1 jaar verlengd. Sloper en bouwer zijn één en dezelfde persoon . Eén van de voorwaarden voor het 6%-tarief is dat de afbraak van het bestaande gebouw en de heropbouw van de nieuwbouw moeten gebeuren door 'dezelfde' persoon. Stel dus dat eigenaar X het gebouw sloopt, hij het bouwterrein verkoopt aan Y, en Y een nieuwbouw plaatst, dan is het verlaagd tarief dus niet van toepassing. Een bouwonderneming diende bij het Grondwettelijk Hof een verzoek tot nietigverklaring in van deze voorwaarde.  Volgens de bouwonderneming bestaat er een discriminatie tussen de bouwpromotor die een bouwgrond koopt van iemand die het gebouw heeft platgegooid om het vervolgens als bouwgrond te kunnen verkopen, en de bouwpromotor die de grond en het gebouw zelf koopt om het gebouw plat te gooien en een nieuwbouw te plaatsen. Het Grondwettelijk Hof wijst het verzoek echter af. Het onderscheid dat gecreëerd wordt, betekent geen onevenredige last voor bouwpromotoren die gronden kopen waarop een gebouw stond dat door de vorige eigenaar werd afgebroken. Het onderscheid impliceert immers slechts dat de kopers het normale btw-tarief van 21 % verschuldigd zijn (aldus het Hof). Het Hof erkent nog wel dat er een concurrentieel nadeel kan ontstaan tussen bouwpromotoren die hun nieuwbouwprojecten met toepassing van het verlaagd btw-tarief kunnen verkopen, maar de maatregel maakt het voor hen niet buitensporig moeilijk of onmogelijk om een nieuwbouwproject te realiseren of om de gerealiseerde wooneenheden te verkopen. Administratieve tolerantie . De belastingadministratie past de regel dat de sloop en de heropbouw door dezelfde persoon moeten verricht worden, ook niet voor de volle 100% toe. In een circulaire van 25 februari 2021 valt te lezen dat het verlaagd tarief ook kan worden toegepast op projecten waarin de afbraak gebeurde door de grondeigenaar en de herbouw wordt gerealiseerd door een bouwpromotor. De administratie laat dat toe onder 3 cumulatieve voorwaarden: er heeft zich vóór 1 januari 2021 een oorzaak van opeisbaarheid van de btw voorgedaan; er is sprake van ‘eenheid van project’; en  de grondeigenaar en de bouwpromotor zijn ‘verbonden partijen’. De toegeving zal dus concreet spelen als de sloop startte vóór 2021 en de grondeigenaar en de bouwpromotor gezamenlijk een globaal project hadden met als doel de afbraak van het gebouw door de grondeigenaar en het verlenen van een zakelijk recht en wederopbouw van woningen door de bouwpromotor. De eiser haalde deze administratieve tolerantie ook aan voor het Grondwettelijk Hof, maar aangezien dat een administratieve regel is en geen wet, mag het Hof met dat argument geen rekening houden.

Lees meer
ABM logo tekst

Belang van de bestelknop op uw website

01.06.2022

Als u op uw website de mogelijkheid biedt om goederen of diensten te bestellen, dan moet u de consument waarschuwen dat hij een betalingsverplichting heeft zodra hij op de bestelknop drukt. Voldoet u niet aan die informatieplicht, dan kan u niet alleen een boete krijgen, maar loopt u ook nog eens de kans dat u voor de bestelde goederen of diensten geen betaling kan eisen. Boekingssite. Een Duits hotelressort heeft een website waarop u kamers kan boeken via gespecialiseerde boekingssites. ‘A’ is een consument die een hotel vindt via zo’n boekingssite. Hij klikt op de afbeelding zodat hij kan zien of er nog kamers beschikbaar zijn, bekijkt bijkomende informatie over de faciliteiten die het hotel aanbiedt en zoekt uiteraard ook naar de prijs. ‘A’ boekt op 19 juli 2018 4 dubbele kamers in het hotel, voor de periode 28 mei 2019 tot 2 juni 2019. Hij doet dat door op de knop ‘Ik ga boeken’ te klikken en door vervolgens zijn eigen persoonsgegevens en die van de andere gasten in te vullen en door op de knop ‘Voltooi boeking’ te klikken. Maar op 28 mei daagt ‘A’ niet op. Het hotel rekent hem annuleringskosten aan, conform de algemene voorwaarden, en vraagt aan ‘A’ om 2.240 euro te betalen, binnen 5 werkdagen. Vermits dat niet gebeurt, stapt de hoteleigenaar naar de rechtbank. ‘Bestelling met betalingsverplichting’. Volgens de Europese richtlijn 2011/831 moet een handelaar bij een verkoop op afstand op elektronische wijze – dus via een website – twee verplichtingen naleven vooraleer een bestelling wordt afgesloten: de handelaar moet onmiddellijk vóór het plaatsen van de bestelling de essentiële informatie over de overeenkomst verstrekken; én de handelaar moet de klant uitdrukkelijk informeren dat hij door een bestelling te plaatsen, een betalingsverplichting aangaat.Werd die laatste verplichting wel nageleefd?  Het dossier komt voor het Europees Hof van Justitie en dat oordeelt dat op de bestelknop, of op een soortgelijke functie, een goed leesbare en ondubbelzinnige vermelding moet worden aangebracht waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling voor de consument een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen.  In de richtlijn wordt uitdrukkelijk de term ‘Bestelling met betalingsverplichting’ gebruikt, maar dat is slechts een voorbeeld. De lidstaten mogen andere formuleringen opleggen, zolang die maar op ondubbelzinnige wijze aangeven dat er een betalingsverplichting ontstaat. Duitse (en Belgische) implementatie. In dit (Duitse) geval had de nationale wetgever geen andere, en dus ook geen meer precieze voorbeelden opgenomen van mogelijke overeenkomstige formuleringen. Daaruit kunnen we afleiden dat de handelaar vrij mag kiezen hoe hij de betalingsverplichting formuleert, zolang het maar duidelijk is dat wie op de bestelknop drukt, een betalingsverplichting aangaat. De Duitse rechter wou dan ook van het Europees Hof van Justitie vernemen of de formulering ‘Voltooi boeking’, wel overeenkomt met de woorden ‘Bestelling met betalingsverplichting’. Moet de term ‘Bestelling met betalingsverplichting’ uitdrukkelijk overgenomen worden? Of mag er ook gekeken worden naar de omstandigheden van het bestelproces? Het Europees Hof lijkt hier een strikt standpunt in te nemen: de betrokken formulering moet op de knop of de soortgelijke functie staan: om te oordelen of de handelaar aan zijn verplichting voldoet, mag men alleen rekening houden met de woorden óp die knop of soortgelijke functie. En het komt aan de nationale rechter toe om te oordelen of, in de omgangstaal en in de ogen van een normaal geïnformeerde en redelijk voorzichtige en oplettende gemiddelde consument, de formulering ‘Voltooi de boeking’ noodzakelijkerwijs en stelselmatig in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. Ook in ons land bestaan er geen specifieke regels voor de formulering op de bestelknop. Maar het lijkt erop dat u de minste kans op ambiguïteit over de betalingsverplichting maar beter vermijdt. 

Lees meer
ABM logo tekst

Modernisering van het consumentenrecht

30.05.2022

In een wet van 20 maart 2022 werden 2 richtlijnen omgezet in Belgisch recht. Die brengen belangrijke wijzigingen in het consumentenrecht aan, voor wat de verkoop van goederen met een digitaal element betreft en voor wat de verkoop van digitale inhoud en digitale diensten betreft. Omdat het een Europees initiatief is, gelden de nieuwe regels overal in Europa, maar niet daarbuiten. In Belgisch recht. In 2011 werden op Europees niveau de eerste initiatieven genomen om het consumentenrecht aan te passen aan de digitale markt. In de loop van 2015 kwamen daar twee voorstellen van richtlijn uit voort. Het ene voorstel moest bepaalde aspecten van de overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud regelen. Het andere voorstel focuste op sommige aspecten van de overeenkomsten voor online-verkoop en de andere verkopen op afstand van goederen; het voorstel werd uiteindelijk uitgebreid tot alle verkoopkanalen. Beide richtlijnen werden in de eerste helft van 2019 definitief. Ze werden onlangs omgezet in Belgisch recht. Dat gebeurde op 31 maart 2022, met een wet van 20 maart 2022, die op 1 juni 2022 in werking zal treden. De wet bevat twee grote luiken. In het ene luik worden de regels omtrent de verkoop van goederen gemoderniseerd. Het andere luik voegt een nieuwe titel toe aan het oud Burgerlijk Wetboek rond de verkoop van digitale inhoud en diensten. Luik 1: Verkoop van goederen met een digitaal element. Het gaat hier om de slimme thermostaat in uw huis, de smartwatch aan uw pols... Een hoofdregel bij dit type van overeenkomsten is dat de verkoper aan de koper een zaak moet leveren die in overeenstemming is met de overeenkomst: Het goed moet overeenstemmen met de beschrijving van de verkoper, in ruime zin, (omschrijving, type, hoeveelheid, kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit en interoperabiliteit). Het goed moet overeenstemmen met elk bijzonder, door de consument gewenst gebruik, op voorwaarde dat zulks uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst is meegedeeld aan de verkoper en die laatstgenoemde heeft aanvaard. Het goed moet worden geleverd samen met al het toebehoren en alle instructies, met inbegrip van de installatie-instructies, zoals bepaald in de overeenkomst. Het goed moet van updates worden voorzien, zoals bepaald in de overeenkomst. Volgens de nieuwe regels blijft de verkoper aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek dat bestaat bij de levering van de goederen en dat aan het licht komt binnen 2 jaar na levering. Dat is een belangrijke uitbreiding. Tot nog toe werd een gebrek dat zich binnen een periode van 6 maanden na de levering voordoet, vermoed al aanwezig geweest te zijn bij de levering. Die termijn wordt nu dus opgetrokken tot 2 jaar. Dit is een weerlegbaar vermoeden. Het is aan de verkoper om aan te tonen dat er een andere reden is voor het defect.De regel dat de consument de verkoper moet verwittigen binnen de 2 maanden, blijft wel gewoon behouden. Verder moet de verkoper van dit soort goederen er ook voor zorgen dat de goederen ‘conform’ blijven. Dit betekent dat hij moet zorgen voor de updates (zoals beveiligingsupdates) die nodig zijn om conform te blijven en die de consument redelijkerwijze kan verwachten. De verplichting van de verkoper is dus beperkt tot de updates die noodzakelijk zijn voor het behoud van de conformiteit van dergelijke goederen met de objectieve en subjectieve conformiteitsvereisten. Bij een sporthorloge met gps-tracking mag de consument bijvoorbeeld verwachten dat de gps-gegevens regelmatig een update krijgen. Maar upgrades die worden toegepast op nieuwere horloges en die op zich geen impact hebben op de conformiteit van het sporthorloge dat de consument kocht, horen daar niet bij. Ten slotte moet het goed ook ‘duurzaam’ zijn. Ook hier hangt veel af van de aard van de gekochte goederen en wat de verkoper (of de producent) er over verteld heeft. Als het goed een conformiteitsgebrek vertoont – het doet niet wat overeengekomen werd – dan zijn er drie mogelijkheden: De consument vraagt dat het goed hersteld of vervangen wordt (tenzij dit niet mogelijk is of het de verkoper op onevenredige kosten zou jagen). De consument krijgt een evenredige prijsvermindering. De koopovereenkomst wordt ontbonden (de verkoper neemt het goed terug en betaalt de consument terug). Luik 2: Verkoop van digitale inhoud en diensten. De verkoop van digitale inhoud en digitale diensten omvat zaken zoals: computerprogramma’s, applicaties, videobestanden, audiobestanden, muziekbestanden, digitale spellen, e-boeken of andere e-publicaties; en digitale diensten die de totstandkoming en de verwerking van, de toegang tot, of de opslag van gegevens in digitale vorm mogelijk maken, met inbegrip van software als dienst, zoals het delen van video- en audiomateriaal en andere diensten voor het hosten van bestanden, tekstverwerking of spellen die worden aangeboden in de ‘cloud computing’-omgeving en op social media. Internettoegangsdiensten vallen er niet onder. Digitale kansspelen, online-financiële diensten of digitale inhoud die verleend wordt door de overheid, vallen er ook niet onder. In het oude Burgerlijk Wetboek komt een volledig nieuwe Titel VIbis ‘Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten’.Deze nieuwe titel omschrijft de conformiteitsvereisten waaraan de inhoud of dienst moet voldoen.  De garantietermijn voor digitale inhoud en diensten bedraagt ook 2 jaar. Maar het vermoeden dat het gebrek aanwezig was bij de levering geldt enkel als het gebrek zich voordoet binnen het 1e jaar na de levering. In die periode moet de handelaar het tegendeel bewijzen.De consument moet zijn rechtsvordering inroepen binnen 1 jaar vanaf de dag waarop hij het conformiteitsgebrek vaststelde. In principe en tenzij anders overeengekomen, moet de verkoper de digitale inhoud of diensten meteen leveren. Gebeurt dat niet, dan moet de consument de handelaar aanmanen om alsnog te leveren. Als dat dan nog niet gebeurt, heeft de consument het recht om de overeenkomst te ontbinden. In geval van een conformiteitsgebrek heeft de consument het recht om: de digitale inhoud of digitale dienst conform te laten maken; een evenredige prijsvermindering te krijgen; of de overeenkomst te ontbinden. Een beetje onbekend is dat door deze wetswijziging de handelaar die aansprakelijk is (hetzij wegens niet-levering, hetzij wegens een conformiteitsgebrek) het recht heeft om verhaal te halen op de in de overeenkomstenketen aansprakelijke persoon of personen zonder dat een contractueel beding die aansprakelijkheid kan beperken of uitsluiten. Belangrijke wijziging. Omwille van zijn complexiteit is deze wetswijziging een beetje op de achtergrond gebleven. De gevolgen zijn echter vergaand en het is niet mogelijk om via kleine lettertjes op de achterkant van de bestelbon de wettelijke aansprakelijkheid te omzeilen.

Lees meer
ABM logo tekst

Bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid verdwijnt geleidelijk

27.05.2022

Bovenop de gewone socialezekerheidsbijdragen zijn de werknemers ook onderworpen aan een bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ). In het kader van de mini-taxshift werd besloten om die BBSZ af te schaffen. Maar dat gaat geleidelijk. Voorlopig moeten we tevreden zijn met een verlaging. BBSZ. De bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid werd in 1994 ingevoerd in het kader van het Globaal Plan van de regering-Dehaene I, dat gericht was op de sanering van de overheidsfinanciën en de verhoging van de financiering van de sociale zekerheid. De maandelijkse inhouding wordt berekend op het kwartaalloon van de werknemer. Daartoe wordt gekeken naar het brutoloon van de werknemer (aan 108% voor de handarbeiders) dat bij de RSZ per kwartaal wordt aangegeven. Heeft de werknemer meer dan 1 werkgever, dan houdt men geen rekening met het loon betaald door de andere werkgever(s).Het dubbel vakantiegeld is geen loon en komt niet in aanmerking om uit te maken in welke schijf van de bijzondere bijdrage de werknemer valt. Ook loongedeelten waarvan de werkgever het bedrag niet kon vaststellen op het ogenblik van de aangifte (bv. loonachterstallen), komen niet in aanmerking.Het gedeelte van het loon dat uitbetaald wordt door een derde (bv. een fonds voor bestaanszekerheid), komt wél in aanmerking. De bijzondere bijdrage wordt maandelijks afgetrokken van het loon, maar dat is slechts een vooruitbetaling van de uiteindelijke verschuldigde som. Het definitieve bedrag wordt bepaald aan de hand van de aangifte in de personenbelasting van de werknemer. Op dat ogenblik kan er ook rekening worden gehouden met het belastbare netto-inkomen van het gezin. Het bedrag van de bijdrage is immers verschillend naargelang het gaat om een alleenstaande, dan wel om samenwonenden of gehuwden met twee inkomsten. De BBSZ op jaarbasis wordt momenteel als volgt bepaald: Gezinsinkomen . 18.592,02 euro ≤ Gezinsinkomen . 21.070,96 euro ≤ Gezinsinkomen . 60.161,85 euro ≤ Gezinsinkomen: 731,28 euro. De inkomensgrenzen voor de berekening van de BBSZ worden niet geïndexeerd. Mini-taxshift. Als eerste stap in de richting van de afschaffing van de BBSZ, wordt het tarief van 9% voor de inkomensschijf van 18.592,02 euro tot 21 070,96 euro verlaagd naar 5%. Er wordt voortaan ook een onderscheid gemaakt tussen belastingplichtigen voor wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, en belastingplichtigen die alleen worden belast. Voor wie alleen wordt belast:- blijft het percentage van 1,3% van toepassing op de inkomensschijf van 21.070,96 euro tot 37.344 euro;- wordt het percentage van 1,3% verhoogd naar 4,0090% voor de inkomensschijf tussen 37.344 euro en 40.997,26 euro; en - blijft de BBSZ ongewijzigd voor wie alleen wordt belast en een gezinsinkomen heeft dat meer bedraagt dan 40.997,26 euro. Bij een gemeenschappelijke aanslag:- blijft het percentage van 1,3% van toepassing op de inkomensschijf tussen 21.070,96 euro en 60.181,95 euro;- zal de BBSZ gelijk zijn aan 632,39 euro wanneer het gezinsinkomen begrepen is in de schijf van 60.181,95 euro tot 74.688 euro;- is de BBSZ gelijk aan 632,39 euro, verhoogd met 1,3629% van het gedeelte van het gezinsinkomen boven 74.688 euro wanneer het gezinsinkomen begrepen is tussen 74.688,01 euro en 81.944 euro. Hier wordt de verlaging van de BBSZ dus geleidelijk afgebouwd. De maximumbijdrage blijft behouden op 731,28 euro.  Voor belastingplichtigen die als alleenstaande worden belast, wordt de maximumbijdrage van 731,28 euro bereikt bij een gezinsinkomen van 60.181,95 euro (zoals in de huidige berekening), terwijl voor belastingplichtigen voor wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, de maximumbijdrage bereikt wordt bij een gezinsinkomen van 81.994 euro. 4 fasen. De minister verklaarde in 2021 al dat het de bedoeling is dat de bijdrage uitdooft in vier fasen, gelijklopend met de verhoging van het minimumloon: in 2022, 2024, 2026 en 2028. Fase 1 is dus al afgerond, maar we moeten toch opmerken dat dit slechts een eerste, kleine stap is. Wie een inkomen heeft van meer dan 21.070,96 euro, maar niet meer dan pakweg 40.000 euro, krijgt de maximale verlaging. Dat is dan het verschil tussen 9% en 5% van 21.070,96 euro (en dat is zowat 99 euro). Boven die grenzen stijgt het tarief lichtjes zodat de verlaging ook weer langzaam wordt afgebouwd. Vermits de maximumbijdrage gewoon behouden blijft, is er geen verlaging voor de hogere inkomsten. De maximumgrens wordt gewoon wat later bereikt.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuw in de aangifte PB voor aanslagjaar 2022

25.05.2022

Weldra is het zover: de jaarlijkse nationale invuloefening. Hoewel veel posten al vooraf ingevuld zijn, blijft het toch een moeilijke opdracht. Fiscale regelingen worden afgeschaft, maar blijven doorlopen voor het verleden; er komen nieuwigheden bij en dat alles maakt de aangifte elk jaar ingewikkelder. Waar moet u dit jaar op letten? Vak II. Persoonlijke gegevens en gezinslasten. Voor personen ten laste krijgt u een toeslag op uw belastingvrije som. Personen ten laste zijn niet alleen de kinderen. Ook ascendenten (ouders, grootouders) en zijverwanten kunnen personen ten laste zijn. Voor een 'gehandicapte' ascendent of zijverwant wordt de toeslag verdubbeld. In 2020 werd de toeslag verhoogd, maar wordt die nog enkel toegestaan als de ascendent of zijverwant 'zorgbehoevend' is. Dat betekent dat de 'graad van zelfredzaamheid' van die persoon ten minste 9 punten moet bedragen. De nieuwe voorwaarde geldt vanaf aanslagjaar 2022 en reflecteert zich dus nu voor het eerst in de aangifte.  Maar er is een overgangsregeling waarbij in de oude regeling (niet zorgbehoevend, maar wel gehandicapt) het oude (lagere) bedrag van toepassing blijft. Het komt er dus op aan de juiste vakjes in te vullen in de aangifte. Vak III. Inkomsten van onroerende goederen. Een héél belangrijke nieuwigheid is de aangifteplicht voor de inkomsten uit buitenlandse onroerende goederen. De inkomsten van buitenlandse oorsprong moeten vanaf nu in dezelfde rubriek worden ingevuld als de inkomsten van Belgische oorsprong. In een tweede deel van dat vak moet u apart nog gegevens vermelden met betrekking tot sommige inkomsten van buitenlandse onroerende goederen. Die bijkomende gegevens zijn belangrijk, omdat ze ervoor zorgen dat u eventueel een vrijstelling kan genieten voor de betrokken inkomsten. Vak IV. Wedden, lonen, vervangingsinkomsten,.... Vak IV bevat een nieuwe code voor de zogenaamde relance-uren (dus de vrijwillige overuren bovenop het gewone contingent van 100 vrijwillige overuren). Het valt te verwachten dat die gegevens vooraf ingevuld zijn. Zelfstandigen die tussen 1 oktober 2020 en 30 april 2021 in het kader van bepaalde tijdelijke maatregelen n.a.v. de coronacrisis minstens zes maandelijkse financiële uitkeringen in het kader van het overbruggingsrecht hebben genoten, hebben recht op een eenmalige premie van 598,81 euro (bruto). Die premie moeten zij aangeven bij de vervangingsinkomsten in vak IV – en dus niet in deel 2 van de aangifte bij de winsten en baten! Voor de meeste buitenlandse inkomsten geldt een belastingvermindering. In principe is dat een vrijstelling met progressievoorbehoud (als er een verdrag is), of een 50%-vrijstelling (als er geen verdrag is). Uitzonderlijk kan de vrijstelling ook volledig zijn. Het gaat concreet om inkomsten uit een verdragsland die in België afzonderlijk belastbaar zouden zijn, maar die krachtens het toepasselijke dubbelbelastingverdrag híer moeten worden vrijgesteld. In dat geval geldt er een vrijstelling zonder progressievoorbehoud en dat wordt gerealiseerd door de inkomsten aan te geven bij de inkomsten waarvoor ‘de afzonderlijke belasting tegen de aanslagvoet van 0 %’ geldt. Vak X. Belastingverminderingen. Ook in het vak belastingverminderingen noteren we enkele wijzigingen. Zo is er een nieuwe rubriek voorzien voor uitgaven met betrekking tot de installatie van een vast laadstation voor elektrische wagens in, of bij de woning. Wie snel besliste, kon in 2021 nog zo’n installatie laten installeren. Dateert de factuur van 2021, dan kan u een belastingvermindering van 45% genieten. Verder werd er een rubriek ingevoerd voor verhuurders die naar aanleiding van Covid-19 hun huurder in 2021 vrijwillig kwijtschelding verleenden van de huurprijs en huurvoordelen voor een aantal maanden. Er zijn 2 series codes, want de maatregel liep eerst van maart tot mei 2021, maar werd nadien verlengd van juni tot september, onder andere voorwaarden. Veel codes. De nieuwste aangifte bevat opnieuw meer codes dan de vorige: 44 méér om precies te zijn. Een aangifte bevat nu meer dan 830 codes. Gelukkig zijn heel wat van die codes vooraf ingevuld, maar het zijn precies de codes waar u een keuze moet maken of zelf beperkingen moeten berekenen, waar de belastingplichtige aan zijn lot wordt overgelaten. Een simpeler aangifte kan alleen maar door de zogenaamde ‘fiscale koterijen’ af te schaffen, maar zo’n vereenvoudiging zal altijd winnaars en verliezers kennen.

Lees meer
ABM logo tekst

Een minnelijke schikking is geen aftrekbare beroepskost

20.05.2022

Sancties en boetes zijn over het algemeen niet aftrekbaar. Ook niet als zij gerelateerd zijn aan de beroepsactiviteit. Die niet-aftrekbaarheid werd ingevoerd om het effect van de sanctie niet te laten verwateren. Maar minnelijke schikkingen leken niet onder die regel te vallen. Dat verandert in 2022. Het algemene principe. De niet-aftrekbaarheid van boetes wordt in het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 als volgt beschreven. Zijn niet-aftrekbaar: geldboeten, met inbegrip van transactionele geldboeten, administratieve geldboeten opgelegd door overheden, zelfs wanneer deze geldboeten niet het karakter van een strafrechtelijke sanctie hebben en zelfs wanneer hun bedrag is berekend op basis van een aftrekbare belasting, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard. Ook wanneer een werknemer een boete oploopt en de werkgever die betaalt, is de boete niet aftrekbaar. Die niet-aftrekbaarheid moet wel genuanceerd worden. Belastingverhogingen zijn wél aftrekbaar als de belasting zelf ook aftrekbaar is (bijvoorbeeld de onroerende voorheffing).Ook voor nalatigheidsinteresten op belastingen en sociale bijdragen geldt het principe van ‘de bijzaak volgt de hoofdzaak’, waarbij de bijzaak de nalatigheidsinterest is, en de hoofdzaak, de belasting of de sociale bijdrage. Is de belasting of bijdrage aftrekbaar, dan is ook de nalatigheidsinterest aftrekbaar.Verder zijn ook aftrekbaar: parkeerretributies, boetes inzake het eurovignet, de boete wegens een laattijdige neerlegging van de jaarrekening, … Uiteraard zijn ook schadevergoedingen aftrekbaar, vermits die geen sanctionerend karakter hebben. Minnelijke schikking. De minnelijke schikking vinden we terug in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), dat werd gemodelleerd door de zogenaamde afkoopwet. Die afkoopwet biedt de mogelijkheid om de strafvordering te laten vallen mits er een geldsom wordt betaald.Is dat een sanctie? Het hof van beroep van Gent vond eind 2020 alvast van niet. Volgens het hof moest er gewoon gekeken worden naar de algemene principes inzake de aftrekbaarheid van uitgaven. In het dossier voor het hof betaalde een belastingplichtige een minnelijke schikking om reputatieschade tegen te gaan. En dus was die uitgave bestemd om zijn belastbare inkomsten te behouden en was ze aftrekbaar. Wetgevend ingrijpen. De reactie liet niet lang op zich wachten. Eind 2021 werd er een aftrekverbod voor minnelijke schikkingen ingevoerd in de betrokken wet. Zijn nu ook niet meer aftrekbaar: de geldsommen, zoals bedoeld in artikel 216bis Sv. Volgens de Raad van State was het nooit de bedoeling van de wetgever om voor minnnelijke schikkingen een uitzondering te maken op de niet-aftrekbaarheid. Toch was de betrokken wet volgens de Raadsleden geen interpretatieve wet. Een bepaling wordt als ‘interpretatief’ gezien als ze een reeds bestaande bepaling verduidelijkt. Dat houdt in dat de ‘wijziging’ die wordt aangebracht, geen echte wijziging is, maar enkel beter verwoordt wat de wetgever eigenlijk had willen zeggen. Daarom is een interpretatieve bepaling of wet van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de geïnterpreteerde bepaling. Retroactief dus.Maar dat was hier niet het geval. De maatregel geldt dus niet voor het verleden. De wet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2021 en trad 10 dagen na publicatie in werking. Op 10 januari 2022 dus.Dit betekent dat de discussie over het al of niet aftrekbaar zijn van minnelijke schikkingen van vóór die datum blijft bestaan. De belastingplichtige zal immers redeneren dat de niet-aftrekbaarheid pas geldt vanaf 10 januari 2022, en dus niet ervóór. En de fiscus zal argumenteren dat de Raad van State duidelijk zegt dat het niet bedoeling van de wetgever was om de minnelijke schikking aftrekbaar te maken. Als zo’n dossier voor de rechter komt, zal die dus in alle wijsheid moeten wikken en wegen.

Lees meer
ABM logo tekst

Het scheidingsaandeel na uittreding of uitsluiting

19.05.2022

Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) maakt het mogelijk dat in de statuten van een besloten vennootschap (BV) een uittredings- en uitsluitingsmogelijkheid wordt opgenomen. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft nu toelichting gegeven bij de boekhoudkundige verwerking in hoofde van de BV in geval een aandeelhouder uittreedt of uitgesloten wordt lastens het vennootschapsvermogen. Uittreding en uitsluiting bij de BV. De uittredings- en uitsluitingsregeling lastens het vennootschapsvermogen is in een BV een facultatieve regeling. Dat wil zeggen dat een uittreding of uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen alleen toegelaten is wanneer de statuten in die mogelijkheid voorzien.Het WVV bevat wel een aantal modaliteiten die van toepassing zullen zijn áls er een uittredings- of uitsluitingsregeling in de statuten staat. Vrijwillige uittreding. De vrijwillige uittreding van een aandeelhouder-oprichter is slechts mogelijk met ingang van het derde boekjaar na de oprichting, ongeacht wat er in de statuten staat. Andere regels omtrent de vrijwillige uittreding zijn: dat de aandeelhouders slechts kunnen uittreden gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar; dat een aandeelhouder uittreedt met al zijn aandelen, waarbij deze aandelen worden vernietigd; dat de uittreding uitwerking heeft op de laatste dag van de zesde maand van het boekjaar, waarbij het bedrag van het scheidingsaandeel ten laatste één maand nadien moet worden uitbetaald; dat het bedrag van het scheidingsaandeel per aandeel gelijk is aan het bedrag dat voor dat aandeel werkelijk werd gestort en nog niet werd terugbetaald, met een maximum van de nettoactiefwaarde van het aandeel zoals die blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening. Via de statuten kan van deze 4 regels afgeweken worden. De uitkering van het bedrag van het scheidingsaandeel wordt aangemerkt als een uitkering waarop de uitkeringstesten van toepassing zijn: de netto-actief-test van artikel 5:142 van het WVV en de liquiditeitstest van artikel 5:143 van het WVV. Hiervan kan statutair niet afgeweken worden. Het bestuursorgaan moet op de gewone algemene vergadering verslag doen over de verzoeken tot uittreding die ingediend werden tijdens het vorige boekjaar. Uittreding van rechtswege of wegens het verlies van de statutair vereiste hoedanigheid. De statuten van een BV kunnen ook een regeling bevatten waardoor men ervan uitgaat dat een aandeelhouder van rechtswege is uitgetreden lastens het vermogen van de BV, in geval van: overlijden, faillissement, kennelijk onvermogen, vereffening of onbekwaamverklaring van een aandeelhouder; of het niet langer beantwoorden aan de statutaire vereisten om aandeelhouder te worden. De uittreding wordt dan geacht plaats te vinden op het ogenblik dat die omstandigheid optreedt en dezelfde wettelijke bepalingen gelden als bij een vrijwillige uittreding, met uitzondering van de termijnen. Opgelet! Als de statuten niets voorzien, kan dit niet. Uitsluiting. De uitsluiting van een aandeelhouder lastens het vermogen van de BV vindt plaats op initiatief van het bestuursorgaan. Uitsluiting is alleen mogelijk als de statuten van de BV expliciet voorzien in de mogelijkheid van uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen, om een wettige reden of om een andere, in de statuten vermelde redenen. Om een aandeelhouder uit te kunnen sluiten moet het bestuursorgaan een gemotiveerd voorstel tot uitsluiting meedelen aan de betrokken aandeelhouder. De betrokken aandeelhouder wordt verzocht zijn opmerkingen schriftelijk over te maken aan de algemene vergadering binnen de maand nadat hij het voorstel tot uitsluiting kreeg. De aandeelhouder kan vragen om gehoord te worden. Alleen de algemene vergadering is bevoegd om de uitsluiting uit te spreken en de uitsluiting moet gemotiveerd worden. Het bestuursorgaan deelt dan binnen de vijftien dagen het gemotiveerd besluit van de algemene vergadering mee aan de aandeelhouder en schrijft de uitsluiting in het aandelenregister in, met vermelding van de datum van uitsluiting en de bedragen die betaald worden aan de betrokken aandeelhouder. De uitsluitingen en de daaruit voortvloeiende statutenwijzigingen – want er is een wijziging van het aantal aandelen – worden vóór het einde van het boekjaar waarin wordt uitgetreden, vastgesteld bij authentieke akte verleden op verzoek van het bestuursorgaan. De aandelen van de uitgesloten aandeelhouder worden vernietigd. Boekhoudkundige verwerking van het scheidingsaandeel. Tenzij de statuten anders bepalen, heeft de uitgesloten aandeelhouder recht op de uitbetaling van een scheidingsaandeel dat per aandeel gelijk is aan het bedrag dat voor dat aandeel werkelijk werd gestort en nog niet werd terugbetaald, met een maximum van de nettoactiefwaarde van dit aandeel zoals die blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening. Ook hier zijn de uitkeringstesten van toepassing. Het bestuursorgaan bepaalt op welke bestanddelen van het eigen vermogen de bedragen voor de uitbetaling van het scheidingsaandeel boekhoudkundig worden aangerekend. Het bestuursorgaan moet daarbij onder meer rekening houden met de bestanddelen van het eigen vermogen die wettelijk of statutair onbeschikbaar zijn. In zover de terugbetaling van het scheidingsbestanddeel wordt aangerekend op de inbreng buiten kapitaal, moet op het ogenblik van de uittreding of uitsluiting het volgende geboekt worden:11     Inbreng buiten kapitaal        XXX          aan                48       Diverse schulden       XXX Wordt de terugbetaling van het scheidingsbestanddeel aangerekend op de reserves, dan wordt dit geboekt bij de resultaatverwerking. Op het ogenblik van de beslissing tot uittreding of uitsluiting en, in voorkomend geval, bij de onttrekking aan de reserves, vinden de volgende boekingen plaats:697      Andere rechthebbenden      XXX             aan         48       Diverse schulden      XXX133      Beschikbare reserves          XXX             aan         792      Onttrekking aan de reserves       XXX De effectieve uitbetaling van het scheidingsaandeel moet opgeschort worden als de uitkeringstesten een volledige uitkering beletten. De opschorting loopt tot op het ogenblik dat de uitkeringstesten de effectieve uitbetaling toelaten. De Commissie meent dat de BV deze uitbetalingsonmogelijkheid moet opnemen in de toelichting bij haar jaarrekening.

Lees meer
ABM logo tekst

Belastingvermindering voor relance-uren

13.05.2022

In het kader van het sociaal akkoord van 2021 werd overeengekomen om het aantal vrijwillige overuren dat zonder overwerktoeslag gepresteerd mocht worden, in alle sectoren op te trekken van 100 tot 220 uur. De 120 bijkomende vrijwillige overuren worden relance-uren genoemd. U kan er nog gebruik van maken tot eind 2022. Arbeidsrechtelijk. Hoewel reeds van toepassing vanaf 1 juli 2021 werd dit sociaal akkoord pas eind 2021 in een wet gegoten. De wetswijziging zorgde ervoor dat het aantal vrijwillige overuren, zoals bedoeld in artikel 25bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971, in 2021 en 2022 voor alle sectoren werd verhoogd met 120 bijkomende uren, ‘relance-uren’ genoemd. Die relance-uren kunnen gepresteerd worden in de periode van: 01.07.2021 t.e.m. 31.12.2021; en 01.01.2022 t.e.m. 31.12.2022. De maatregel bestond al eerder, maar was toen beperkt tot de zogenaamde cruciale sectoren (ziekenhuizen, supermarkten, …). Vrijwillige overuren die al gepresteerd werden in 2021 moeten afgetrokken worden van het contingent van 120 bijkomende vrijwillige overuren in de periode van 1 juli 2021 t.e.m. 31 december 2021. Relance-uren die onder deze maatregel gepresteerd worden, moeten niet ingehaald worden en er is geen overloon voor verschuldigd. Fiscaal. Waarom zou een werknemer vrijwillig overuren doen als hij er geen overloon voor krijgt? Daarvoor bestaat een fiscale reden: de bezoldigingen voor de 120 bijkomende relance-uren die in 2021 en 2022 gepresteerd worden, zijn vrijgesteld van inkomstenbelastingen.Opgelet: de bezoldigingen voor de eerste 100 vrijwillige overuren blijven in beginsel wel belastbaar! In principe staat de vrijstelling van inkomstenbelastingen open voor bezoldigingen van zowel werknemers als bedrijfsleiders, maar de bezoldigingen van een bedrijfsleider die deze verkregen heeft naar aanleiding van zijn werkzaamheid als zelfstandig bedrijfsleider komen niet in aanmerking voor de vrijstelling, omdat zelfstandige bedrijfsleiders wettelijk gezien geen vrijwillige overuren kunnen presteren. Overschrijding van het maximum. De vrijstelling is beperkt tot 120 bijkomende vrijwillige overuren per belastingplichtige. Als dat maximum wordt overschreden, wordt de vrijstelling pro rata berekend. Als er in 2021 bezoldigingen voor minder dan 120 relance-uren werden betaald, dan kan voor het saldo een belastingvrijstelling worden verleend op de bezoldigingen voor de in 2021 gepresteerde relance-uren die pas in 2022 worden uitbetaald of toegekend. Hetzelfde geldt voor de bezoldigingen voor relance-uren die in 2022 worden gepresteerd, maar die niet volledig in 2022 zouden worden uitbetaald. VoorbeeldA presteert in het vierde kwartaal van 2021 40 relance-uren. Daarvan worden er 30 uitbetaald in 2021 en 10 in 2022. A presteert in 2022 het maximum van 120 relance-uren. Daarvan worden er 115 uitbetaald in 2022 en 5 in 2023. Dat betekent dat A in inkomstenjaar 2021 een vrijstelling geniet voor 30 uren, in inkomstenjaar 2022 voor 125 uren (dat is: voor 10 uren gepresteerd in 2021 en voor 115 uren gepresteerd in 2022) en in inkomstenjaar 2023 voor 5 uren (gepresteerd in 2022). Horeca. Voor de horeca geldt al enige jaren een aparte regeling. Er geldt een vrijstelling inzake inkomstenbelastingen voor 360 of 300 overuren, naargelang er al dan niet witte kassa is. In het eerder uitzonderlijke geval dat een werknemer eerst buiten de horeca vrijgestelde relance-uren presteert en daarna in de horeca ook nog eens vrijgestelde overuren presteert, moeten de vrijgestelde relance-uren afgetrokken worden van het contingent van de 360/300 vrijgestelde horeca-overuren. Belastingvermindering. De vrijstelling voor relance-uren mag niet verward worden met de belastingvermindering voor overwerk met overwerktoeslag. Dat is een andere maatregel uit het sociaal akkoord: dat akkoord breidt de belastingvermindering uit die een werknemer geniet voor overwerk mét overwerktoeslag van 130 naar 180 overuren. Die maatregel is gekoppeld aan een vrijstelling voor werkgevers: zij hoeven de bedrijfsvoorheffing op de lonen voor die overuren niet door te storten aan de Schatkist. Welnu, relance-uren komen niet in aanmerking voor de doorstortingsvrijstelling, noch voor de belastingvermindering omdat er bij relance-uren geen overwerktoeslag wordt betaald. Tot eind 2022. De belastingvrijstelling voor relance-uren geldt alleen voor relance-uren die tot 31 december 2022 worden gepresteerd. Het aanknopingspunt is dus de datum van de prestatie. Dat betekent ook dat het perfect mogelijk is om de vrijstelling nog in 2023 te genieten voor relance-uren die in de loop van 2022 werden gepresteerd, maar die pas in 2023 worden uitbetaald.

Lees meer
ABM logo tekst

De salariswagen en de btw in 2022

06.05.2022

Salariswagens kennen een bijzonder belastingstelsel op het vlak van btw. Een bijzonder ingewikkeld stelsel bovendien. Toen Covid-19 onze manier van werken overhoop haalde, kende de fiscus toleranties toe. Die worden in 2022 teruggedraaid, maar om dat mogelijk te maken, is een nieuwe tolerantie nodig. Beroeps- versus privéverplaatsingen. Als u uw werknemers een bedrijfswagen ter beschikking stelt waarmee ze ook privéverplaatsingen mogen doen, dan spreken we in de inkomstenbelastingen van een voordeel van alle aard, dat als loon wordt belast. Hoeveel er privé met de wagen gereden wordt, is van geen belang.Maar ook inzake btw heeft zo’n salariswagen consequenties, en daar is het wél van belang om te weten hoeveel kilometers er privé, en hoeveel er beroepsmatig gereden worden. Bij privéverplaatsingen denkt u wellicht meteen, en terecht, aan winkelen, familiebezoek, vakantie… En beroepsverplaatsingen zijn dan de ritten die de werknemer doet naar een werf, een klant, … Maar vaak wordt vergeten dat de fiscus het woon-werkverkeer niet als een beroepsverplaatsing beschouwt, ook al is dat duidelijk gelinkt aan de job! Althans niet bij de werkgever. M.a.w.: het woon-werkverkeer is wél een beroepsverplaatsing voor de werknemer, maar niet voor de werkgever. Btw-aftrek. Als een voertuig gekocht wordt als een handelsgoed, dan is de btw voor diegene die dat voertuig kocht, uiteraard aftrekbaar. Wordt het voertuig achteraf toch niet verkocht, maar wordt het privé gebruikt door de handelaar, dan moet die de afgetrokken btw herzien en terugbetalen. Wordt het voertuig gekocht om het in te zetten voor de activiteiten, dan is de btw weer 100% aftrekbaar. Denken we maar aan de bestelwagens waarmee u uw handelswaar levert. Gebruikt u het voertuig deels ook voor privédoeleinden, dan moet de btw-aftrek daaraan aangepast worden. Voor personenwagens, die zowel voor personen- als voor goederenvervoer geschikt zijn, geldt als het ware een vermoeden dat zij altijd voor privédoeleinden worden gebruikt. De btw-aftrek op dat soort voertuigen kan nooit hoger zijn dan 50%. De btw op een personenwagen is dus in elk geval maximaal voor 50% aftrekbaar, maar als het beroepsgebruik lager ligt dan die 50%, dan is de aftrek uiteraard beperkt tot dat lagere percentage. Verhouding privé- versus beroepsgebruik bepalen. Hoe bepaal je het aftrekpercentage? Daarvoor zijn er 3 methodes. Methode 1: u houdt een dagelijkse rittenadministratie bij. Methode 2 of semi-forfaitaire methode: u berekent het beroepsgebruik met de formule: % privégebruik = ((afstand woon-werk x 2 x 200 + 6.000) / totale afstand) x 100. Het percentage beroepsgebruik is dan gelijk aan 100 % - het percentage privégebruik. Methode 3 of forfaitaire methode: het beroepsgebruik wordt forfaitair vastgesteld op 35 %. De methodes 1 en 2 mag u combineren: de ene methode voor het ene voertuig, de andere methode voor een ander voertuig. De forfaitaire methode mag u echter niet combineren met andere methodes. Als u kiest voor die methode, moet u die bovendien gedurende ten minste 4 jaar toepassen. En toen kwam Covid-19. Door Covid-19 en het verplicht of sterk aanbevolen telewerk daalde het aantal beroeps- en privékilometers. Ondernemers die voor hun wagenpark de semi-forfaitaire methode gebruikten, waren daardoor in het nadeel: bij die berekeningsmethode wordt het privégebruik (waaronder het woon-werkverkeer) forfaitair geschat : het feit dat het personeelslid in 2020 en 2021 veel meer thuis werkte dan op kantoor, had geen impact op het aftrekpercentage. Daarom besliste de minister van Financiën dat wie de semi-forfaitaire berekeningsmethode (methode 2) gebruikte, gedurende de kalenderjaren 2020 en 2021 de forfaitaire methode (methode 3) met een beroepsgebruik van 35% mocht toepassen. Bovendien mochten deze personen de semi-forfaitaire methode en de forfaitaire methode combineren, wat normaal gezien niet mag. Einde van de pandemie. Maar nu de werknemers weer meer en meer opduiken op de werkvloer is de semi-forfaitaire methode wellicht weer meer relevant dan de forfaitaire aftrek van 35%. Daarom besliste de belastingadministratie eind maart dat belastingplichtigen die gebruik maakten van de tolerantie, terug mogen overschakelen naar de semi-forfaitaire methode. Dat is niet helemaal volgens het boekje, want in principe was u verplicht om de forfaitaire methode gedurende ten minste vier kalenderjaren te gebruiken. Met een circulaire bevestigt de administratie nu duidelijk dat u mág overschakelen; u móet niet overschakelen. Dus best even de rekenmachine bovenhalen vooraleer u gebruik maakt van deze nieuwe tolerantie.

Lees meer
ABM logo tekst

Vennootschap en aandeelhouder samen eigenaar… Geen goed idee

02.05.2022

Wie samen met een andere persoon eigenaar is van een onroerend goed kan een einde maken aan die mede-eigendom door uit onverdeeldheid te treden. Het verdeelrecht bedraagt, afhankelijk van de ligging van het onroerend goed, 2,5% in Vlaanderen of 1% in de beide andere gewesten. Bent u echter mede-eigenaar, samen met uw eigen vennootschap, dan betaalt u een verkooprecht van 12% of 12,5%. Waarom is dat? ‘Historische’ vennoten. U hebt een NV (een kapitaalvennootschap) en stel dat die NV een gebouw heeft. Als de NV vereffend wordt en u het gebouw toebedeeld krijgt, is er een verkooprecht verschuldigd. Ook als u het gebouw dat u zelf inbracht, bij de vereffening terug krijgt. Dat verkooprecht bedraagt 12% in Vlaanderen en 12,5% in de twee andere gewesten. Bent u vennoot in een BV (een personenvennootschap) en krijgt u bij de vereffening het onroerend goed, dan zijn er twee mogelijkheden: Als u géén vennoot was op het ogenblik dat de BV de eigendom verwierf, betaalt u een verkooprecht. Als u wél al vennoot was op het ogenblik dat de BV (of vroeger, BVBA) het gebouw kocht, of als u het gebouw zelf heeft ingebracht, dan bent u een ‘historische’ vennoot en komt u terecht in de wachtregeling. De wachtregeling betekent dat u bij de vereffening enkel een vast recht moet betalen. De fiscus wacht dan op wat er daarna zal gebeuren: Als u het gebouw verwerft met andere vennoten die allemaal historische vennoten zijn, dan kan u uit onverdeeldheid treden en is er enkel een verdeelrecht verschuldigd. Als het gebouw echter terecht komt bij iemand die géén historische vennoot is, dan is het verkooprecht verschuldigd. Achterdeurtje is doodlopend spoor. In een NV ontsnapt u dus niet aan het verkooprecht tenzij, … misschien …Een tiental jaar geleden ontstond de trend om als aandeelhouder samen met de vennootschap een onroerend goed aan te kopen. U koopt bijvoorbeeld 10% van het geheel – waarop u dan het verkooprecht moet betalen – en uw vennootschap koopt de overige 90% – waarop ook het verkooprecht verschuldigd is, maar dat bedrag is aftrekbaar als beroepskost.  Na vele jaren, bijvoorbeeld als u de vennootschap wilt stopzetten, treedt u uit onverdeeldheid en neemt u het deel van de vennootschap over. Volstaat dan een verdeelrecht op die transactie? ‘Neen’, zegt de fiscus. Want de regeling rond de vennoten die een onroerend goed verkrijgen uit hun eigen vennootschap is een bijzondere regeling, bedoeld als antimisbruikbepaling. En die antimisbruikbepaling heeft voorrang op de algemene regeling inzake verdeelrecht. Met de term ‘fiscus’ hebben we het hier zowel over de federale fiscus (die nog gedeeltelijk bevoegd is voor de registratierechten), als over Vlabel, dat bevoegd is voor de Vlaamse registratierechten. Van eerste aanleg, via Cassatie naar het Grondwettelijk Hof. Er is al heel wat inkt gevloeid over deze interpretatie. Heel wat belastingplichtigen trokken naar de bevoegde rechtbanken en hoven, om ten slotte bij het Hof van Cassatie terecht te komen. Eén van de argumenten die daar werden aangehaald was de schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat is echter niet de bevoegdheid van het Hof van Cassatie, wel die van het Grondwettelijk Hof. Het gelijkheidsbeginsel lijkt in die zin geschonden te zijn dat de vennoot die in onverdeeldheid is met zijn eigen vennootschap, een verkooprecht moet betalen. Terwijl er van iemand anders, die geen vennoot is en die in onverdeeldheid is met diezelfde vennootschap, enkel een verdeelrecht wordt gevorderd. Het Grondwettelijk Hof meent echter dat dit onderscheid verantwoord is, omdat de regel dat er een verkooprecht verschuldigd is als de vennoot een onroerend goed uit de eigen vennootschap haalt, een anti-misbruikbepaling is, die effectief voorrang heeft op het verdeelrecht. Terecht stelt men zich de vraag wélk misbruik hier bestreden wordt. Bij aankoop van het onroerend goed werden de rechten immers betaald, deels door de vennootschap, deels door de vennoot. Maar de beslissing van het Grondwettelijk Hof maakt wel een einde aan de discussies. Mede-eigendom tussen de vennootschap en één van haar vennoten wordt dus best vermeden.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe responsabiliseringsbijdrage voor de werkgevers

29.04.2022

De programmawet van eind 2021 voert een nieuwe responsabiliseringsbijdrage in voor werkgevers met een groot aantal werknemers op invaliditeit. Hoe kunt u die bijdrage vermijden? Minder langdurig zieken. In oktober 2021 maakte de federale regering een actieplan bekend om het aantal langdurig zieken terug te dringen. Het was de bedoeling om dat te realiseren via: een verlaging van de uitkeringen van langdurig zieke werknemers die niet meewerken aan een re-integratieplan het invoeren van een wachttijd voor werkgevers die een arbeidsovereenkomst willen beëindigen op basis van overmacht. Die wachttijd moet toelaten om eerst een re-integratietraject op te starten, en het opleggen van een sanctie aan ondernemingen met meer dan 49 werknemers die tijdens een bepaald kwartaal bovenmaats veel langdurig zieke werknemers hebben: een nieuwe responsabiliseringsbijdrage. Welke werkgevers, welke werknemers?. De nieuwe bijdrage geldt voor de werkgevers uit de privésector die onderworpen zijn aan de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Werkgevers die gemiddeld minder dan 50 werknemers tewerkstellen, zijn vrijgesteld. Wat de werknemers betreft, gelden de volgende regels: U moet alleen rekening houden met de invaliditeitsperiodes die aanvangen op of na 1 januari 2022. U moet bij de berekening van het aantal invalide werknemers geen rekening houden met de werknemers die op de aanvangsdatum van de invaliditeit beschikken over een toelating tot werkhervatting van het ziekenfonds. Er wordt bij de berekening van de totale tewerkstelling geen rekening gehouden met de werknemers die minder dan 3 opeenvolgende ononderbroken dienstjaren in de onderneming hadden in het vierde kwartaal dat vooraf ging aan dat waarin de invaliditeit is aangevangen (Q-4). Bovenmaatse instroom. De bijdrage is verschuldigd als er sprake is van een ‘bovenmaatse instroom’, maar hoe wordt die instroom berekend? Er wordt daarvoor gekeken naar het aantal werknemers van de onderneming dat tijdens het laatste jaar in de invaliditeit terecht kwam – de zogenaamde ‘intredes’. Dat aantal wordt vergeleken met het gemiddelde in dezelfde activiteitensector en in alle ondernemingen van de privésector. De bijdrage is trimestrieel: de vergelijking wordt dus elk kwartaal opnieuw gemaakt, door het gemiddelde van de verhoudingen tussen de intredes in kwartaal Q – het kwartaal waarin de invaliditeit aanvangt – en elk van de drie voorgaande kwartalen te vergelijken met de totale tewerkstelling in de onderneming in elk van de overeenstemmende kwartalen van het voorafgaande kalenderjaar. Dat gemiddelde wordt dan vergeleken met het gemiddelde van de ondernemingen die tot dezelfde sector behoren en met dat van de privésector in het algemeen. Is het gemiddelde van uw onderneming hóger, dan spreken we van een bovenmaatse instroom. De mate waarin het gemiddelde van de individuele onderneming boven dat van de activiteiten- en privésector mag liggen, moet nog bepaald worden. In afwachting daarvan is er nog geen bijdrage verschuldigd. Hoogte van de responsabiliseringsbijdrage. De programmawet heeft de responsabiliseringsbijdrage vastgelegd op 0,625% van de loonmassa die aan sociale bijdragen is onderworpen in het kwartaal dat vooraf gaat aan dat waarin de invaliditeit is aangevangen. Voor de berekening van de loonmassa wordt er geen rekening gehouden met: werknemers jonger dan 18 jaar werknemers van 55 jaar of ouder, en werknemers met minder dan 3 opeenvolgende ononderbroken dienstjaren in de onderneming. De bijdrage wordt geïnd samen met de gewone sociale bijdrage van het tweede kwartaal dat volgt op het kwartaal van de intrede in invaliditeit. Waarschuwing. De RSZ krijgt in de wet nog de opdracht om ondernemingen waarvan de instroom in invaliditeit negatief evolueert en die dus het risico lopen om aan de bijdrage onderworpen te worden, te verwittigen, zodat zij nog snel stappen kunnen ondernemen om de intrede in invaliditeit te beperken.

Lees meer
ABM logo tekst

Bestuurdersmandaat en werknemersfunctie in dezelfde vennootschap

25.04.2022

Bestuurdersmandaten in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap mogen niet in een arbeidsovereenkomst gegoten worden. Wat niet betekent dat een bestuurder geen werknemer zou kunnen zijn, maar evident is het niet. Dualiteit van functies. Een vennootschapsmandataris mag niet via een arbeidsovereenkomst met de vennootschap verbonden zijn. Dat vloeit voort uit het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). Het verbod heeft: in een nv betrekking op de bestuurders, de leden van de raad van toezicht en de leden van de directieraad, en in een bv, op de bestuurders. Maar wat als een bestuurder binnen eenzelfde vennootschap nog een andere functie uitoefent? Die zogenaamde ‘dualiteit van functies’ is mogelijk onder 3 voorwaarden. In eerste instantie moet de andere functie duidelijk te onderscheiden zijn van de bestuursfunctie. Dat houdt in dat er geen rechtstreeks verband mag zijn met het mandaat als bestuurder. Denken we maar aan een commerciële functie, een financiële functie of een functie als HR-verantwoordelijke. De tweede voorwaarde wordt gevormd door de band van ondergeschiktheid. Dat is immers een noodzakelijk bestanddeel van elke arbeidsovereenkomst. Dat is meteen ook de moeilijkste en meest gevoelige voorwaarde van de drie: in zijn hoedanigheid van werknemer moet er een band van ondergeschiktheid zijn tussen de werkgever en de werknemer, terwijl diezelfde persoon al zelf aan de top van het bedrijf staat.  Wie moet dan het gezag uitoefenen ten aanzien van die werknemer-bestuurder? Dat kan een orgaan van de vennootschap zijn of een persoon die werd aangesteld door de vennootschap. De algemene vergadering van aandeelhouders kan geen gezag uitoefenen, omdat zij slecht één keer per jaar samen komt.  U begrijpt meteen ook dat deze voorwaarde niet vervuld kan worden in een vennootschap met slechts één bestuurder. Ook als een direct familielid in feite de belangrijkste bestuursfuncties in handen heeft, is het niet mogelijk om van een band van ondergeschiktheid te spreken.  De derde voorwaarde betreft het loon. De werknemer-bestuurder moet voor zijn prestaties een loon ontvangen – alsof er geen bestuursmandaat is. Een bestuurdersvergoeding kan niet gelijkgesteld worden met een loon. Zou de betrokken persoon géén loon ontvangen voor zijn arbeidsprestaties, dan bevestigt dat alleen maar dat hij geen werknemer is, maar bestuurder. Dagelijks bestuur. Het verbod om met een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn, slaat enkel op de functies als vennootschapsmandataris. Het verbod heeft geen betrekking op het orgaan van dagelijks bestuur.  Het WVV voorziet erin dat bepaalde handelingen niet via de bestuurders moeten passeren. Namelijk handelingen die niet verder gaan dan de behoeften van het dagelijkse leven van de vennootschap, handelingen die een gering belang vertonen of handelingen die een spoedeisend karakter hebben zodat de tussenkomst van het bestuursorgaan niet gerechtvaardigd is.  Het WVV zegt niets uitdrukkelijks omtrent het sociaal statuut van de leden van dát orgaan, waaruit de rechtsleer afleidt dat een sociaal statuut van werknemer mogelijk is. Arbeidsrecht en RSZ. Als vaststaat dat de vennootschapsmandataris ook een werknemer is, dan zijn er meteen ook twee verschillende sets van regels die van toepassing zijn, wat het arbeidsrecht en de sociale zekerheid betreft. In zijn hoedanigheid van werknemer, geniet de betrokkene de bescherming van de werknemers op het vlak van arbeidsduur, jaarlijkse vakantie en ontslag. Als het bestuursmandaat tot een einde komt, mag dat niet automatisch leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat zou in strijd zijn met het principe van de dualiteit van de functies. Als de vennootschap en de bestuurder-werknemer afscheid willen nemen van elkaar, dan moeten de regels inzake de herroeping van het bestuursmandaat enerzijds, én de opzeggingsregels uit de Arbeidsovereenkomstenwet anderzijds, gerespecteerd worden. Ook op het vlak van de sociale zekerheid moet de dualiteit doorgetrokken worden: voor wat zijn bestuursmandaat betreft, is deze persoon onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen, terwijl hij voor de werknemersfunctie onder de socialezekerheidsregeling van de werknemers valt.  Noteer daarbij dat er een vermoeden is dat iedereen die in België een beroepsbezigheid uitoefent zonder arbeidsovereenkomst, een zelfstandige is, en dus onderworpen is aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Bovendien wordt elke persoon die aangesteld wordt als mandataris in een vennootschap – die zich dus met de exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard zal bezighouden – geacht wordt een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen.   Wie zijn mandaat kosteloos uitoefent, moet dat kunnen bewijzen. Als de mandataris erin slaagt om dat bewijs te leveren, is hij niet onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Slaagt de mandataris er niet in om dat bewijs te leveren, dan moet er nog gekeken worden of hij zich moet aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds als zelfstandige in hoofdberoep, dan wel als zelfstandige in bijberoep. Dat wordt dan bepaald door de omvang van de prestaties als loontrekkende. Een aansluiting als zelfstandige in bijberoep is mogelijk aIs de mandataris voor minstens 50% van een voltijdse betrekking in dienst is als loontrekkende. Fiscaliteit. Noteer ook dat de opsplitsing van de functies op fiscaal vlak geen impact heeft. De fiscus beschouwt alle vergoedingen als vergoedingen van de bedrijfsleider. Tenzij de betrokkene kan aantonen dat de bestuursfunctie kosteloos wordt uitgeoefend en er enkel een vergoeding is voor de functie in dienstverband. Duidelijke afspraken. Wie een bestuursmandaat wil combineren met een functie in dienstverband, doet er goed aan om alles goed te documenteren. De combinatie van beide functies vormt immers een uitzondering op de regel. 

Lees meer
ABM logo tekst

Betalingsachterstand: 60 dagen of 30 dagen?

21.04.2022

De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties werd in de loop van 2021 gewijzigd. De nieuwe regels traden in werking op 1 februari 2022. Wat moet u zeker weten ? Wat zijn de hoofdregels inzake betalingsachterstand ?. De wet van 2 augustus 2002 geldt enkel in het kader van handelstransacties. Dat zijn transacties tussen ondernemingen, of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, die leiden tot een levering van goederen, een verrichting van diensten of het ontwerpen en uitvoeren van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken, tegen vergoeding. Als er geen betalingstermijn of datum in het contract werd opgenomen, dan lag de betalingstermijn tot voor kort vast op 30 kalenderdagen. Dat blijft ook zo.  De termijn van 30 dagen vangt in principe aan op de dag dat de schuldenaar de factuur of een verzoek tot betaling ontvangt. Als die datum niet kan vastgesteld worden, dan moet er gekeken worden naar de datum waarop de goederen of diensten ontvangen werden. Ook als de schuldenaar de factuur eerder ontvangt dan de goederen of diensten, begint de termijn maar te lopen bij de ontvangst van de goederen of diensten. Maar de partijen kunnen ook een betalingstermijn overeenkomen. Onder de oude wet konden de contracterende partijen die termijn vrij bepalen, zonder dat die meer mocht bedragen dan 90 dagen. Alleen als de schuldeiser een kmo was, en de schuldenaar dat niet was, mocht de betalingstermijn niet langer zijn dan 60 dagen. Het was echter een courante praktijk dat de schuldenaar in dergelijke situaties de betaaltermijn van 60 dagen maar liet aanvangen nadat hij de goederen uitdrukkelijk had aanvaard. Op die manier kon de schuldenaar in de praktijk toch een betalingstermijn van 90 dagen afdwingen. Dat achterpoortje wordt door de nieuwe wet gesloten. De maximale betalingstermijn is nu 60 dagen, ongeacht of er kmo’s bij de deal betrokken zijn, of niet.  Bedingen die voorzien in een langere betalingstermijn dan 60 dagen, worden als ongeschreven beschouwd, zodat de termijn dan op 30 dagen komt te liggen! Als de schuldenaar de goederen vanaf nu wil testen op conformiteit, dan maakt de termijn die hij daarvoor willen voorbehouden, deel uit van de 60 dagen-termijn.   Verder moet de schuldenaar, uiterlijk op het tijdstip van ontvangst van de goederen of verrichting van de diensten, aan de schuldenaar alle informatie verstrekken die nodig is om de factuur te kunnen opstellen. Ingebrekestelling. Als er op de vervaldag niet betaald werd, dan is de schuldenaar meteen, en van rechtswege (d.w.z. automatisch), een rente verschuldigd, plus een forfaitaire schadevergoeding van 40 euro. De schuldeiser moet de schuldenaar hiervoor niet in gebreke stellen: de schuldeiser kan contractueel dus niet afdwingen dat de schuldenaar geen rente mag vorderen. Sinds 1 februari. De nieuwe regels zijn van toepassing sinds 1 februari 2022. De nieuwe regelgeving geldt dus zeker voor contracten die sindsdien werden afgesloten. Ook voor lopende contracten. Maar wat met de lopende contracten? In antwoord op een parlementaire vraag liet de bevoegde minister van Werk en Economie weten dat hij van mening is dat de wet (die van dwingend recht is) onmiddellijk van toepassing is op de lopende contracten. De gevolgen van die redenering zijn niet min: als een lopend contract in een looptijd voorziet van meer dan 90 dagen, dan wordt dat beding onder het nieuwe recht als ongeschreven beschouwd. Dat zou betekenen dat de betalingstermijn dan terugvalt op 30 dagen en dat er na die 30 kalenderdagen rente en een forfaitaire vergoeding verschuldigd zijn. Volgens sommige auteurs heeft de rechter wel de mogelijkheid om, in de plaats van het beding volledig te negeren, het terug te brengen naar de maximale wettelijke termijn van 60 dagen. Het lijkt in elk geval aangewezen om voor de lopende contracten te bekijken of de nieuwe maximumtermijn niet overschreden werd. Indien dat wel het geval is; is het belangrijk om de clausule te herzien en ze in overeenstemming te brengen met de wet.

Lees meer
ABM logo tekst

Kmo-groottecriteria anno 2022

19.04.2022

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) publiceerde midden maart een nieuwe versie van haar advies over de groottecriteria voor kleine vennootschappen. Een interessant document. Definitie van kleine vennootschappen en microvennootschappen. Traditioneel gebruiken we de term ‘kmo’ als we het hebben over kleine ondernemingen. De ‘M’ in de afkorting staat in principe voor de middelgrote ondernemingen, maar juridisch gezien bestaan die niet in onze vennootschapswetgeving. Daar bestaan eigenlijk alleen maar 2 soorten vennootschappen: vennootschappen die ‘klein’ zijn en vennootschappen die ‘niet klein’ zijn.  Een vennootschap is een kleine vennootschap als ze op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:  jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50 jaaromzet, exclusief btw: 9.000.000 euro, en balanstotaal: 4.500.000 euro.  Er bestaat echter nog een ‘ondersoort’ van kleine vennootschappen, namelijk de microvennootschappen. Dat zijn kleine vennootschappen die op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar géén dochtervennootschap of moedervennootschap zijn én die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: jaargemiddelde van het aantal werknemers: 10 jaaromzet, exclusief btw: 700.000 euro, en balanstotaal: 350.000 euro. Er zijn dus 3 elementen van belang: het personeelsbestand, de jaaromzet en het balanstotaal. Het balanstotaal kan u gewoon raadplegen in de jaarrekening en behoeft geen verdere toelichting. Maar hoe zit het met het personeelsbestand en de omzet? Personeelsbestand. Om het jaargemiddelde van het personeelsbestand te berekenen, moet er gekeken worden naar het gemiddeld aantal werknemers in voltijdse equivalenten dat geregistreerd is in de Dimona-databank op het einde van elke maand van het boekjaar. Zijn er werknemers die niet in de Dimona-databank opgenomen moeten worden, dan moet u kijken naar het algemeen personeelsregister of naar een gelijkwaardig bestand. Voor deeltijds tewerkgestelde werknemers gebeurt de berekening op basis van het contractueel overeengekomen aantal te presteren uren, gerelateerd aan de normale arbeidsduur van een vergelijkbare voltijdse werknemer (referentiewerknemer). Omzet. Het begrip ‘omzet’ wordt gedefinieerd als het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap.  De btw wordt buiten beschouwing gelaten. Toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat) worden afgetrokken, maar als de onderneming een overheidstussenkomst ontvangt in het kader van een tariferingspolitiek, als compensatie voor lagere ontvangsten, dan moet dat bedrag mee opgenomen worden. De CBN benadrukt dat het moet gaan om opbrengsten van het normale bedrijf en de commissie geeft daarbij het volgende voorbeeld. Voorbeeld 1Een resultatenrekening bevat de volgende gegevens: • jaaromzet, excl. btw: 3.300.000 euro• andere bedrijfsopbrengsten: 200.000 euro• financiële opbrengsten (dividenden): 700.000 euro, en• niet-recurrente financiële opbrengsten: 550.000 euro.De omzet bedraagt hier 3.300.000 euro.  Maar als de opbrengsten uit het gewone bedrijf van een vennootschap voor meer dan de helft bestaan uit opbrengsten die niet aan de omschrijving van de post ‘Omzet’ beantwoorden, dan geldt er een afwijkend regime. In dat geval kijkt men voor het begrip ‘omzet’ naar het totaal van de bedrijfs- én financiële opbrengsten, met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten.  Voorbeeld 2Stel dat de resultatenrekening er als volgt uitziet:• jaaromzet, excl. btw: 300.000 euro• andere bedrijfsopbrengsten (met uitzondering van de niet-recurrente): 850.000 euro• andere financiële opbrengsten (met uitzondering van de niet-recurrente): 2.700.000 euro, en• niet-recurrente financiële en bedrijfsopbrengsten: 550.000 euro.De eerste drie posten komen voort uit het gewone bedrijf van de vennootschap. Samen vormen zij een totaal van 3.850.000 euro, waarvan meer dan de helft is samengesteld uit elementen die niet overeenkomen met de klassieke definitie van omzet. In dit geval wordt dus als omzet voor het groottecriterium het bedrag van 3.850.000 euro genomen.  Duur van het boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden . In eerste instantie benadrukt de CBN dat het niet de bedoeling is dat vennootschappen systematisch een boekjaar hebben dat langer of korter is dan 12 maanden. Dat kan, bij wijze van uitzondering, wel toegestaan worden, maar een boekjaar kan nooit langer zijn dan 24 maanden min één kalenderdag.  Stel dat je dan toch in zo’n uitzonderlijke situatie bent, hoe bereken je dan de criteria?Volgens de CBN moet u het limietbedrag van de omzet, exclusief btw, vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller overeenstemt met het aantal maanden van het betrokken boekjaar. Elke begonnen maand wordt voor een volle maand geteld. Voorbeeld 3Neem een vennootschap met een omzet van 17.000.000 euro, excl. btw, in boekjaar X, dat 15 maanden telt. De limiet van de omzet (9.000.000 euro voor een kleine vennootschap) moet omgezet worden naar een limiet over 15 maanden. Met andere woorden: 9.000.000 euro x 15/12 = 11.250.000 euro > 9.000.000 euro. In dit voorbeeld heeft de vennootschap dus de omzetlimiet voor de kleine vennootschappen overschreden. Voorbeeld 4U zou ook de omzet van de vennootschap over 15 maanden kunnen terugbrengen naar een periode van 12 maanden en dán vergelijken met 9.000.000 euro, maar het eindresultaat is uiteraard hetzelfde : de vennootschap overschrijdt het omzetcriterium: 17.000.000 euro x 12/15 = 13.600.000 euro > 9.000.000 euro. Belang. Waarom moet u weten of uw onderneming een kmo is, of niet? Eerst en vooral omdat heel wat administratieve verplichtingen verschillend zijn voor kmo’s en andere vennootschappen. Denken we bijvoorbeeld aan de jaarrekening, die minder uitgebreid is voor microvennootschappen en kleine vennootschappen. Maar ook fiscaal zijn er verschillen te noteren. Opgelet echter! In sommige gevallen, en zeker wanneer het om Europese subsidieregels gaat, gelden er heel andere ‘kmo-normen’.

Lees meer
ABM logo tekst

De duurste deurbel van België?

15.04.2022

Als u werken laat uitvoeren aan uw woning, kan u een lager btw-tarief krijgen als die woning 10 jaar of ouder is. Maar het moeten dan wel werken aan uw woning zijn, en niet aan de poort van uw oprit. De feiten. Een aannemer verricht werken in onroerende staat: hij plaatst meer bepaald poorten en video- en parlofoonapparaten. Waar mogelijk – dus als de woning voldoende oud is – wordt het verlaagd tarief van 6% btw aangerekend. De Btw-Administratie komt daar achter tijdens een controle in 2013 en zij stuurt de aannemer een correctieopgave. Vervolgens verloopt de procedure zoals het hoort: de aannemer is niet akkoord, de Administratie stelt een proces-verbaal op, waarop de aannemer een administratief bezwaar indient. En dat wordt vervolgens afgewezen door de Administratie. De volgende stap is dan de rechtbank. Het dossier gaat van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (16 april 2018) naar het Hof van Beroep van Antwerpen (11 februari 2020), waar de aannemer telkens ongelijk krijgt. De aannemer stapt vervolgens naar het Hof van Cassatie, dat op 23 december 2021 de aannemer finaal ongelijk geeft. Woning of poort. Zoals gezegd, is het verlaagd tarief enkel mogelijk als een particulier verbouwingen laat doen aan zijn privéwoning. Bij wijze van uitzondering geldt het verlaagd tarief ook voor werken aan gebouwen waarin ook een beroep wordt uitgeoefend, maar dan moet het duidelijk zijn dat enkel het privé-gedeelte ervan profiteert, of anders moet het beroepsmatig gedeelte erg beperkt zijn. Het Hof van Beroep van Antwerpen oordeelt dat het ophangen van poorten niet in aanmerking kan komen voor het verlaagd tarief van 6%. De werken moeten immers gebeuren aan een aanhorigheid bij de woning of moeten dienen ter verbetering van de woning zelf. En de werken moeten een onmiddellijk nut hebben voor de private woonfunctie.  Het maakt niet uit of de poort wordt opgehangen aan de gevel van het huis, dan wel aan een paal. Poorten die een afscheiding vormen van de eigendom, van de openbare weg, moeten als een afsluiting beschouwd worden en afsluitingen (de afspanning rond uw erf, een hek voor het huis, …) zijn uitgesloten van het verlaagd tarief. Deurbel. Het Hof spreekt zich ook uit over de videofoon en de parlofoon die geïnstalleerd worden aan de poorten. Hier stelt het Hof van Beroep dat de aanhechting aan de woning wél relevant is. Als de video- of parlofooninstallatie gehecht is aan de woning, voldoet die aan de voorwaarden voor de toepassing van het tarief van 6% en dan is voor de installatie ervan het verlaagd tarief van toepassing. In het andere geval – de videofoon hangt bijvoorbeeld aan de poort op 20 meter van de voordeur – is er geen verlaagd tarief mogelijk. Het Hof buigt zich tot slot nog over de situatie waarbij een deel van de installatie aangehecht is aan de woning en een ander deel gehecht is aan onderdelen die niet behoren tot de eigenlijke woning. U heeft bijvoorbeeld een poort met een parlofoon, maar de camera hangt wat verder aan het huis. Het zal u niet verbazen dat het Hof van Beroep hier oordeelt dat het deel van de werken dat betrekking heeft op de woning, onderworpen kan worden aan het verlaagd tarief van 6%, en het overige deel onderworpen moet worden aan het tarief van 21%. Kleine waarschuwing! Als het onderscheid niet gemaakt kan worden…, geldt het hoogste tarief. Na bijna 10 jaar procederen heeft de aannemer definitief ongelijk gekregen. Naast de proces- en advocatenkosten moet hij alsnog 15% btw ophoesten op de poorten en deurbellen die hij plaatste in de jaren vóór 2013. Dat zijn uiteindelijk wel héél dure deurbellen geworden...

Lees meer
ABM logo tekst

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen

13.04.2022

Sinds 2016 kan u een aanzienlijke vermindering van werkgeversbijdragen sociale zekerheid krijgen voor de eerste zes aanwervingen. Maar begin 2022 traden enkele wijzigingen in werking. Eerste of bijkomende aanwerving. Tot 2021 kon u een volledige vrijstelling van basisbijdragen genieten bij indienstneming van een eerste werknemer. Die vrijstelling was van onbeperkte duur.  Voor de volgende 5 aanwervingen – werknemer 2 tot 6 – kreeg u een forfaitaire vermindering voor een bepaald aantal kwartalen. Er waren wel wat voorwaarden: de nieuwe werknemer mocht geen werknemer vervangen die in dezelfde onderneming tewerkgesteld was tijdens de vier kwartalen vóór dat van aanwerving. Het moest dus gaan om een bijkomende aanwerving. Dat wil zeggen dat u in de 4 kwartalen vóór uw eerste aanwerving geen werkgeversbijdragen betaald had. Voor uw tweede werknemer mocht u in de 4 kwartalen vóór de aanwerving uitsluitend bijdragen betaald hebben voor één werknemer, enz. Die voorwaarde werd in principe per technische bedrijfseenheid bekeken, maar dat begrip was niet gedefinieerd. Eerste aanwerving: niet langer onbegrensd. Voortaan wordt de vrijstelling van sociale bijdragen begrensd tot 4.000 euro per kwartaal. Omgerekend betekent dit dat er nog steeds een volledige vrijstelling van patronale basisbijdragen is als het bruto maandloon zowat 5.330 euro of lager is. De vrijstelling geldt wel, zoals voorheen, onbeperkt in de tijd. Tweede tot zesde aanwerving. De verminderingen voor de tweede tot zesde aanwerving blijven ongewijzigd: die bedragen waren immers al beperkt in omvang en tijd: 5 eerste kwartalen: Werknemer 2: 1.550 euro;  Werknemer 3, 4, 5 of 6: 1.050 euro 4 volgende kwartalen: Werknemer 2, 3, 4, 5 of 6: 1.050 euro, en 4 volgende kwartalen: Werknemer 2, 3, 4, 5 of 6: 450 euro. Uitgesloten werknemers. Tot nu kwalificeerden sommige tijdelijke werknemers ook voor de verminderingen, maar sinds 2020 komen de volgende tijdelijk tewerkgestelde werknemers al niet meer in aanmerking: • werknemers tot 31 december van het jaar waarin ze de leeftijd van 18 jaar bereiken• leerlingen in het kader van de alternerende opleiding• dienstboden• jobstudenten, IBO-contracten, vrijwilligers• bepaalde stagiairs• personen onderworpen aan de deeltijdse leerplicht, en• gelegenheidsarbeiders in de tuin- en landbouwsector. Daar komen nu 2 categorieën bij: de gelegenheidswerknemers in de horecasector en flexi-jobbers. Voor deze werknemerscategorieën kan u dus geen vermindering van sociale zekerheid meer genieten. Anderzijds mag u deze werknemers ook negeren bij het bepalen van het aantal werknemers dat u al hebt. Het begrip “technische bedrijfseenheid” (TBE). Om te bepalen of u een 'nieuwe werkgever voor een 1e werknemer' bent, of om te bepalen welke rang van 2 tot 6 een nieuwe werknemer heeft, moet u niet alleen kijken naar de juridische entiteit. U moet kijken naar het grotere plaatje, namelijk naar de technische bedrijfseenheid of TBE. Als uw onderneming deel uitmaakt van een TBE, zal er dus naar de volledige TBE gekeken worden om te bepalen of u als een nieuwe werkgever beschouwd kan worden, om te bepalen of het om een aanwerving in tweede, derde, enz. rang gaat, of om te bepalen of de aanwerving als een vervanging beschouwd kan worden, of niet. Juridische entiteiten vormen een TBE als ze: gemeenschappelijke personen hebben (sociale band), zoals personeel dat overstapt, of werknemers die als zelfstandige eenzelfde functie verderzetten, en gelijkaardige of aanvullende activiteiten hebben (socio-economische verwevenheid), zoals: bankfilialen die opsplitsen in verschillende filialen of een verzelfstandigde informaticadienst binnen eenzelfde groep. Het kan zowel gaan om juridische entiteiten die gelijktijdig bestaan, als om juridische entiteiten die elkaar opvolgen. Om het recht op vermindering te openen, mag de nieuwe werknemer geen werknemer vervangen binnen de TBE; het moet dus gaan om een meertewerkstelling over de TBE heen. Maar hoe bepaalt u of een nieuwe aanwerving al dan niet een vervanging is binnen een TBE? U gaat daarvoor als volgt te werk. Eerst bepaalt u het maximumaantal werknemers dat gelijktijdig binnen de TBE tewerkgesteld was in de loop van de 12 maanden (dag op dag) die de indienstname voorafgaan. Noteer dat de nieuwe wet een tolerantie invoert van maximaal 5 kalenderdagen waarop een tijdelijke verhoging van het aantal werknemers in de referteperiode van 12 maanden niet in rekening wordt gebracht. Concreet betekent dit dat u de 5 dagen met het hoogste aantal werknemers niet moet meetellen om de maximumtewerkstelling te bepalen in de referteperiode van 12 maanden. Vervolgens neemt u het totaalaantal werknemers dat op de eerste dag door de nieuwe werkgever in dienst genomen wordt en verhoogt dat met het aantal werknemers dat eventueel nog tewerkgesteld is door de andere werkgevers in de TBE. Als het resultaat van de 2e stap minstens één meer bedraagt dan de eerste stap, heeft u recht op de doelgroepvermindering voor de aanwerving van een 1e (of 2e, 3e, 4e, 5e of 6e) werknemer. Berekening. De vermindering is niet gebonden aan een bepaalde werknemer. De werkgever kan dus elk kwartaal opnieuw kiezen voor welke werknemer hij de vermindering toepast: als een werknemer uit dienst treedt en vervangen wordt door een andere werknemer, kan u de vermindering van de uit dienst getreden werknemer voortzetten bij de nieuwe werknemer. Overgangsregeling. In principe blijft het recht op de doelgroepvermindering voor een indienstneming van vóór 1 januari 2022 behouden. De nieuwe regels met betrekking tot de ranginname bij een TBE gelden niet voor het verleden. Dit betekent dat, als het recht op de vermindering startte vóór 1 januari 2022, het binnen een TBE mogelijk blijft om meerdere eerste aanwervingen voor eenzelfde rang te hebben in verschillende juridische entiteiten. Ook de vermindering wegens eerste aanwerving van vóór 1 januari 2022 in een situatie die volgens de nieuwe regels niet meer in aanmerking zou komen, blijft behouden. Kreeg u de vermindering vóór 2022 voor een flexi-jobwerknemer, dan kan u dat recht dus na 31 december 2021 voortzetten met een gewone werknemer, maar omdat de flexi-jobwerknemer niet meer in rekening wordt gebracht om na te gaan of er een tewerkstelling was voor die bepaalde rang in de loop van de 12 voorafgaande maanden, kan het recht ook opnieuw worden geopend als aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Lees meer
ABM logo tekst

De revalorisatiecoëfficiënt van het kadastraal inkomen in 2022

11.04.2022

Voor een ondernemer is de revalorisatiecoëfficiënt van het kadastraal inkomen (KI) relevant in twee specifieke situaties: als hij als particulier een woning verhuurt aan een onderneming én als hij als bedrijfsleider een woning verhuurt aan zijn eigen onderneming. De revalorisatiecoëfficiënt wordt elk jaar herbekeken. Revaloriseren versus indexeren. Het KI van gebouwen is de geschatte jaarlijkse huurprijs ervan. Oorspronkelijk – in de jaren ’60 en ‘70 – was die schatting het bedrag waarop men inkomstenbelastingen verschuldigd was. De belastingberekening is sindsdien geëvolueerd, maar de schatting wordt nog steeds uitgevoerd op basis van de normen en prijzen van 1975. Om de schatting toch een beetje actueel te houden, voerde de wetgever midden de jaren ’80 een soort van indexatie in via de zogenaamde revalorisatiecoëfficiënt. Voor 2022 bedraagt die coëfficiënt 4,86, tegenover 4,63 in 2021. Verwar revalorisatie echter niet met indexatie! Het achterliggende idee – namelijk het bedrag van het KI enigszins actueel houden – is hetzelfde, maar het regime van de indexatie wordt toegepast op de onroerende voorheffing en in de personenbelasting, terwijl de revalorisatiecoëfficiënt enkel gebruikt wordt in de twee hierna genoemde gevallen. Gebruikt uw huurder het gebouw voor beroepsdoeleinden?  . Wie een gebouw verhuurt aan een particulier, betaalt belastingen op het geïndexeerde KI van dat gebouw. Verhuurt u echter aan een onderneming of vzw, of aan een fysieke persoon die het gebouw gebruikt voor beroepsdoeleinden, dan betaalt u belastingen op de netto-huurprijs. Dat netto verkrijgt u door van de huurprijs een kostenforfait af te trekken van 40% van die huur.Op het kostenforfait staat wel een maximum: namelijk: 2/3e van het gerevaloriseerde KI.  Voorbeeld 1De huurprijs van een gebouw is 10.000 euro op jaarbasis. U mag van die huurprijs 4.000 euro (40%) aftrekken als kosten. De netto-huur bedraagt dus 6.000 euro. Stel dat het gebouw een KI heeft van 1.000 euro, dan mag het kostenforfait niet meer bedragen dan 2/3e van 1.000 euro x 4,68; dus 3.120 euro. U mag dus geen 4.000 euro aftrekken als kosten, maar slechts 3.120 euro; de belastbare huur bedraagt dus 6.880 euro, in plaats van 6.000 euro.  Voorbeeld 2Als in ons voorbeeld van daarnet het KI van de woning niet 1.000, maar 1.500 euro zou bedragen, dan bedraagt het maximale huurkostenforfait: 2/3e van 1.500 euro x 4,68. Dat is 4.680 euro en dat maximum ligt hoger dan het effectieve huurkostenforfait van 40% . U zal in dit geval dus belast worden op 6.000 euro. Verhuurt u aan uw eigen onderneming ? . De tweede situatie waarin we de revalorisatiecoëfficiënt gebruiken is die van de bedrijfsleider die een onroerend goed verhuurt aan de onderneming waarvan hij de bedrijfsleider is. Het gaat hier om een maatregel die bedoeld is om misbruiken tegen te gaan: immers, dankzij het kostenforfait van 40% was het vroeger soms interessanter om huur te ontvangen dan loon. Maar de huur die een bedrijfsleider ontvangt van zijn onderneming, wordt door een antimisbruikbepaling omgezet in beroepsinkomsten. Dat zal gebeuren als, en in de mate dat, de huurprijs hoger is dan 5/3e van het gerevaloriseerde KI. VoorbeeldStel dat de bedrijfsleider 10.000 euro ontvangt voor een woning met een KI van 1.000 euro.De herkwalificatie van de huur naar beroepsinkomen geldt in dit geval voor het deel van de huur dat hoger is dan: 5/3e van 1.000 euro x 4.68 = 7.800 euro.De bedrijfsleider zal in dit voorbeeld 7. 800 euro huur ontvangen, waarvan hij nog 40% huurkosten mag aftrekken, en 2.200 euro beroepsinkomsten, die de fiscus bij zijn andere beroepsinkomsten zal opnemen.  

Lees meer
ABM logo tekst

Bedrijfswagen voor gehandicapte medewerker

08.04.2022

In een FAQ (frequently asked questions) over de berekening van het voordeel van alle aard verbonden aan bedrijfswagens wijdde de fiscus al eens een vraag en antwoord aan de bedrijfswagen die wordt aangepast aan de handicap van een medewerker. Midden maart publiceerde de Administratie een circulaire met een update. Cataloguswaarde. Op zich gebeurt de berekening van het voordeel van alle aard van een bedrijfswagen die is aangepast aan de lichamelijke beperking van een werknemer, op exact dezelfde wijze als bij een standaardwagen: u vertrekt van de cataloguswaarde van het voertuig en op 6/7e van dat bedrag past u een CO2-percentage toe. Dat resultaat wordt dan nog aangepast volgens de leeftijd van het voertuig. De fiscus definieert de cataloguswaarde als: de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. FAQ. Als deze regel naar de letter zou gevolgd worden, zou een werknemer met een handicap méér belastingen moeten betalen dan een werknemer zonder handicap, omdat de aanpassingen aan de wagen omwille van zijn handicap meestal veel geld kosten. Om dat negatieve effect tegen te gaan, bepaalde de fiscus in zijn FAQ van 2012 al dat hij – onder bepaalde omstandigheden – die bijkomende (aanpassings-)kosten buiten beschouwing zou laten. Concreet moest, en moet het nog steeds gaan om een bedrijfswagen die specifiek werd aangepast of omgebouwd in functie van de lichamelijke beperkingen van de werknemer. De bijkomende kosten zullen in dat geval niet meegenomen worden in de berekening van de cataloguswaarde áls de aanpassingen of verbouwingen niet ter beschikking staan van verkrijgers zonder lichamelijke beperkingen.  Dat betekent bijvoorbeeld dat de meerprijs van een voertuig met een automatische versnellingsbak niet genegeerd kan worden – en dus zal meetellen -, omdat ook personen zonder lichamelijke beperkingen een dergelijke optie kunnen krijgen. Maar een aanpassing waarbij de gas-, rem- en ontkoppelingspedalen vervangen worden door een systeem aan het stuur, wordt niet verrekend in de cataloguswaarde.  De bijkomende kosten moeten duidelijk uitgesplitst vermeld worden op de factuur. Circulaire: hogere categorie . De fiscus stelt vast dat het mogelijk is dat het voertuig dat ter beschikking wordt gesteld omwille van de lichamelijke beperking, een voertuig is van een hogere categorie dan de categorie waarop een medewerker zonder handicap recht zou hebben volgens het bedrijfswagenbeleid. Zo passen rolstoelen meestal niet in een klein model bedrijfswagen en moet er dus voor een groter model gekozen worden. Voortaan aanvaardt de fiscus dat het voordeel van alle aard in dergelijke situaties wordt vastgesteld op basis van een fictieve bedrijfswagen die de werknemer zou hebben gekozen met het budget waarop hij volgens het bedrijfswagenbeleid van de werkgever recht zou hebben gehad zonder zijn lichamelijke beperking. Zoals zo dikwijls is een duidelijke carpolicy ook hier dus erg belangrijk.

Lees meer
ABM logo tekst

Belasting op de aanbrengpremie voor nieuw personeel

04.04.2022

De zoektocht naar goed personeel lijkt voor veel bedrijven meer op een calvarietocht. Heel wat bedrijven belonen een tip voor het aanbrengen van een nieuwe medewerker dan ook met een aanbrengpremie. De fiscale Rulingcommissie liet onlangs haar licht schijnen op het belastingstelsel van die aanbrengpremies. De feiten. X is een dienstverlenende onderneming. Omdat zij – net als vele andere bedrijven uit de sector – geen geschikt personeel vindt, beslist ze om een aanbrengpremie uit te betalen aan al wie een geschikte kandidaat-werknemer aanbrengt. De premie kan dus zowel aan de eigen werknemers, als aan derden toegekend worden. Het initiatief wordt wereldkundig gemaakt via allerlei kanalen, waaronder de eigen website, social media, enz. Het bedrag van de premie is afhankelijk van het profiel van de aangebrachte kandidaat, en meer bepaald van diens relevante werkervaring. Voorwaarden. Om de premie te kunnen krijgen, moeten enkele voorwaarden vervuld zijn:- enkel nieuwe kandidaten kunnen voorgesteld worden. Ex-medewerkers, stagiairs, jobstudenten, … komen niet aanmerking; - de kandidaat moet aangebracht worden via een specifieke procedure;- alle vacante functies die op de website van X gepubliceerd worden, komen in aanmerking voor de aanbrengpremie; - de aanbrenger wordt na het aanwervingsproces geïnformeerd over de beslissing; en - de kandidaat moet minstens 6 maanden in dienst blijven. Na die 6 maanden wordt de aanbrengpremie uitgekeerd.Een persoon kan meermaals per jaar in aanmerking komen voor een aanbrengpremie. Eigen personeel of derden . Zoals hierboven al werd aangehaald, komen zowel de eigen personeelsleden, als andere personen van buiten de onderneming, in aanmerking voor de aanbrengpremie. Het eigen personeel omvat elke werknemer die op het ogenblik van het aanbrengen van de kandidaat-werknemer in dienst is bij X. HR-medewerkers en de vennoten en bestuurders van X zijn uitgesloten. Onder de andere personen van buiten de onderneming vallen alle personen die niet in dienst zijn bij X, met uitsluiting van externe HR-bedrijven, interimkantoren, vakbondsorganisaties,… Hoe wordt de aanbrengpremie bij de werknemers belast? . De wet omschrijft bezoldigingen en wedden als alle beloningen die voor de werknemer de opbrengst zijn van arbeid in dienst van een werkgever. Op basis van die definitie zijn geschenken of kortingen die een werkgever aan het personeel geeft in de regel een vorm van belastbaar loon. Een aanbrengpremie zou daar ook kunnen onder vallen. Maar, zegt de Rulingcommissie, de Administratie laat de belastingplichtigen wel toe om aan te tonen dat een voordeel wordt toegekend om een ándere reden dan de arbeidsrelatie, of nog dat het voordeel evengoed had kunnen verkregen worden indien de beroepswerkzaamheid niet werd uitgeoefend. En dat is precies wat hier gebeurt: de aanbrengpremie staat niet alleen open voor het eigen personeel, maar ook voor derden. Om die reden moet de uitkering van de aanbrengpremie aan het eigen personeel niet als loon worden beschouwd. De uitkering moet op dezelfde manier belast worden als bij derden die de aanbrengpremie ontvangen. Hoe wordt de aanbrengpremie bij derden belast?. Waar de Rulingcommissie in eerste instantie redelijk tolerant lijkt te zijn voor de belasting van de aanbrengpremie bij het eigen personeel, is ze wel streng voor wat de aanbrengpremie bij derden betreft. Volgens de Rulingcommissie moet de aanbrengpremie daar als een toevallige prestatie beschouwd worden; dus zowel bij derden, als bij het eigen personeel. Dat betekent dat de premie belastbaar is als een divers inkomen, aan een belastingtarief van 33%.  De begunstigde mag zijn kosten in mindering brengen, maar er is geen forfait: enkel de werkelijk bewezen kosten kunnen afgetrokken worden. Bovendien meent de Rulingcommissie dat het maar om ‘toevallige prestaties’ kan gaan als de aanbrengpremie niet meer dan twee keer wordt toegekend aan eenzelfde persoon. U moet die voorwaarde beschouwen als het resultaat van de onderhandelingen in dit concrete dossier. Het is zeker geen regel die in de wet staat ingeschreven. De vraag is trouwens wat er gebeurt als één persoon méér dan 2 personen zou aanbrengen? Wordt de vergoeding dan ‘loon’? Beter voor eigen personeel. Ondernemingen die een aanbrengpremie willen toekennen, kunnen overwegen om ook buitenstaanders te belonen voor het aanbrengen van nieuwe medewerkers. Dat komt in elk geval hun eigen personeel ten goede, al is dat in beperkte mate. 

Lees meer
ABM logo tekst

Bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement

31.03.2022

De bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid geldt niet voor de bestuurders van kleine vennootschappen in faling. Maar wie moet aantonen dat de vennootschap klein is? De schuldeisers/curatoren? Of de bestuurders/zaakvoerders? Eind 2021 hakte het Hof van Cassatie de knoop door. Bestuurdersaansprakelijkheid. Bij een deficitair faillissement hebben de schuldeisers er uiteraard alle belang bij om naast de vennootschap, zo veel mogelijk andere schuldenaren te betrekken bij hun schuldvorderingen. Niet zelden wordt dan gekeken of het privévermogen van de bestuurders kan aangesproken worden. In de praktijk zijn er twee mogelijkheden om daartoe te komen. De gewone bestuurdersaansprakelijkheid is alvast een eerste optie: als de schuldeisers (of de curator die voor de schuldeisers optreedt) kunnen aantonen dat er een inbreuk werd gepleegd op het Wetboek vennootschappen en verenigingen (WVV) of op de statuten van de vennootschap, kunnen zij op basis daarvan de betrokken bestuurder aansprakelijk stellen. Maar deze vordering heeft wat nadelen: Als de vennootschap kwijting heeft verleend aan de bestuurders, is die weg afgesloten. De aansprakelijkheid is persoonlijk: dat wil zeggen dat de schuldeisers voor elke individuele bestuurder moeten aantonen dat er sprake is van een schending van het WVV of van de statuten. Tot slot moeten ook de schade, en het verband tussen de fout en de schade bewezen worden. Bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid. Een tweede mogelijkheid vinden we niet in het WVV, maar wel in het Wetboek van economisch recht (WER). Artikel XX.225 van het WER bepaalt dat bij een deficitair faillissement de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement. Uit de wettekst kunnen we verschillende elementen afleiden.Ten eerste: de aansprakelijkheidsvordering kan veel mensen treffen. Niet alleen de personen die formeel als bestuurder in de onderneming optraden, maar ook de feitelijke bestuurders. Dat is altijd een punt van discussie. Ten tweede: de aansprakelijkheidsvordering is enkel mogelijk als er:a) een deficitair faillissement is, en b) de betrokken personen een kennelijk grove fout begingen die bijdroeg tot het faillissement. Dat een faillissement deficitair is, is veelal geen discussiepunt. Maar of er sprake is van een kennelijk grove fout, is dat meestal wel. Rechtspraak en rechtsleer spreken van een kennelijk grove fout als een handeling werd gesteld die een normaal zorgvuldig en omzichtig bestuurder nooit zou stellen. De rechter mag zich daarbij niet uitspreken over de opportuniteit van de beleidsbeslissingen. Het gaat er enkel om vast te stellen dat de bestuurder een fout heeft begaan die niet strookt met wat men zou verwachten in het vennootschapsleven of zelfs in de samenleving, en de betrokken persoon wist of kon weten dat dit schade zou berokkenen. Uitzondering. Zodra alle voorgaande elementen vast staan, is er dus een mogelijkheid tot schadevergoeding. Maar daar bestaat wel een uitzondering op. De bijzondere aansprakelijkheid geldt namelijk niet als de gefailleerde onderneming over de drie boekjaren vóór het faillissement, of – indien de onderneming sedert minder dan drie jaar is opgericht – in alle boekjaren vóór het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620.000 euro, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370.000 euro.  De vraag die op 2 december 2021 door het Hof van Cassatie werd beantwoord is wíe moet aantonen dat de uitzondering van toepassing is: de bestuurder of de curator. Het hof maakt er niet veel woorden aan vuil: uit de samenhang van deze wetsbepalingen volgt volgens het hof dat de zaakvoerder moet bewijzen dat de […] drempels niet zijn overschreden zodat [de bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid] niet op hem kan worden toegepast. Dit betekent dus dat de bewijslast bij de bestuurders en zaakvoerders ligt. Zij moeten aantonen dat de onderneming waarin zij bestuurder, zaakvoerder, … waren, ónder de genoemde grenzen blijft. Slagen zij niet in dat bewijs, dan kan de curator (of kunnen de schuldeisers) verder gaan met de vordering om de bestuurders aansprakelijk te stellen voor een kennelijk grove fout.

Lees meer
ABM logo tekst

Loontrekkenden onder het nieuwe dubbelbelastingverdrag met Frankrijk

28.03.2022

Op 9 november 2021 ondertekenden België en Frankrijk een nieuw dubbelbelastingverdrag. De tekst moet nog door het parlement geloodst worden. In een dubbelbelastingverdrag wordt afgesproken welk land, welke inkomsten mag belasten. Het oude verdrag tussen België en Frankrijk dateert al van 1964. Buiten een grondige hernummering zal het nieuwe verdrag geen aardverschuiving veroorzaken, maar het is toch even opletten voor wat wél zal veranderen. 183 dagen. Een vaste regel, die we in alle dubbelbelastingverdragen terugvinden, is de zogenaamde 183-dagenregel. Als een Belg in Frankrijk loon verwerft, dan is die Belgische werknemer in principe in België – zijn woonstaat – belastbaar. Als de Belg daarentegen ook fysiek in Frankrijk verblijft, zal Frankrijk (de werkstaat) hem mogen belasten.  Op die regel bestaat een uitzondering – wat dus betekent dat de Belgische werknemer in België zal belast worden – als drie voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn:1. De Belg verblijft minder dan 183 dagen in Frankrijk.2. Het loon komt niet ten laste van een Franse werkgever.3. Het loon komt niet ten laste van een vaste inrichting in Frankrijk. De logica die hierachter zit is vrij eenvoudig: als het loon een aftrekbare kost vormt in Frankrijk, dan wil Frankrijk het loon ook als een inkomen kunnen belasten. Bovenstaande regel geldt op dezelfde manier voor de Fransman die in België komt werken. Wat is nieuw?. De 183-dagenregel (puntje 1 hierboven) bestond ook al onder het oude verdrag, maar de 183 dagen worden nu anders berekend: onder het oude verdrag moest je de berekening per kalenderjaar maken. Als iemand van 2 juli 2020 tot 29 juni 2021 in Frankrijk verbleef, voldeed die onder het oude verdrag aan de minder dan 183-dagenregel. Onder het nieuwe verdrag moet u de periode beoordelen per tijdvak van 12 maanden. Als een werknemer dus op 2 juli 2020 naar Frankrijk vertrekt, dan wordt op 2 juli 2021 bekeken hoeveel dagen hij er in totaal verbleven heeft. In andere, recente dubbelbelastingverdragen wordt de 183-dagenregel zo al toegepast. Dat het loon betaald wordt door, of namens, een werkgever die géén inwoner is van de werkstaat (puntje 2 hierboven), is ook nieuw. Vroeger stond er namelijk dat het loon ten laste moest zijn van een ‘Belgische werkgever’. Nu volstaat het dat die werkgever geen Franse werkgever is. Bij een Belg die in Frankrijk werkt voor een Duitse werkgever speelde de 183-dagenregel niet, maar onder het nieuwe verdrag is dat wél het geval. De derde regel – het loon mag niet ten laste komen van een vaste inrichting van de werkgever in de werkstaat – werd gewoon overgenomen uit het vorige dubbelbelastingverdrag. Inwerkingtreding. Het parlementaire proces van een belastingverdrag is moeilijk te voorspellen. In België moeten naast de federale overheid immers ook de gewesten hun goedkeuring geven. Meestal ligt dit soort van documenten ook niet bovenop de stapel van het wetgevend werk. Maar soms, als het heel erg belangrijk is, kan het toch snel gaan. Algemeen verwachten we dat het nieuwe dubbelbelastingverdrag met Frankrijk in werking zal treden op 1 januari 2023.  Dat geeft u als werkgever nog wat tijd om te kijken of het verdrag een impact heeft op uw werknemers. Denk maar aan de Belg die tijdelijk voor een Duitse werkgever in Frankrijk werkt: die kan nu plots wél de 183-dagen regel genieten, waar dat voorheen niet kon. Er moet zeker gekeken en berekend worden of het zinvol is om de belastingheffing naar België toe te trekken door de voorwaarden van de nieuwe 183-dagenregel toe te passen, dan wel of het juist interessanter is om te vermijden dat België belastingbevoegd wordt. Ten slotte mogen we ook niet uit het oog verliezen dat het bovenstaande ook geldt voor Franse inwoners die in België komen werken. Zeker voor vennootschapsgroepen die vestigingen hebben in beide landen en die hun personeel regelmatig de grens laten oversteken, moet het nieuwe verdrag grondig bekeken worden.

Lees meer
ABM logo tekst

Aanschaffingsprijs van aandelen na rechterlijke beslissing

22.03.2022

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) sprak zich recent uit over de boeking van een aanpassing van de aanschaffingsprijs van de aandelen na een rechterlijke beslissing. Gaat het hier om een opbrengst of moet de aanschaffingsprijs herzien worden? De feiten. Vennootschap A koopt een aantal vennootschappen van B. Zoals gebruikelijk in dat soort zaken wordt er een zogenaamde due diligence uitgevoerd. Dat due diligence-verslag vermeldt geen enkel voorbehoud, zodat geconcludeerd wordt dat alle toepasselijke wetten en regelgevingen door groep B werden nageleefd. Maar na verloop van tijd blijkt er toch een probleem te zijn. A stelt grote juridische fouten en ernstige onregelmatigheden vast in de overgenomen ondernemingen. De werkelijkheid blijkt helemaal niet overeen te stemmen met de uitgevoerde due diligence en de overgenomen vennootschappen blijken in werkelijkheid minder waard te zijn dan de betaalde prijs. A en B onderhandelen daarover en sluiten een dading. A laat haar vorderingen vallen, in ruil voor een vermindering van de aanschaffingsprijs door de verkoper. Via de dadingsovereenkomst worden alle waarborgen van de verkoper vereffend. A stapt ook naar de advocaat die de due diligence uitvoerde, om een vergoeding te krijgen voor de schade die door zijn fout werd geleden. De advocaat had de ernstige juridische fouten immers niet blootgelegd en had de aankoopprijs voor de overname van de overgenomen vennootschappen verkeerd beoordeeld.  De rechtbank hakt de knoop door in het voordeel van A, zodat de advocaat aan A een schadevergoeding moet betalen. A meent dat de betaling van de schade door de advocaat bestaat uit een vergoeding voor de te hoge prijs die betaald werd voor de verwerving van de aandelen. Volgens A moet een dergelijke vergoeding vanuit boekhoudkundig oogpunt dus behandeld worden als een prijsherziening van het initieel betaalde aankoopbedrag. Beslissing van het College. A stapt met dit verhaal naar de CBN, maar die is duidelijk een andere mening toegedaan. Het college beslist dat de vergoeding niet beschouwd kan worden als een herziening van de aanschaffingsprijs van de aandelen. De vergoeding moet daarom opgenomen worden onder de opbrengsten in de resultatenrekening. De voornaamste reden daarvoor blijkt te zijn dat de vergoeding niet betaald werd door de verkoper van de aandelen, op basis van de overeenkomst voor de overdracht van aandelen, maar wel door de advocaat, in hoofde van diens aansprakelijkheid als raadsman van de koper.

Lees meer

Meer en beter persoonlijk advies dankzij doorgedreven digitalisering

21.03.2022

Jonge vennoten versnellen proces van automatisering bij ABM Accountants in Zonhoven. Verregaande automatisering en digitalisering was altijd al een prioriteit voor ABM Accountants uit Zonhoven. “Hoe meer routinezaken je kunt automatiseren, hoe meer tijd je overhoudt voor de echte inhoud van onze job: waardevol persoonlijk advies. Want alleen daarmee kunnen we ons op lange termijn onderscheiden”, zegt Dirk Mangelschots, drijvende kracht achter, en gezicht van het accountantskantoor daarover. Die lange termijn was zonder twijfel Mangelschots’ tweede stokpaardje. Lang voordat duidelijk werd dat dochter Femke interesse toonde om in zijn voetsporen te treden, was hij er immers van doordrongen dat je geen accountantsbureau start ‘voor één generatie’. “Als accountant leg je een hele weg samen met je klanten af. Je bent geen leverancier van een product dat makkelijk inwisselbaar is voor een vergelijkbare variant, maar vormt een team dat in belangrijke mate steunt op visie en vertrouwen. Alsof je een stukje bent van de organisatie, terwijl je toch je blik als ‘adviseur van buitenaf’ kan bewaren.” De gestage groei noopte in 2016 tot een verdubbeling van de kantooroppervlakte aan de Eikenenweg. Voor Mangelschots hét moment om het kantoor ook een veel dynamischer imago aan te meten: ABM 2.0. “Die rebranding was een schot in de roos”, kijkt hij daar enthousiast op terug. “Het leverde ons niet alleen een groeispurt van jewelste op, maar maakte ons meteen ook sexy voor jong, ambitieus talent. Net wat we nodig hadden om het kantoor naar nieuwe hoogtes te leiden en de lange termijn te verzekeren.” Eind 2020 gaf ABM Accountants zijn medewerkers Wim Brugmans, Laurent Ghijsens en Femke Mangelschots concreet uitzicht op aandeelhouderschap in “ABM 20.22”, een werknaam die verwijst naar het jaar waarin dat realiteit zou worden. “Dat geeft hen net voldoende tijd om hun strategisch plan op punt te zetten”, sprak Dirk Mangelschots toen uitdagend. “En met minder dan het succes van de voorbije jaren moeten ze niet afkomen”. Die termijn is nu voorbij en de targets werden meer dan gehaald. De jonge generatie kwam daarom vanaf januari 2022 nadrukkelijk mee op het voorplan. Met als eerste, heel zichtbare realisatie: een nieuwe app waarmee klanten in realtime hun dossier kunnen raadplegen en opvolgen. Symbolischer wordt het niet, digitaal is ook bij ABM Accountants voortaan het nieuwe normaal. Meer info: Dirk Mangelschots ABM Accountants Eikenenweg 73/B 3520 Zonhoven 011 53 05 70 abm-accountants.com info@abm-accountants.com

Lees meer
ABM logo tekst

Laadpalen: het btw-verhaal

14.03.2022

Eind 2021 pakte de wetgever uit met een wet die onze mobiliteit moet vergroenen door enerzijds de fiscale aftrek van voertuigen op fossiele brandstoffen af te schaffen, en door anderzijds de investeringen in verplaatsingen zonder C02-uitstoot aan te moedigen. Zo genieten ondernemingen een verhoogde aftrek voor de installatie van laadpalen. Particulieren hebben recht op een belastingvermindering. Maar hoe zit het met het btw-aspect van die laadpalen? Particulier. Wie een laadinstallatie laat plaatsen, moet btw betalen op het factuur. Omdat een laadpaal die vastzit in de grond, aan uw huis of misschien aan uw carport, beschouwd wordt als een onroerend goed, kan u eventueel het verlaagd btw-tarief van 6% genieten voor verbouwingen aan woningen die meer dan 10 jaar oud zijn. Volgens de Btw-administratie is het verlaagd tarief mogelijk als de laadpaal geïnstalleerd wordt: in de eigenlijke privéwoning of aan de buitengevel ervan in, of aan de gevel van de garage of carport van de bewoner van de privéwoning (ook bij privatieve garageboxen van appartementsgebouwen, en privatieve staanplaatsen in, of onder een appartementsgebouw, voor zover het appartement waartoe ze behoren, als een privéwoning wordt gebruikt) aan de toegangsweg die de openbare weg verbindt met de garage die deel uitmaakt van de eigenlijke woning of met de voornaamste toegang tot de woning of het gebouw, of op het buitenterras dat deel uitmaakt van de woning omdat het eraan grenst. De laadpaal moet dus op één of andere manier verbonden zijn met het onroerend goed. Laat u de installatie plaatsen in een garagebox verderop in de straat, dan kan u dat tarief niet genieten. Werknemer. Werknemers die een laadpaal installeren kunnen, net als particulieren, een verlaagd btw-tarief genieten als de woning waar de installatie komt, 10 jaar of ouder is. Het verlaagd tarief is ook van toepassing als de installatie door de werkgever wordt betaald. Ook het feit dat de werkgever het laadstation al dan niet tegen betaling ter beschikking stelt van zijn werknemer, is niet van belang. Ondernemer. Voor ondernemingen zijn er twee aspecten relevant: enerzijds het tarief, en anderzijds de aftrekbaarheid. Wat het tarief betreft: gebouwen die gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden worden gebruikt, kunnen geen gebruik maken van het verlaagd btw-tarief als het beroepsmatige gebruik de overhand heeft, tenzij het laadstation in het privégedeelte van de woning wordt geïnstalleerd. Het verlaagd btw-tarief is echter niet van toepassing als het laadstation wordt geplaatst in het beroepsgedeelte van een woning die in haar totaliteit overwegend voor privé-doeleinden wordt gebruikt. Tussen tarief en aftrek moeten we er trouwens ook nog op wijzen dat als werken in onroerende staat geleverd worden aan een btw-plichtige, de voldoening van de btw verplicht verlegd wordt. De aannemer factureert dus zonder btw en de klant betaalt de btw via zijn eigen aangifte. Dat geldt niet alleen voor de btw op de plaatsing van de laadpalen, maar ook voor de btw op het onderhoud en op andere bijkomende diensten van de provider (zoals de toegang tot het digitaal platform), op voorwaarde dat het onderhoud en de bijkomende diensten deel uitmaken van één overeenkomst. Wat de aftrek van de btw betreft, hangt veel af van de plaats waar de onderneming het laadstation laat installeren. Wordt het geïnstalleerd bij de onderneming zelf (en niet bij één van de werknemers), dan zal het laatstation beschouwd worden als onderdeel van de elektrische installatie van de onderneming. De btw is dan volledig aftrekbaar in drie situaties: het laadstation wordt enkel gebruikt door de bestuurders, zaakvoerders en werknemers van de belastingplichtige onderneming met volledig recht op aftrek klanten of leveranciers van de belastingplichtige onderneming kunnen het laadstation gebruiken in het kader van hun bezoek aan de belastingplichtige (al dan niet tegen betaling) derden kunnen het laadstation tegen betaling gebruiken.  Ook als de onderneming de installatie huurt, in plaats van ze in eigendom te hebben, is er recht op volledige aftrek. Anders loopt het als de installatie bij de werknemer wordt geplaatst. De fiscus maakt dan een onderscheid naargelang de laadinstallatie gratis, of tegen vergoeding ter beschikking wordt gesteld van de werknemer. Wordt het laadstation gratis ter beschikking gesteld van de werknemer, dan wordt de btw-aftrek op de installatiekosten beperkt tot het beroepsmatige gebruik van de wagen. Inzake btw zijn er drie methodes om het beroepsmatige gebruik van een voertuig vast te stellen: de methode op basis van de werkelijk gereden beroepskilometers, een semi-forfaitaire methode en ten slotte een algemeen forfait van 35%. De btw-aftrek voor de laadpaal volgt dus de btw-aftrek aan de hand van één van de drie methodes die gelden voor het voertuig zelf. Betaalt de werknemer voor de laadpaal (hij huurt ze bijvoorbeeld van de werkgever) of er is een vermindering van het nettoloon, dan moet de werkgever btw aanrekenen op de vergoeding. De aftrek van de btw op de installatiekosten wordt dan logischerwijze ook niet beperkt. De fiscus eist wel dat de vergoeding die de werknemer betaalt, gelijk is aan de normale waarde. Niet alleen moet dan rekening gehouden worden met een normale afschrijvingsperiode (5 jaar), maar de belastbare basis voor de btw moet ook beperkt worden tot het privé-gebruik van het voertuig. Groener is niet simpeler. U merkt het: de maatregelen die eind 2021 genomen werden om u ertoe aan te zetten uw wagenpark om te schakelen van fossiele brandstoffen naar elektriciteit, hebben ook een btw-kantje. Dat btw-kantje werd niet mee aangepast en dat verhoogt de complexiteit van de investeringsbeslissing. 

Lees meer
ABM logo tekst

De wederopbouwreserve

25.02.2022

In het kader van de bestrijding van de gevolgen van de corona-crisis werd eind 2020 de wederopbouwreserve ingevoerd. De wetgever wil zo de solvabiliteit en het eigen vermogen van de getroffen vennootschappen opnieuw versterken. De wet op die wederopbouwreserve werd midden januari van commentaar voorzien door de fiscus. Doel van de wederopbouwreserve. Vennootschappen kunnen bij het verstrijken van ieder belastbaar tijdperk dat verbonden is aan één van de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024, een wederopbouwreserve aanleggen, die onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, niet als winst wordt aangemerkt. Vennootschappen die op de afsluitdatum van het boekjaar dat afsluit in 2020, geen bedrijfsverlies hebben geleden, komen niet in aanmerking. De wederopbouwreserve is dus eigenlijk een vorm van betalingsuitstel van fiscale lasten, ten aanzien van winsten die in de toekomst gecreëerd kunnen worden. Via de wederopbouwreserve kunnen vennootschappen die hun eigen vermogen en de tewerkstelling op peil houden, snel terug over een gelijkwaardig eigen vermogen beschikken als vóór het corona-tijdperk. Beperkingen. De wederopbouwreserve wordt per belastbaar tijdperk beperkt, maar wordt ook op globale wijze beperkt voor de drie bedoelde aanslagjaren. Zo is de wederopbouwreserve beperkt tot het bedrag van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk, vóór de samenstelling van die vrijgestelde reserve. Daarnaast is het maximumbedrag van de wederopbouwreserve, inclusief de reeds belaste bedragen: gelijk aan het bedrag van de bedrijfsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening, op de afsluitdatum van het boekjaar in 2020, en beperkt tot 20 miljoen euro. Vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden en die hun boekjaar afsluiten tijdens het eerste deel van 2020, hebben nog niet noodzakelijk de negatieve gevolgen van de pandemie ondervonden en krijgen de mogelijkheid om te kiezen voor de jaarrekening die afsluit in 2021 als referentie voor de vaststelling van het bedrijfsverlies. Uitgesloten vennootschappen. Vennootschappen die een bijzonder fiscaal stelsel genieten, zoals beleggingsvennootschappen, gereglementeerde vastgoedvennootschappen, coöperatieve participatievennootschappen … zijn uitgesloten. Zijn ook uitgesloten: vennootschappen die overgaan tot een vermindering of een verdeling van het eigen vermogen. Concreet betekent dit dat de vennootschap uitgesloten wordt als ze één van de volgende verrichtingen heeft uitgevoerd: inkoop van eigen aandelen toekenning of uitkering van dividenden (gewone dividenduitkeringen, liquidatiebonus bij vereffening, …) kapitaalvermindering, met inbegrip van de kapitaalvermindering zoals bedoeld in artikel 537 van het WIB92, en elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen. Vervolgens is de vrijstellingsregeling ook niet van toepassing op vennootschappen die reeds bij de aanvang van de Covid-19-crisis – namelijk op 18 maart 2020 – beschouwd konden worden als ondernemingen in moeilijkheden. Andere voorwaarden. De wederopbouwreserve wordt alleen vrijgesteld in de mate dat ze op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is, en blijft, en ze niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (de zgn. onaantastbaarheidsvoorwaarde). De vennootschap mag (in de betrokken periode) geen rechtstreekse deelneming hebben in een vennootschap gevestigd in een belastingparadijs, noch mag ze betalingen gedaan hebben aan dergelijke vennootschappen voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 euro voor het belastbaar tijdperk, tenzij de vennootschap kan aantonen dat het om werkelijke en oprechte verrichtingen gaat. Belastbaarheid. De bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve, worden geheel of gedeeltelijk aangemerkt als winst van het belastbaar tijdperk indien de vennootschap in dat belastbaar tijdperk één van de volgende verrichtingen uitvoert: inkoop van eigen aandelen toekenning of uitkering van dividenden vermindering of verdeling van het eigen vermogen besparing op de bezoldigingen: als er op de rekening '620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen' een bedrag staat dat lager is dan ofwel 85 % van het bedrag dat voor dezelfde post is vastgesteld voor het boekjaar dat is geëindigd in 2019 als voor het eerst tijdens het belastbaar tijdperk aan die voorwaarde wordt voldaan, ofwel de drempel die voorheen de laagste was als aan dezelfde voorwaarde is voldaan in een vorig belastbaar tijdperk, dan worden de bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve belastbaar ten belope van het verschil tussen de drempel van 85 % of het bedrag van de voorheen laagste drempel, en het bedrag van de hiervoor vermelde rekening '620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen'.

Lees meer
ABM logo tekst

Poging tot diefstal kan leiden tot ontslag om dringende reden

22.02.2022

Ontslag om een dringende reden is een belangrijke beslissing. Het betekent dat door een fout van de werknemer het vertrouwen met de werkgever verbroken is en er meteen, en zonder vergoeding, een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrelatie. Enige vorm van proportionaliteit tussen de omvang van de schade enerzijds, en de financiële gevolgen van het ontslag anderzijds, is niet van belang. Uit de praktijk. In de loop van februari 2017 wordt mevrouw ‘A’ ontslagen. Ze krijgt een opzeg van 3 maanden en 13 weken. Maar in de loop van de maand maart loopt het fout en ‘A’ wordt met onmiddellijke ingang ontslagen omdat ze geprobeerd heeft geld te stelen. Er zijn camerabeelden waaruit blijkt dat ‘A’ op meerdere momenten geld uit de kassa neemt en in een lade stopt. Ze haalt zo 340 euro uit de kassa. Op het einde van haar werktijd telt ‘A’ haar kassa, zonder dat er iemand anders bij is, geeft ze die door aan een andere medewerker (een nieuwkomer), en vertelt ze die medewerker dat de kassa klopt, wat niet het geval is. Daarnaast heeft ‘A’ ook meerdere keren privé gebeld, wat uitdrukkelijk verboden is. Geen diefstal. ‘A’ geeft voor de rechtbank van eerste aanleg háár visie op de feiten. ‘A’ haalt aan dat ze zich pas achteraf bewust werd van het feit dat het geld nog in de lade zat. Ze wist dat ze gefilmd werd. En ze had het geld niet meegenomen. Er kon dus geen sprake zijn van diefstal. Uiteindelijk beslist de rechtbank dat een ontslag om dringende redenen hier niet correct was. De werkgever kon immers niet aantonen dat ‘A’ de intentie had om te stelen. De vastgestelde feiten waren niet ernstig genoeg zijn om een ontslag om dringende redenen te rechtvaardigen. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, moratoriuminteresten en de rechtsplegingsvergoeding. De werkgever is het daar niet mee eens en gaat in beroep. Wel manifeste fraude. Voor het hof worden de feiten nog eens uit de doeken gedaan. Daarbij wordt verduidelijkt dat het niet ongebruikelijk is dat er geld uit de kassa wordt gehaald en in de lade wordt gestopt (één van de argumenten van mevrouw ‘A’ voor de rechtbank). Maar als het bedrag in de lade te hoog wordt, moet het geld naar de brandkast gebracht worden. Andere personeelsleden bevestigen dat het gebruikelijk was dat het geld pas werd overgedragen als er 500 euro in de lade lag. Maar dat is zeker niet volgens de onderrichtingen van de werkgever. Bovendien tekende ‘A’ bij de overdracht van haar kassa af dat er geen tekort was; wat niet correct was. En ze had de kassa geteld zonder dat de medewerker die zou overnemen, daarbij aanwezig was. Daaruit leidt het hof af dat, niettegenstaande mevrouw ‘A’ het geld niet had meegenomen, er wel degelijk sprake was van een ‘manifeste fraude’. Door haar houding had ‘A’ de indruk gegeven dat ze een diefstal zou begaan. Dat op zich was voor het Hof voldoende om vast te stellen dat het vertrouwen van de werkgever verbroken was, zodat de werkgever terecht kon besluiten tot een onmiddellijke en definitieve stopzetting van de samenwerking. Vertrouwensbreuk. Dit arrest is belangrijk, omdat de eerste rechter zich eigenlijk in de plaats van de werkgever had gesteld, door te oordelen dat er een onevenredigheid was tussen de begane fout en het ontslag. Mevrouw A had 340 euro verkeerd opzij gelegd, maar ze verloor wel meteen haar job (de schadevergoeding bedroeg om en bij de 8.000 euro). Maar daardoor voegde de eerste rechter een criterium toe aan de wet, nl. dat van de evenredigheid. Dat kan niet. Het Hof oordeelt dat de rechter enkel mag kijken of de werkgever een reden had om vast te stellen dat er een vertrouwensbreuk was die voldoende belangrijk was om de samenwerking stop te zetten. Dat laatste was hier het geval en daarom werd mevrouw A terecht, zonder enige vergoeding en onmiddellijk ontslagen.

Lees meer
ABM logo tekst

Nieuwe loongrenzen voor beslag of overdracht vanaf 1 januari

21.02.2022

Als uw werknemer schulden heeft, dan kan het gebeuren dat een schuldeiser zich tot de werkgever richt om een deel van het loon van de werknemer aan hém te storten, in plaats van aan de werknemer. Er zijn echter grenzen aan die beslaglegging en die grenzen worden elk jaar geïndexeerd. Soorten loonbeslag. Traditioneel wordt er een onderscheid gemaakt tussen het uitvoerend derdenbeslag en het bewarend derdenbeslag. Zoals u al uit de benaming kan afleiden moet u als werkgever, bij een bewarend beslag de betrokken sommen blokkeren en mag u ze niet uitkeren aan de werknemer. Bij een uitvoerend beslag moet u niet alleen de sommen blokkeren, maar moet u ze ook doorstorten aan de rechthebbende schuldeiser. De overdracht van het loon zal vaak voortvloeien uit een overeenkomst, afgesloten tussen de werknemer en een andere persoon (bijvoorbeeld een financieringsinstelling), waarbij de werknemer het overdraagbare deel van zijn loon, in eigendom overdraagt. Hierdoor wordt die financier, eigenaar van het loon en wordt hij meteen ook de schuldeiser van de werkgever. Wat is loon? . Het Gerechtelijk Wetboek omschrijft ‘loon’ als: bedragen uitgekeerd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst, een statuut, een abonnement, alsmede die welke worden uitgekeerd aan personen die tegen loon onder het gezag van een ander persoon arbeid verrichten buiten een arbeidsovereenkomst en het vakantiegeld uitgekeerd krachtens de wetgeving op de jaarlijkse vakantie. Worden bijvoorbeeld bedoeld: • het eigenlijke loon (na aftrek van de RSZ-bijdrage, de bedrijfsvoorheffing en andere inhoudingen zoals de groepsverzekering)• commissielonen• opzeggingsvergoedingen• eindejaarspremies of de dertiende maand, en• vakantiegeld.Maar ook werkloosheidsuitkeringen, uitkeringen die betaald worden door de fondsen voor bestaanszekerheid, uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid, onderbrekingsuitkeringen bij onderbreking van de beroepsloopbaan, enz. vallen onder dit begrip. Het Gerechtelijk Wetboek bepaalt ook wat niet vatbaar is voor beslag, namelijk: de gezinsbijslagen, de tegemoetkomingen aan mindervaliden, de bedragen uitgekeerd door OCMW’s… Grenzen. Het bedrag waarop beslag mag worden gelegd, is geplafonneerd. Om de werknemer een minimuminkomen te garanderen kan een percentage van het loon niet geblokkeerd worden. Dat percentage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Het bedrag waaronder het loon volledig vatbaar is voor beslag of overdracht wordt jaarlijks geïndexeerd. Vanaf 1 januari 2022 gelden de volgende loondrempels. We vermelden eerst het netto maandinkomen in 2022, in euro, en vervolgens het percentage van de beroeps- of vervangingsinkomsten dat vatbaar is voor beslag of overdracht: Beroepsinkomsten:• tot 1.186: 0%• 1.186,01 – 1.274: 20%• 1.274,01 – 1.406: 30%• 1.406,01 – 1.538: 40%• meer dan 1.538: 100% Vervangingsinkomsten:• tot 1.186: 0%• 1.186,01 – 1.274: 20%• 1.274,01 – 1.538: 40%• meer dan 1.538: 100% Deze loondrempels worden verhoogd met 73 euro per kind ten laste. Een kind is een persoon ten laste als het inkomen van het kind in 2020 onder het volgende bedrag blijft, afhankelijk van zijn status: • samenwonende: 3.340 euro• alleenstaande: 4.825 euro• gehandicapt kind: 6.117 euro Een kind is een persoon ten laste als het inkomen van het kind in 2020 onder het volgende bedrag blijft, afhankelijk van zijn status: • samenwonende: 3.340 euro• alleenstaande: 4.825 euro• gehandicapt kind: 6.117 euro Corona. In 2020 en begin 2021 werden de drempels voor beslag tijdelijk met 20% verhoogd, in het kader van een betere bescherming tegen de economische gevolgen van de coronacrisis. Sinds 1 oktober 2021 is die verhoging niet meer van toepassing.

Lees meer
ABM logo tekst

Loongrenzen: wat en waarom?

18.02.2022

De toepassing van enkele arbeidsrechtelijke bepalingen is afhankelijk van het loon van de betrokken werknemers en bepaalde loongrenzen. Die loongrenzen worden jaarlijks aangepast. Dit zijn de bedragen voor 2022. In welke situaties zijn er loongrenzen?. Loongrenzen zijn van belang voor de toepassing van: Het concurrentiebeding: een werkgever mag zijn werknemer een ‘niet-concurrentieclausule’ opleggen, voor het geval die het bedrijf zou verlaten. Dat beding is pas geldig als het brutoloon van de werknemer op jaarbasis een bepaald minimum overschrijdt. Onder het brutoloon verstaan we: het maandelijkse brutoloon maal 12, het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie, en alle voordelen. Het arbitragebeding: een werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat eventuele geschillen niet voor een rechter zullen worden uitgevochten, maar via arbitrage geregeld worden. Zo’n arbitragebeding is maar geldig als aan een loongrensvoorwaarde is voldaan én als de betrokken werknemer belast is met het dagelijkse beheer van de onderneming of als hij verantwoordelijk is voor het beheer van een bedrijfseenheid die als een zelfstandige entiteit kan worden gezien. Het scholingsbeding: dat is een clausule waarbij de werkgever, de werknemer als het ware kan beboeten als die laatste, kort na een opleiding op kosten van de werkgever, de onderneming zou verlaten. Een scholingsbeding is niet van toepassing bij knelpuntberoepen. En verder is een scholingsbeding ook maar geldig als het loon hoger ligt dan een bepaald bedrag. Hoe hoog zijn de loongrenzen ?. Vanaf 1 januari 2022 is een concurrentiebeding maar geldig als het bruto jaarloon hoger is dan 36.785 euro. Ligt het bruto jaarloon tussen 36.785 euro en 73.571 euro, dan geldt het concurrentiebeding maar voor de functies die vastgelegd werden in een cao. Boven de 73.571 euro geldt het omgekeerde: het concurrentiebeding is geldig, behalve voor de functies die bij cao uitgesloten worden.Het concurrentiebeding voor een handelsvertegenwoordiger maakt bovenstaand onderscheid niet en is geldig als het bruto jaarloon hoger is dan 36.785 euro. Een arbitragebeding is maar geldig als het bruto jaarloon meer bedraagt dan 73.571 euro. Scholingsbedingen zijn maar geldig als het bruto jaarloon meer bedraagt dan 36.785 euro. Opzeggingstermijnen . Loongrenzen speelden ook een rol bij de berekening van de opzeggingstermijnen van de bedienden. De berekening van de opzeggingstermijnen is ondertussen iets ingewikkelder omdat op 1 januari 2014 het zogenaamde eenheidsstatuut van start ging. Voor werknemers die al vóór 1 januari 2014 in dienst waren bij hunn huidige werkgever, wordt voor de berekening van de anciënniteit tot 31 december 2013 bij hun werkgever gekeken naar de loongrenzen die van toepassing waren op 31 december 2013. Namelijk: respectievelijk 32.254 euro en 64.508 euro. Sinds 1 januari 2014 wordt de opzeggingstermijnen dus berekend op twee elementen: Indien van toepassing, wordt het eerste deel berekend op basis van de anciënniteit die men verworven had op 31 december 2013. Het tweede deel is gebaseerd op de anciënniteit die verworven werd vanaf 1 januari 2014 tot op de datum van de betekening van de opzeggingstermijn. Als een werkgever de opzegging doet, wordt de termijn als volgt berekend: Voor de anciënniteit t.e.m. 31 december 2013: - Was de jaarlijkse bezoldiging op 31 december 2013 hoger dan 32.254 euro, dan is de opzeggingstermijn gelijk aan 1 maand per begonnen jaar anciënniteit. - In het andere geval is de opzeggingstermijn gelijk aan 3 maanden voor elke begonnen periode van 5 jaren anciënniteit. Voor de anciënniteit vanaf 31 december 2013 wordt de opzeggingstermijn bepaald volgens onderstaande tabel. In de berekening van de opzeggingstermijn na 31 december 2013 wordt er dus rekening meer gehouden met een loongrens! Anciënniteit: Opzeggingstermijn door de werkgever (in weken):- van 0 tot minder dan 3 maanden: 1 week- van 3 maanden tot minder dan 4 maanden: 3 weken- van 4 maanden tot minder dan 5 maanden: 4 weken- van 5 maanden tot minder dan 6 maanden: 5 weken- van 6 maanden tot minder dan 9 maanden: 6 weken- van 9 maanden tot 24 maanden: + 1 week per 3 maanden- van 2 jaar tot minder dan 3 jaar:  12 weken- van 3 jaar tot minder dan 4 jaar: 13 weken- van 4 jaar tot minder dan 19 jaar: + 3 weken per jaar- van 19 jaar tot minder dan 20 jaar: 60 weken- van 20 jaar tot minder dan 21 jaar: 62 weken- vanaf 21 jaar tot minder dan 22 jaar: 1 week per jaar Komt de opzegging van de werknemer, dan gelden de volgende regels: Voor de anciënniteit t.e.m. 31 december 2013: - Was de jaarlijkse bezoldiging op 31 december 2013 hoger dan 32.254 euro, dan is de opzeggingstermijn gelijk aan 1,5 maand per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit, met een maximum van 4,5 maand. Die termijn wordt opgetrokken tot 6 maanden als het bruto jaarloon 64.508 euro overschreed op 31 december 2013.- In het andere geval is de opzeggingstermijn gelijk aan 1,5 maand per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit, met een maximum van 3 maanden. Voor de anciënniteit na 31 december 2013:- De opzeggingstermijn wordt verrekend volgens onderstaande tabel. De opzeggingstermijn bedraagt maximaal 13 weken. Als op basis van de anciënniteit op 31 december 2013 het resultaat van de opzeggingstermijn al meer dan 13 weken bedraagt, moet er niet verder gerekend worden. - Bij de berekening van de opzeggingstermijn na 31 december 2013 wordt er geen rekening meer gehouden met een loongrens. Anciënniteit: Opzegging door de werknemer (in weken):- van 0 tot minder dan drie maanden: 1 week- van 3 maanden tot minder dan 6 maanden: 2 weken- van 6 maanden tot minder dan 12 maanden: 3 weken- van 12 maanden tot minder dan 18 maanden: 4 weken- van 18 maanden tot minder dan 24 maanden: 5 weken- van 2 jaar tot minder dan 4 jaar: 6 weken- van 4 jaar tot minder dan 5 jaar: 7 weken- van 5 jaar tot minder dan 6 jaar: 9 weken- van 6 jaar tot minder dan 7 jaar: 10 weken- van 7 jaar tot minder dan 8 jaar: 12 weken- vanaf 8 jaar: 13 weken

Lees meer
ABM logo tekst

Herstellingswerken aan privéwoningen: geen btw-attest

16.02.2022

Wie als particulier een oudere woning verbouwt, kan onder voorwaarden genieten van een lager btw-tarief. Klassiek moet de bouwheer bevestigen aan de aannemer dat de woning oud genoeg is. Daarop reikt de aannemer een attest uit voor de toepassing van het verlaagd tarief. Dat attest hoeft vanaf nu niet meer. Renovatie- en herstellingswerken. Voor renovatie- en herstellingswerken aan woningen heeft de particuliere eigenaar recht op een btw-tarief van 6%. De voorwaarden voor het verlaagd tarief zijn: de woning is ouder dan 10 jaar de woning wordt uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning gebruikt, en de uitgevoerde werken (omvorming, renovatie, verbetering, herstelling of onderhoud, met uitzondering van reiniging) worden rechtstreeks aan de eindgebruiker (bv. eigenaar, vruchtgebruiker, huurder, …) gefactureerd. Is de woning ouder dan 15 jaar, dan is de vrijstelling iets uitgebreider. Het tarief van 6% is dan bijvoorbeeld ook van toepassing op de levering van gemeenschappelijke verwarmingsketels in appartementsgebouwen en op de levering van de bestanddelen van liftinstallaties. Naast de verbouwing van oudere woningen kan het verlaagd tarief ook toegepast worden bij werken aan privéwoningen of woningcomplexen voor gehandicapte personen. Attest. In elk van die gevallen moest er een btw-attest opgemaakt worden. De bouwheer moest dat attest ondertekenen en op die wijze bevestigde hij dat aan de voorwaarden voor het verlaagd tarief voldaan was. Voor de aannemer was dit attest belangrijk: bij een controle moest hij het kunnen voorleggen om de toepassing van het verlaagd tarief te kunnen verantwoorden. Maar het attest wordt nu afgeschaft. Een wet van 27 december 2021 vervangt het door een uitgebreide verklaring op de factuur zelf. Die wijziging is ingegaan op 1 januari 2022. Er geldt wel een overgangsregeling tot 30 juni 2022, om de aannemers de tijd te geven om hun interne procedures aan te passen. Verklaring. De wet schrijft exact voor wát er op de factuur moet worden vermeld. “Btw-tarief: bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat:- de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste … jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken;- de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt;- de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer aan minstens een van die voorwaarden niet is voldaan, dan zal de klant de toepassing van het verminderd btw-tarief schriftelijk moeten betwisten binnen een termijn van een maand en moet de dienstverrichter een aangepaste factuur of creditnota uitreiken”. Voor wat het verlaagd tarief voor de bouw en renovatie van woningen en woningcomplexen voor mindervalide personen betreft, bestaat er een gelijkaardige vermelding. Startpunt termijn. Tot 2021 werd de termijn van 10 of 15 jaar berekend op basis van het jaar van de eerste ingebruikname. De termijn werd dus niet van dag op dag berekend. De administratie geeft zelf het voorbeeld van werken die vanaf 12 februari 2016 uitgevoerd werden aan een privéwoning. De woning voldoet in dat geval aan de voorwaarde van 10 jaar anciënniteit, als ze in de loop van het jaar 2006 of in de jaren daarvoor voor het eerst werd bewoond. Vanaf 1 januari 2022 wordt er teruggeteld vanaf de datum van de eerste factuur voor de werf. Omdat er bij verbouwingen veelal gewerkt wordt met voorschotfacturen, is de impact van deze wijziging niet zo groot.  Een vermelding op de factuur i.p.v. op een attest is eigenlijk een vereenvoudiging. In tegenstelling tot het attest is er nu een vaste formulering. Bovendien kan de aannemer het attest niet meer verliezen of vergeten. De wijziging aan de berekeningstermijn is in de praktijk minder belangrijk.

Lees meer
ABM logo tekst

Energiebudget van werkgever : no pasarán

10.02.2022

Vorig jaar geleden pakte een belangrijke energieleverancier uit met een fiscale spitsvondigheid waardoor werkgevers hun medewerkers gratis verwarming of elektriciteit konden aanbieden. De werknemer was belasting op verschuldigd, maar de belastbare basis was veel lager dan de werkelijke waarde van het voordeel. Maar de minister van Financiën stak daar recent een stokje voor. De truc van de forfaitaire waardering van de voordelen. Als een werkgever een voordeel aanbiedt aan een werknemer, dan wordt die werknemer belast op de werkelijke waarde van dat voordeel. Bij sommige voordelen wordt de waarde van het voordeel echter forfaitair gewaardeerd. Denken we maar aan de bedrijfswagen, een goedkope lening, …Ook voor verwarming en elektriciteit bestaat er zo’n forfaitaire berekening, waarvan noch de werknemer/werkgever, noch de fiscus kan afwijken.  Tot 2021 werd de terbeschikkingstelling van gratis elektriciteit gewaardeerd op 470 euro per jaar, en de terbeschikkingstelling van gratis verwarming op 930 euro. Voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders waren die bedragen respectievelijk 1.030 euro (elektriciteit) en 2.080 euro (verwarming). Een grote energieleverancier bekwam in 2021 een ruling om deze forfaitaire waardering ook toe te passen op een nieuw product dat hij lanceerde. De werkgever kon dan met de energieleverancier een contract afsluiten voor de levering van energie en verwarming aan zijn personeelsleden. De werkgever betaalde de (integraal aftrekbare) factuur en de werknemer werd belast op een voordeel, dat bijzonder laag werd ingeschat. Maar de minister liet intussen verstaan dat hij niet akkoord kon gaan met een dergelijke constructie en hij kondigde maatregelen aan. Midden december was het zover. Koninklijk besluit beperkt het voordeel. Een koninklijk besluit van 19 december 2021 beperkt de forfaitaire waardering van het voordeel tot de situatie waarbij degene die het voordeel verleent, óók het onroerend goed ter beschikking stelt waarvoor het voordeel wordt verleend. Op die manier wordt de gunstige berekeningswijze beperkt tot de situaties waarvoor het forfait oorspronkelijk bedoeld was, namelijk voor de werknemer die moet wonen op een plaats die bepaald werd door de werkgever. Betaalt uw werkgever de elektriciteitsfactuur van uw eigen privéwoning, dan wordt u opnieuw belast op de volle waarde van de factuur, alsof het om loon gaat. Verleden en toekomst. Het ‘product’ dat de energieleverancier aanbood, was misschien wel nieuw, maar de techniek om de elektriciteits- en verwarmingsfactuur te laten betalen door de vennootschap, is dat niet. Zo gebeurde het ook dat de bedrijfsleider exact het bedrag van het voordeel ‘terugbetaalde’ aan de werkgever/vennootschap, zodat er geen ‘voordeel’ meer was. Maar ook dat stopt nu als de woning niet ter beschikking wordt gesteld door de vennootschap die ook de elektriciteits- of verwarmingsrekening betaalt, dan is een forfaitaire berekening van elektriciteit of verwarming niet meer mogelijk met ingang van 1 januari 2022. De forfaitaire berekening van de voordelen en inkomsten stamt nog uit de tijd dat de fiscus niet voldoende middelen had om van elk mogelijk voordeel of inkomen de werkelijke waarde in te schatten of om erover in discussie te gaan met de belastingplichtige. Met de nieuwste ontwikkelingen op het vlak van dataverwerking is dat geen issue meer: de fiscus kan op vrij eenvoudige wijze de waarde van elk voordeel achterhalen. Het ziet ernaar uit dat de aangekondigde grote hervorming van de personenbelasting, de forfaitaire waardering van de voordelen in het algemeen zal viseren. In de overwegingen van het KB over het energiebudget zien we al duidelijke verwijzingen naar de fiscale hervorming, maar ook de recente beslissing om vanaf 2028 de forfaitaire berekening van de inkomsten van tal van kleine zelfstandigen – kappers, bakkers, caféhouders, … – af te schaffen, zowel op het vlak van de btw, als op dat van de inkomstenbelastingen, is daar wellicht een voorbode daarvan.

Lees meer
ABM logo tekst

Personeelsfeest in coronatijden

08.02.2022

De afgelopen 2 jaar werd ons door virologen sterk afgeraden om feestjes te bouwen. In de meeste gevallen zette de regering dat advies kracht bij door fysieke samenscholingen met grote aantallen mensen te verbieden. Online-feesten was, en is nog steeds niet zo leuk, maar het kán wel. Hoe zit dat dan fiscaal ? Sociale voordelen. Beroepskosten zijn fiscaal slechts aftrekbaar als ze dienen om inkomsten te behouden of te verwerven. Geschenken aan personeelsleden, feestjes enz. vallen daar volgens de fiscus niet onder. De fiscus beschouwt ze als ‘sociale voordelen’. Daarom zijn ze bij de genieter niet belastbaar, maar zijn ze bij de verstrekker ook niet fiscaal aftrekbaar. Op die strenge regel bestaan enkele uitzonderingen. Worden onder meer beschouwd als aftrekbare sociale voordelen: gezelschapsreizen van ten hoogste één dag voor het personeel het kosteloos verstrekken van soep, koffie, thee, bier of frisdrank tijdens de werkuren het kosteloos verstrekken van fruit aan de werknemers, om tijdens de werkuren en op de plaats van tewerkstelling te nuttigen (dus niet om het mee naar huis te nemen). Geschenken en feesten. Ook geschenken aan het personeel en personeelsrecepties zijn in principe niet-aftrekbare sociale voordelen. Maar opnieuw zijn er enkele uitzonderingen. In de categorie van de geschenken zijn onder andere fiscaal aftrekbaar: huwelijkspremies (in de vorm van geld, geschenken, betaalbons) tot maximum 245 euro geringe geschenken in natura, in speciën of in de vorm van betaalbonnen, op voorwaarde dat ze aan alle personeelsleden worden gegeven én ze gegeven worden tijdens één of meer feesten of jaarlijkse gebeurtenissen, zoals Kerstmis, Nieuwjaar, Sinterklaas, het patroonsfeest van de sector (Sint-Elooi, Sint-Barbara...), een verjaardag enz. Bovendien mag het geschenk niet meer bedragen dan 40 euro per jaar, en per werknemer, plus 40 euro per jaar per kind ten laste ter gelegenheid van sinterklaas of een ander feest dat hetzelfde sociaal voordeel nastreeft (zoals Sint-Maarten) het overhandigen van een eervolle onderscheiding (x-aantal jaren dienst) (max. 120 euro per jaar per werknemer). In de goeie ouwe pre-coronatijd was een Nieuwjaars- of Kerstfeest dus perfect aftrekbaar. Online-feestje. Gelden die regels ook als u een online-feestje organiseert? We denken dan aan een online-meeting met wat versnaperingen en drank vanwege de werkgever, aan huis geleverd. In antwoord op een parlementaire vraag bevestigde de minister van Financiën dat de gebruikelijke regels van toepassing zijn. Dat betekent dat de kosten die een werkgever maakt om wat versnaperingen en drank naar de werknemer te sturen voor een online-personeelsfeest, in eerste instantie een sociaal voordeel vormen. Bijgevolg is de kost voor de verstrekking van dat voordeel in principe niet aftrekbaar. Maar de minister bevestigt ook dat de belastingadministratie de aftrek wel toestaat van de organisatiekosten die gemaakt werden ter gelegenheid van een Kerstfeest, Nieuwjaarfeest, enz. Hij voegt er vervolgens aan toe de aftrekbaarheid ook geldt voor online-personeelsrecepties. Hij voegt er wel aan toe: "om misbruiken te vermijden, wordt die afwijking slechts toegestaan als de uitgaven een geringe waarde hebben per genieter en ze gedaan zijn voor het volledige personeel (en dus niet voor een welbepaalde personeelcategorie of alleen voor de bedrijfsleiders)". Het lijkt erop dat dit antwoord eigenlijk een bevestiging is van de regels die vandaag al gelden, namelijk dat het feest moet openstaan voor alle personeelsleden, zonder uitzondering, en dat de waarde niet hoger mag zijn dan 40 euro per persoon, per jaar.

Lees meer
ABM logo tekst

Wat kost de neerlegging van de jaarrekening in 2022?

04.02.2022

Traditioneel publiceert de Nationale Bank van België in de eerste helft van december de prijzen voor de openbaarmaking van de jaarrekening voor het volgende jaar. Die prijzen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, zodat de neerlegging van de jaarrekening in 2022 weer enkele eurootjes duurder wordt dan in 2021. Micro-vennootschappen met een micro-jaarrekening. We kennen in België 3 soorten jaarrekeningen, die afhankelijk zijn van de omvang van uw vennootschap. De kleinste vennootschapsvorm is de ‘micro-vennootschap’. Om te kwalificeren als een microvennootschap gelden de volgende voorwaarden: De vennootschap is geen dochtervennootschap of moedervennootschap. Op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar overschrijdt uw vennootschap niet meer dan één van de volgende criteria:- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10- jaaromzet (excl. btw): 700.000 euro;, en- balanstotaal: 350.000 euro.  Als uw vennootschap dus géén van deze criteria overschrijdt of als ze slechts één van die criteria overschrijdt, dan mag u een micro-jaarrekening neerleggen. De informatie die u daarin moet opnemen, is beperkter dan in de twee andere modellen, maar bevat uiteraard wel een balans, de namen van de bestuurders, enz. Als u het bestand van uw jaarrekening instuurt onder de vorm van een gestructureerd databestand (XBRL), dan kost de neerlegging 53,60 euro (in 2021: 51,50 euro) (excl. de bijdrage aan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) van 3,40 euro). Onder de vorm van een pdf-bestand, kost het u 112,90 euro (in 2021: 108,40 euro) (excl. de CBN-bijdrage). U mag voor het micromodel kiezen, maar u mag ook een verkorte of een volledige jaarrekening neerleggen. Kleine vennootschappen met een verkort schema. We spreken over kleine vennootschappen als aan de volgende voorwaarden voldaan is: De vennootschap is niet beursgenoteerd. Op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar overschrijdt uw vennootschap niet meer dan één van de volgende criteria:- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50- jaaromzet (excl. btw): 9.000.000 euro, en - balanstotaal: 4.500.000 euro.  Een neerlegging volgens het verkort model kost in de vorm van een gestructureerd databestand (XBRL) 72,50 euro (in 2021: 69,60 euro) (excl. de CBN-bijdrage). Dat wordt 131,60 euro (in 2021: 126,40 euro) (excl. de CBN-bijdrage) als u uw jaarrekening in pdf-vorm neerlegt. Kleine vennootschappen mogen ook een gewone jaarrekening, volgens het volledige schema, neerleggen, maar geen micro-jaarrekening. Volledig of geconsolideerd model van de jaarrekening. Alle andere vennootschappen moeten een volledig model van de jaarrekening neerleggen. In 2022 kost dat voor een jaarrekening in de vorm van een gestructureerd databestand (XBRL) 317,10 euro (in 2021: 304,40 euro) en voor een jaarrekening in de vorm van een pdf, is dat 376,40 euro (in 2021: 361,30 euro) (telkens excl. de CBN-bijdrage). Verbeterde jaarrekening. Bevatte uw jaarrekening wezenlijke fouten, dan moet u ze verbeteren en moet u dus een verbeterde jaarrekening neerleggen. In de praktijk kan u dat niet overkomen met een XBRL-bestand, omdat er daar al controles zijn ingebouwd. Het kan dus enkel met pdf-bestanden. Als u een verbeterde micro-jaarrekening neerlegt, dan kost u dat 46,10 euro. In de andere gevallen is dat 72,50 euro.Bij verbeteringen is er geen CBN-bijdrage van 3,40 euro verschuldigd. Noteer nog dat het model dat u moet gebruiken, niet alleen afhangt van de bovenvermelde criteria. U moet ook nog eens rekening houden met het feit dat een vennootschap onder het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen een andere balans heeft – er zijn nu bijvoorbeeld vennootschappen zonder maatschappelijk kapitaal. Maar dat heeft geen gevolgen voor de prijs van de neerlegging. Op de website van de Balanscentrale vindt u alle mogelijke modellen terug: https://www.nbb.be/nl/balanscentrale/opmaken/modellen/modellen-vennootschappen.

Lees meer
ABM logo tekst

Aanslag geheime commissielonen verder teruggedrongen

25.01.2022

Als een vennootschap niet bekend maakt aan wie zij bepaalde bedragen betaalde, dan moet ze zelf de belasting daarop betalen. Die belasting is niet min, maar er zijn een aantal ontsnappingsroutes. Midden 2021 werd er nog een nieuwe ontsnappingsroute aan toegevoegd. Aanslag geheime commissielonen. Als u als vennootschap een loon, vergoeding, commissieloon, … betaalt, dan moet u steeds bekendmaken aan wie u die som betaalde. Voor de verschillende soorten vergoedingen zijn er verschillende soorten fiches, denken we maar aan de fiche 281.10 voor de lonen en de fiche 281.50 voor de commissielonen, makelaarslonen en andere vergoedingen waarvoor geen factuur werd uitgereikt. Als u niet meedeelt aan wie u de vergoeding betaalde, wordt de aftrek van de kost verworpen en moet u zelf de belasting op de vergoeding betalen. Typisch zal dat gebeuren als de fiscus naar aanleiding van een controle merkt dat bepaalde uitgaven niet gedocumenteerd werden door facturen of fiches. Dat wijst er volgens de fiscus op dat er een betaling ‘in het zwart’ gebeurde. Vroeger bedroeg het tarief van die bijzondere belasting 309%. Maar in 2020 is het tarief gedaald tot 100%, tenzij u kan aantonen dat de genieter een rechtspersoon is, dan bedraagt het tarief 50%. In de praktijk betekent dit dat het tarief 100% bedraagt als de som werd uitgekeerd aan een natuurlijke persoon. Ontsnappen aan de bijzondere aanslag. Bij de invoering van het tarief van 50% of 100% creëerde de wetgever twee manieren om de belasting te vermijden. U kan de belasting ontlopen als u kan aantonen dat de genieter van de vergoeding, die vergoeding heeft aangegeven (en de vergoedingen dus hun normale belastingregime ondergaan). De tweede manier om de bijzondere aanslag te vermijden is om alsnog aan de fiscus mee te delen wie de genieter van de vergoedingen was. U heeft daar 2 jaar en 6 maanden de tijd voor. Er wordt geteld vanaf 1 januari van het betrokken aanslagjaar. Stel dat er een vergoeding zou betaald worden in 2021. Dat valt in de meeste gevallen onder aanslagjaar 2022. U heeft dan tijd tot 30 juni 2024 om aan de fiscus mee te delen wie de genieter was van die inkomsten. Die 2,5 jaar zijn ingegeven door het feit dat de fiscus vervolgens ook nog tijd heeft om de genieter van de inkomsten te belasten. Derde ontsnappingsroute. In juni 2021 werd daar nog een derde ‘mogelijkheid’ aan toegevoegd.Als de identificatie van de genieter gebeurde ná 2 jaar en 6 maanden, moest u als vennootschap de bijzondere aanslag betalen. Zelfs als de genieter op de vergoeding belast was geweest (de eerste ontsnappingsroute). Bij een laattijdige identificatie speelde dat immers geen rol. Die ongerijmdheid wordt nu weggehaald: ook als u de genieter van de vergoeding niet ‘tijdig en op ondubbelzinnige wijze’ – dat is binnen 2 jaar en 6 maanden – kon identificeren bij de fiscus, is de bijzondere aanslag niet verschuldigd als uw vennootschap alsnog kan aantonen dat de genieter op de vergoedingen belastingen heeft betaald. 

Lees meer
ABM logo tekst

Wonen op kosten van de vennootschap… Soms wel, soms niet

21.01.2022

De rechtspraak is niet eenduidig: als een vennootschap een woning in eigendom heeft, en deze woning enkel of vooral dient voor de huisvesting van de zaakvoerder, zijn de kosten verbonden aan die woning dan aftrekbaar? De rechtbank van Gent vond onlangs van niet, maar het hof van beroep van Gent vond op bijna hetzelfde moment van wel. De Gentse rechtbank over niet één, maar twee woningen. Een man en een vrouw hebben een vennootschap, die zij zelf omschrijven als een vastgoedvennootschap. De vennootschap kwam tot stand na enkele fusies en had in de portefeuille een handelspand, een appartement in Knokke-Heist en een woning in Grembergen. In oktober 2014 verplaatst het koppel zijn domicilie van de woning in Grembergen, naar het appartement in Knokke-Heist, samen met de maatschappelijke zetel van de vennootschap. In maart 2015 wordt de woning in Grembergen vernietigd door een brand. De schadevergoeding levert een meerwaarde op. De vennootschap wil die tijdelijk vrijstellen. Dat kan als de vergoeding wederbelegd worden. In 2017 krijgt de vennootschap een grondige controle over de aanslagjaren 2015 en 2016. Daarbij stelt de fiscus vast dat de onroerende goederen die aan de zaakvoerder ter beschikking worden gesteld, niet in het kader van de activiteiten werden aangewend. De kosten in verband met de woningen zijn dus niet aftrekbaar. De meerwaarde op de woning in Grembergen kan bovendien niet worden vrijgesteld omdat niet voldaan is aan de eerste voorwaarde voor die vrijstelling – dat is dat het goed gebruikt moet worden voor de beroepswerkzaamheid van de vennootschap. De meerwaarde is dus integraal belastbaar. De Gentse rechter trekt meteen de kwalificatie van ‘vastgoedvennootschap’ in twijfel. Er kan niet ontkend worden dat er onroerende goederen in de vennootschap zitten, maar de rechtbank lijkt de vennootschap toch eerder als een patrimoniumvennootschap te beschouwen (dus als een vennootschap voor het beheer van het eigen vermogen), in plaats van als een vastgoedvennootschap (dat is een vennootschap die handelt in onroerende goederen).  De rechtbank concludeert dat het feit dat de vennootschap geregistreerd staat als een vastgoedvennootschap, nog niet betekent dat de kosten van de twee onroerende goederen bij wijze van automatisme als aftrekbare beroepskosten moeten worden beschouwd. Het koppel bevestigt dat ze de woningen zelf gebruikt, maar het is de bedoeling om ze op termijn te verkopen en dan zouden ze een meerwaarde opleveren.  Maar zo’n theoretische overweging overtuigt de rechtbank niet: het feit dat de gebouwen ooit een meerwaarde zullen opleveren, wordt niet afdoende aangetoond. En zelfs als ze een meerwaarde zouden opleveren, dan is op vandaag niet voldaan aan de voorwaarde voor de aftrekbaarheid, vermits de meerwaarde vandaag geen vaststaand gegeven is. Wat dan met de bezoldigingstheorie? Volgens die theorie kan een vennootschap de kosten om een voordeel van alle aard toe te kennen aan haar bestuurder uit hoofde van het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid binnen die vennootschap, kwalificeren als aftrekbare beroepskosten. Dat is hier ook effectief het geval: de zaakvoerder geniet een belastbaar voordeel via de gratis woonst. Wat bleek echter? De zaakvoerder betaalde een eigen bijdrage voor de woning. Die eigen bijdrage werd geboekt op het debet van zijn rekening-courant. De bijdrage kwam exact overeen met het bedrag van het voordeel, waardoor de zaakvoerder in de praktijk geen belasting moest betalen. Volgens de rechtbank leidt de fiscus daaruit terecht af dat de voordelen niet als een bezoldiging kunnen worden beschouwd, vermits het equivalent van het voordeel volledig werd geboekt en de zaakvoerder dit voordeel dus dient terug te betalen. De bezoldigingstheorie is dus niet van toepassing. Het hof van beroep over een villa met zwembad. De zaak voor het Gentse Hof van Beroep betrof een villa met zwembad en poolhouse, in handen van een managementvennootschap. De vennootschap gebruikte het gebouw zelf voor 20%. De rest van de tijd werd het gebouw ter beschikking gesteld van de bedrijfsleider, die op het voordeel belastingen betaalde. De vennootschap beroept zich op de hogervermelde bezoldigingstheorie om de kosten verbonden aan de woning voor 100% in aftrek te brengen. De fiscus verwerpt de aftrek en argumenteert dat de terbeschikkingstelling niet bedoeld is om de bedrijfsleider te vergoeden voor zijn prestaties in de vennootschap. De bedrijfsleider ontving ook een vergoeding in geld en in het contract werd nergens melding gemaakt van de woning als vergoeding voor prestaties. Maar de bedrijfsleider verwijst naar de notulen van de algemene vergadering waarin wel uitdrukkelijk vermeld wordt dat de zaakvoerder als bezoldiging voor de uitoefening van zijn mandaat zowel een periodiek loon in speciën krijgt, als voordelen in natura m.b.t. het privégebruik van de woning. De fiscus wijst ook nog op de disproportionaliteit tussen het bedrag van het belastbare voordeel en het bedrag van de kosten. Maar dat argument wordt zelden of nooit aanvaard: dat het belastbaar voordeel veel kleiner is dan de werkelijke waarde van het voordeel heeft te maken met de forfaitaire waardering die wordt opgelegd door de fiscus zelf. Ten slotte verwerpt het Hof ook het argument dat de werkelijke waarde van het voordeel bijzonder groot is. Dat is een opportuniteitsoordeel. Het Hof stelt vast dat er slechts één zaakvoerder en aandeelhouder is. Geen personeel. De vennootschap heeft dankzij die zaakvoerder een aanzienlijk inkomen en een vennootschap mag een aanzienlijk loon toekennen aan haar bedrijfsleider.  Het verschil ?. Het arrest van het Gentse Hof van Beroep toont aan dat een woning in een vennootschap – met alle fiscale voordelen daarvan – nog wel kan. Het vonnis van de Gentse rechtbank toont dan weer aan dat het altijd een dubbeltje op zijn kant is. Het voornaamste verschil tussen beide rechtszaken lijkt te liggen in de vraag in welke mate de gratis woonst een alternatieve bezoldiging is. Er moet sprake zijn van een reden voor de vergoeding. Dat lijkt in het arrest van het Hof het geval te zijn, in het vonnis van de rechtbank is dat veel minder zo. Maar feit is dat wie het onderste uit de kan wil halen, weerstand zal krijgen van de fiscus. En dan kan het lang duren...

Lees meer
ABM logo tekst

‘Kot te huur’. Met of zonder btw?

20.01.2022

Waarom zou u btw aanrekenen op de verhuring van studentenkamers? Om de btw bij de bouw (of herinrichting) van die kamers te kunnen aftrekken. Eind 2020 kreeg een investeerder een ruling die hem toeliet btw aan te rekenen en dus de btw op de investering en op het onderhoud ook te kunnen aftrekken. Maar de wetgever heeft daar een stokje voor gestoken. Hoteldienst. Onroerende verhuur is in principe vrijgesteld van btw. Daardoor is de btw die u betaalt op de investering in het onroerend goed en op de kosten van die activiteit, niet aftrekbaar. Daarop bestaan echter enkele uitzonderingen, waaronder een uitzondering voor ‘het verschaffen van gemeubeld logies’. Voor de Belgische fiscus is er sprake van het verschaffen van gemeubeld logies als er hoteldiensten worden geleverd: daarbij denkt de fiscus aan de ontvangst van de gasten, gemeubileerde kamers, terbeschikkingstelling van huishoudlinnen, schoonmaak, en eventueel ook ontbijt. Hotels en B&B's vallen daar duidelijk onder. Maar voor de verhuur van bijvoorbeeld vakantiewoningen is dat al minder evident, niettegenstaande de genoemde diensten daar ook worden aangeboden.  Na wat positieve beslissingen van de hoven en rechtbanken besliste de fiscus de verhuur van een vakantiewoning met toepassing van btw te aanvaarden. Er werden meerdere rulings in die zin aangenomen. En daarbij wordt dan telkens gekeken naar de hogervermelde criteria (receptie, schoonmaken, …). Maar op basis van die criteria moest de rulingcommissie eind 2020 bevestigen dat de verhuur van studentenkamers (mits levering van de genoemde diensten, zoals onthaal en schoonmaak) óók onder het btw-regime kon vallen. De regering probeerde dit tegen te gaan met meerdere wetsontwerpen, maar dat lukte niet omdat de Raad van State oordeelde dat de ontwerpen discriminerend waren. Maar met een wetsontwerp van november 2021 lijkt iedereen in te stemmen. Verhuur. Het begrip ‘verschaffen van gemeubelde logies’ wordt voortaan wettelijk afgebakend met een kwantitatief criterium: er is maar sprake van het verschaffen van gemeubeld logies als de verhuur van het onroerend goed niet langer duurt dan 3 maanden. Bij een verhuur aan toeristen of aan bezoekers voor korte termijn is er dan wél sprake van een hoteldienst. Verhuurt u aan toeristen of aan personen op zakenreis, dan gebeurt dat veelal voor een korte termijn en is aan het kwantitatief criterium voldaan. Volgens de redenering van de wetgever is een verhuur van studentenkamers of een verhuur van een vakantiewoning voor langere termijn meer gericht op een huur van het onroerend goed. De waarde van de bijkomende diensten is daar minder belangrijk en daarom is er geen sprake meer van een hoteldienst. Opgelet: het kwantitatieve criterium geldt niet alleen voor de terbeschikkingstelling. Het geldt ook voor de persoon van de dienstverrichter. Verhuurt u gebruikelijk studentenkamers voor periodes van drie maanden of meer, dan is ook die ene keer dat u een kamer verhuurt voor een kortere periode, vrijgesteld van btw. Bijkomende diensten. Naast het kwantitatieve criterium wordt er ook gekeken naar de bijkomende diensten. Er is maar sprake van het verschaffen van gemeubeld logies als minstens één van deze diensten wordt aangeboden (zelfs als de verhuring korter is dan 3 maanden): Er moet een fysiek onthaal zijn van de gasten. Er wordt huishoudlinnen ter beschikking gesteld. Er wordt elke dag een ontbijt aangeboden. Als één van deze diensten wordt geleverd én de verhuring is korter dan 3 maanden, dan is er sprake van een hoteldienst en is er wél btw verschuldigd. Noteer dat de schoonmaak van de kamer – wat tot nu wél als een element was – niet langer vermeld wordt. Hotel of motel. Ondernemers die hun logies ‘hotel’ of ‘motel’ mogen noemen – dat zijn beschermde benamingen – vallen automatisch onder de btw-regeling van het verschaffen van gemeubeld logies. Zij moeten enkel aantonen dat zij aan het kwantitatief criterium voldoen.  Sinds 1 januari. Deze regeling trad in werking op 1 januari 2022 en bevat geen overgangsbepalingen. Dat betekent dat wie momenteel vakantiewoningen verhuurt voor bijvoorbeeld 4 maanden, niet langer btw mag aanrekenen. Wat de impact hiervan is op de btw die reeds werd afgetrokken, is nog niet duidelijk. Het aantal btw-plichtigen dat zich in deze situatie bevindt, zal misschien niet zo groot zijn, maar er zijn enkele grote spelers op de markt, specifiek in de sector van de studentenkamers, die hier een belangrijk voordeel verloren zien gaan en die dus de financiering van hun projecten moeten herberekenen.

Lees meer
ABM logo tekst

Liquidatiereserve en vennootschap-aandeelhouder

18.01.2022

De liquidatiereserve laat een ondernemer die zich in een vennootschapsvorm organiseert, toe om een spaarpotje op te bouwen dat bij stopzetting van de vennootschap belastingvrij kan uitgekeerd worden. Maar die belastingvrijstelling geldt niet voor de aandeelhouders die zelf de vorm van een vennootschap hebben. Een oplossing biedt zich aan. Hoe werkt de liquidatiereserve?. De liquidatiereserve werd in het leven geroepen toen de regering besloot om de liquidatiebonus (dat is de winst die u uzelf uitkeert als u uw vennootschap ontbindt) aan de roerende voorheffing te onderwerpen. Tot zowat 2012 kon u winsten in uw vennootschap oppotten, om die dan op uw pensioenleeftijd aan uzelf uit te keren door de vennootschap te liquideren. Dat was voordeliger dan de winst meteen uit te keren als een dividend, omdat u er dan roerende voorheffing moest op betalen. Toen in 2012 beslist werd om de roerende voorheffing ook toe te passen op de liquidatiebonus, zagen heel wat ondernemers hun spaarpotje plotseling belast worden. Meteen viel één van de belangrijkste voordelen van het aanhouden van een vennootschap weg. Om hieraan tegemoet te komen, creëerde de regering een regeling waarbij het spaarpotje toch nog enigszins ontzien werd. Het spaarpotje kan nog wel belastingvrij uitgekeerd worden als: de winst van het boekjaar (gedeeltelijk) geboekt wordt op een afzonderlijke rekening op het passief; en u die som niet uitkeert tot aan de liquidatie van de vennootschap. Bij het overboeken bent u wel een bijzondere heffing van 10% verschuldigd. Als u het bedrag toch uitkeert vóór de liquidatie, dan is er alsnog roerende voorheffing verschuldigd. Doet u dat binnen de 5 jaar nadat u de winst overboekte, dan betaalt u 20% roerende voorheffing (zo komt u ook aan 30%). In geval van uitkering na 5 jaar is er slechts 5% voorheffing verschuldigd. Enkel voor natuurlijke personen . De bijzondere heffing van 10% geldt zodra u winsten overboekt naar de liquidatiereserve (u duidt dit aan in de bijzondere bijlagen in uw aangifte). Maar de vrijstelling bij de uitkering op het moment van de liquidatie geldt enkel als de genieter een natuurlijke persoon is. Als in de loop van het bestaan van de vennootschap er andere aandeelhouders bijkomen, dan heeft dat op zich geen effect op de liquidatiereserve die u al heeft aangelegd. Maar als er bij die aandeelhouders vennootschappen zitten, dan ontstaat er een probleem. Aandeelhouders-vennootschappen kunnen de belastingvrijstelling op de liquidatiereserve immers niet claimen. De bijzondere heffing is dan ‘verloren’, want ze zal nooit tot een vrijstelling leiden of tot het verlaagd tarief van 5% als de vennootschap de uitkering ontvangt. Een nieuwe vennoot. Stel dat u samen met uw beste vriend een vennootschap opricht en u daar een liquidatiereserve opbouwde van bijvoorbeeld 100 (-10% bijzondere heffing: netto dus 90). Die vriend van u doet nog wat andere investeringen en creëert een holdingvennootschap die onder andere eigenaar wordt van de aandelen die hij had in jullie vennootschap. Voortaan zit u in de vennootschap dus samen met de vennootschap van uw vriend.  U bouwt de liquidatiereserve verder op… nog eens 200 (minus de bijzondere heffing: netto 180).En u wenst te liquideren. Zou uw beste vriend nog steeds rechtstreeks aandeelhouder geweest zijn, dan kon de liquidatiereserve van 270 (90 + 180) volledig belastingvrij uitgekeerd worden.  Maar omdat uw vriend aandeelhouder is via een vennootschap zal hij wel belastingen moeten betalen (25% in de vennootschapsbelasting). Ja, u ontvangt uw deel belastingvrij, maar samen betaalt u wel méér belastingen. In feite had u de 10% bijzondere heffing op het ogenblik van het aanleggen van de reserve nooit moeten betalen voor zover de reserve in handen was van een vennootschap. De vennootschap ging er toch belastingen op betalen. Uitweg vanwege de Rulingcommissie. De fiscale Rulingcommissie heeft eerder al te kennen gegeven dat zij niet toelaat dat bij de liquidatie of zelfs bij de uitkering van reserves na 5 jaar, de vennootschap zou kiezen welke reserves gebruikt worden voor welke aandeelhouder. We zouden ons bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat u een dividend uitkeert en u het dividend voor de aandeelhouder-natuurlijke persoon enkel uit de liquidatiereserve haalt, terwijl u het dividend voor de aandeelhouder-vennootschap uit andere reserves haalt. Maar de Rulingcommissie oordeelde eerder al dat dit fiscaal misbruik is. Die deur is dus dicht. Wat wél zou mogen, volgens een nieuwe ruling, is dat u in de statuten voorziet dat er aandelen A zijn – die enkel voor natuurlijke personen zijn –, en aandelen B – die enkel voor vennootschappen zijn. Op dat ogenblik kan u wel bepalen dat de aandelen A enkel een dividend krijgen uit de liquidatiereserve, en de aandelen B daar nooit een dividend kunnen uit krijgen. Is dat dan geen fiscaal misbruik? . Volgens de Rulingcommissie kunnen er economische motieven zijn om dit onderscheid in de statuten op te nemen op het ogenblik dat een vennootschap zou instappen. Via een dergelijk onderscheid kunnen de partijen immers een discussie over de waardering van de aandelen, specifiek naar aanleiding van aanwezige liquidatiereserves, vermijden. Een dergelijk onderscheid tussen de natuurlijke personen en de vennootschappen komt de coherentie van de belangen van de verschillende aandeelhouders en de continuïteit van de vennootschap ook op lange termijn, met het oog op een eventuele instap van nieuwe aandeelhouders, ten goede.  De Rulingcommissie zet de deur dus inderdaad open om te vermijden dat liquidatiereserves (waarop 10% bijzondere heffing werd geheven) terechtkomen bij vennootschappen, die er dan toch nog belastingen moeten op betalen. Maar de stappen die u moet volgen, zijn strikt beschreven. U doet er dan ook goed aan om dat formele luik nauwgezet te volgen.

Lees meer
ABM logo tekst

Buitenlandse zelfstandigen met beroepskaart in Vlaanderen

11.01.2022

Niet-Europeanen die zich in Vlaanderen willen vestigen als zelfstandige, zijn sinds 1 januari 2022 onderworpen aan een nieuwe regeling inzake de beroepskaart. De oude regeling van 1965 blijft wel nog gelden in de andere gewesten. Federale regeling . Volgens de federale regeling is er een beroepskaart nodig als: een persoon zich wil vestigen als zelfstandige, als natuurlijk persoon of als mandataris van een vennootschap of een vereniging (bezoldigd of onbezoldigd mandaat); en  hij niet de Belgische nationaliteit heeft en ook geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, noch van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland. Er gelden hier heel wat uitzonderingen, bijvoorbeeld voor: personen die een geldige identiteitskaart voor vreemdelingen hebben; familieleden van onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER); partners die hun echtgenoot bijstaan of vervangen bij de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit; buitenlandse onderdanen die zakenreizen ondernemen (van maximum 90 dagen); buitenlandse journalisten;  enz. Vlaams decreet. Het decreet over de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten door buitenlandse onderdanen werd al op 9 juli 2021 door de Vlaamse regering goedgekeurd, maar werd pas in november in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het decreet wijzigt de toelatingsvoorwaarden waaraan zelfstandigen én hun beroepsactiviteiten moeten voldoen om een beroepskaart te kunnen krijgen vanaf 1 januari 2022. De wet die tot nog toe deze materie regelde – een wet van 1965 – bevatte in feite geen toelatingsvoorwaarden. Daardoor kwam élke zelfstandige beroepsactiviteit in aanmerking voor een beroepskaart. Daar wil de Vlaamse regering nu een einde aan maken.  De bedoeling is om via de beroepskaart meer ondernemingen aan te trekken die een innovatieve, economische, sportieve, artistieke of culturele meerwaarde kunnen bieden voor het Vlaamse gewest. Voortaan wordt er bij de aanvraag een onderscheid gemaakt tussen:  start-ups en scale-ups; klassieke ondernemingen; en speciale statuten, zoals sportcoaches en kunstenaars. In eerste instantie richt het nieuwe economische migratiebeleid zich op het aantrekken van start-ups en scale-ups. Die moeten dan wel een innovatief karakter hebben. Het begrip ‘innovatie’ wordt gedefinieerd als: nieuwe technologieën die toegepast worden in bestaande producten, diensten of processen of voor het ontwikkelen van nieuwe (of verbeterde) producten, diensten of processen.Innovatieve start-ups en scale-ups zullen standaard een beroepskaart met een geldigheidsduur van drie jaar krijgen. Daardoor moeten ze in staat zijn om – in samenwerking met het FIT (Flanders Investment and Trade) en VLAIO (Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen) – vlotter het nodige risicokapitaal aan te trekken, zonder zich zorgen te moeten maken over de geldigheidsduur van hun beroepskaart. Ook klassieke ondernemingen zijn nog steeds welkom (typevoorbeeld: de kebabzaken), maar onder de nieuwe regeling zal die klassieke onderneming wel over een startkapitaal van 18.600 euro moeten beschikken en zal de ondernemer minimaal een diploma secundair onderwijs moeten kunnen voorleggen. De derde categorie wordt gevormd door de zogenaamde speciale statuten, zoals sportcoaches en kunstenaars. Een beroepskaart wordt daar pas afgeleverd ná advies van de diensten die bevoegd zijn voor Sport en Cultuur.  Toelatingscriteria. Bij de beoordeling van elke aanvraag (ongeacht het type onderneming) wordt er gepeild naar de gevolgde opleidingen of de verworven competenties. De regering verwacht bovendien dat wie zich hier vestigt, zichzelf ook een loon kan uitkeren. Hiervoor wordt de lat gelegd op 120 procent van het leefloon, dat momenteel op maandelijks 1524,61 euro netto ligt. Bij het beoordelen van het aanvraagdossier wordt ook bekeken of er Vlaamse jobs zullen worden gecreëerd, of er al een band met Vlaanderen is, of er zich geen veiligheidsprobleem stelt, …. Beroepskaarten zijn niet langer voor vijf jaar geldig. Voortaan wordt een beroepskaart na drie jaar geëvalueerd, waarna er een verlenging kan worden afgeleverd. Digitale procedure. De aanvraag van een beroepskaart verloopt voortaan digitaal; net als de toekenning en betaling ervan. Het Vlaams Departement Werk en Sociale Economie wordt de bevoegde instantie.  Het decreet op de zelfstandige beroepsactiviteiten treedt in werking op 1 januari 2022. Maar de aanvragen voor het verkrijgen, hernieuwen, wijzigen of vervangen van een beroepskaart en de beroepsprocedures die dateren van voor 1 januari 2022, worden verdergezet volgens de oude regels.

Lees meer
ABM logo tekst

Bedrijfsvoorheffing bij ploegen- en nachtarbeid

10.01.2022

De voorwaarden en de modaliteiten voor de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing (BV) in geval van ploegen- en nachtarbeid geeft regelmatig aanleiding tot discussies. In een circulaire van midden november spreekt de fiscus zich uit over de zogenaamde één derde norm: die moet u voortaan altijd 'per uur' berekenen. Vrijstelling van BV. De ‘vrijstelling’ van BV houdt in dat de werkgever een deel van de bedrijfsvoorheffing die wordt ingehouden op het loon, niet moet doorstorten aan de Schatkist. De bedrijfsvoorheffing moet wel volgens de gewone regels berekend worden en mag niet uitgekeerd worden aan de werknemers.  Hoewel de BV dus niet, of niet volledig, aan de Schatkist wordt gestort, mag de werknemer toch de volledige bedrijfsvoorheffing verrekenen in zijn aangifte in de personenbelasting. Voorwaarden. Mits zij bepaalde voorwaarden naleven, kunnen ondernemingen waar in minstens 2 ploegen gewerkt wordt, een vrijstelling van BV genieten. Voor de vrijstelling voor ploegenarbeid zijn de voornaamste voorwaarden dat het dus minstens twee ploegen moeten zijn, van minstens twee personen. De ploegen doen zowel qua inhoud, als qua omvang hetzelfde werk. Ten slotte moeten de ploegen elkaar opvolgen, zonder onderbreking, en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan 1/4e van hun dagtaak. Wat de vrijstelling voor nachtarbeid betreft, eist de wet dat de werknemers hun prestaties verrichten tussen 20 uur en 6 uur, met uitsluiting van de werknemers die enkel prestaties verrichten tussen 6 uur en 24 uur, en van de werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5 uur. Er is nog één bijkomende voorwaarde, die zowel voor ploegen- als voor nachtarbeid geldt: de zogenaamde één derde-norm. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling moeten de betrokken werknemers gedurende ten minste één derde van hun arbeidstijd in ploegen- of nachtarbeid zijn tewerkgesteld (art. 275(5), § 1, lid 4 WIB 1992).  Voor het hof van beroep van Bergen kwam de vraag op welke wijze dat één derde berekend moet worden. U zou dat cijfer in dagen kunnen berekenen, maar ook in uren.  In 2015 publiceerde de fiscus hierover zelf een FAQ, waarin hij meedeelde dat de belastingplichtige werkgever dit zelf mocht bepalen. De enige beperking die er gesteld werd, is dat éénmaal er gekozen werd voor één systeem, die methode coherent moet worden toegepast. Maar het hof van Bergen vond in 2020 geen wettelijke basis voor die keuzemogelijkheid en oordeelde dat de werkgever de één derde-norm moest berekenen op uurbasis, en niet op dagbasis. 16 november 2021. In een circulaire van 16 november 2021 past de belastingadministratie haar houding aan het arrest van het hof van Bergen aan en staat ze vooraan alleen nog een berekening in uren toe. De nieuwe regeling treedt onmiddellijk in werking, maar de verplichting om altijd de één derde-norm op uurbasis te berekenen, geldt pas vanaf 1 januari 2022. Zo krijgen de sociale secretariaten en werkgevers de tijd om hun informaticasystemen aan te passen. Met andere woorden: tot 1 januari 2022 behouden de werkgevers dus de keuze tussen een berekening op dag- of uurbasis. Concreet. De belastingadministratie geeft zelf de volgende simpele voorbeelden.Een werknemer heeft het volgende werkrooster:  In week 1 werkt hij 38 uren en hij doet dat volledig in de ochtendploeg. In week 2 werkt hij ook 38 uren, maar niet in een ploeg. In week 3 werkt hij in totaal 38 uren en volledig in de ochtendploeg. In week 4 werkt hij 38 uren, maar niet in een ploeg. Deze werknemer heeft in totaal 152 uren gewerkt en daarvan heeft hij er 76 in ploegenarbeid gewerkt. Dat geeft een verhouding van 76/152, wat één op twee is en dus hoger dan één op drie. De werknemer voldoet aan de één derde-norm. Stel dat de werknemer in week 3 niet in de ochtendploeg zou gezeten hebben, dan zou je op een verhouding 38/152 komen, wat één op vier is en dan werd de één derde-norm niet nageleefd. Er is dan geen vrijstelling van bedrijfsvoorheffing mogelijk.

Lees meer
ABM logo tekst

Uw gedacht zeggen over uw concurrent … oppassen!

17.12.2021

Voor het Hof van Beroep van Antwerpen werd begin 2021 een zaak behandeld van twee stofzuigerproducenten. De ene producent had de andere gelinkt aan het schandaal rond de sjoemelsoftware van een bekend automerk. Dat kan voor het Hof niet door de beugel. Energielabel . Een producent van stofzuigers zonder zak (hierna: X-Zonder) stelde vast dat een concurrent met stofzuigers mét zak (hierna: Y-Met) zijn producten verkocht met het energielabel A. Ten onrechte, aldus X-zonder, want de testen voor het energielabel moesten uitgevoerd worden met een lege zak. X-Zonder stapte daarop naar de Europese Rechtbank van Eerste Aanleg om de testprocedure aan te vechten. Dat gebeurde in 2015. Naar aanleiding van die procedure verspreidde de producent ook nog een perscommuniqué waarbij hij erop wees dat de consument misleid werd over het werkelijke energieverbruik van het product door de wijze waarop de testen moesten uitgevoerd worden. Een journalist met bijkomende vragen kreeg achteraf een e-mail met meer details: Y-Met vertegenwoordigde een groep van merken en wat bleek … één van die merken was betrokken bij het sjoemelsoftwareschandaal in de autoindustrie. In de e-mail linkte X-Zonder die twee aan elkaar en gebruikte hij daarbij niet toevallig de termen “sjoemel-schandaal” en “(naam van het automerk)-schandaal”. De journalist verwerkte de informatie die hij van X-Zonder gekregen had in zijn artikel, waarop Y-Met zich de volgende morgen in zijn koffie verslikte. Y-Met startte een rechtszaak, maar kreeg daarin slechts gedeeltelijk gelijk: X-Zonder werd in 2016 veroordeeld voor denigrerende vergelijkende reclame. Daarop ging X-Zonder in beroep. In 2018 werd de Europese richtlijn die bepaalt hoe de testen voor het energielabel moeten verlopen, vernietigd, na een klacht van X-Zonder. Het gevolg was dat ook Y-Met geen A-label meer kon voeren.. Is dat reclame?. In de procedure voor het hof van beroep argumenteerde X-Zonder intussen dat zijn perscommuniqué geen reclame was. Het ging om informatie aan het ‘publiek’. Maar het Hof is toch een andere mening toegedaan. Het Wetboek van Economisch Recht definieert reclame als: iedere mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen. Het persbericht en de e-mail aan de redactie ressorteren volgens het Hof onder die definitie omdat ze, minstens onrechtstreeks, tot doel hadden de verkoop van producten te bevorderen. Het was bovendien vergelijkende reclame. Dat is: elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. Het feit dat de verwijzing naar de sjoemelsoftware enkel in de e-mail stond en niet in de persmededeling, is geen excuus: de producent had bij het verzenden van zijn communicatie er minstens rekening moeten mee houden dat die informatie kon worden overgenomen door de betrokken journalist. Slechtmaking. De rechter in eerste aanleg had ook besloten dat de persmededeling in combinatie met de e-mail beschouwd moest worden als slechtmaking. Volgens de rechtspraak is er slechtmaking wanneer een daad strijdig is met de eerlijke markprakijken. Er is sprake van slechtmaking of zwartmaking bij een bijzonder schadelijke aanval op een handelaar, waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn reputatie of aan de reputatie van zijn producten, diensten of activiteiten, door een lasterlijke of eerrovende daad, of zelfs door een eenvoudige kritiek die toelaat hem te identificeren. De insinuatie dat de producent van stofzuigers met zak zou 'sjoemelen' met het product om beter te scoren bij de tests, is slechtmaking, zowel voor de rechter in eerste aanleg als voor het Hof van Beroep. X-Zonder mocht niet insinueren dat een concurrent zich bezondigd had aan wettelijke inbreuken, zonder dat die inbreuken in rechte waren vastgesteld. Het Hof voegt er nog aan toe dat het van geen belang is dat X-Zonder een klacht had ingediend tegen de testprocedure op het moment van de slechtmaking. Ook het argument dat – achteraf bekeken – de bewering van X-Zonder correct bleek te zijn, betekent niet dat de communicatie daarom geen slechtmaking zou kunnen zijn. Een onderneming mag kritiek formuleren op concurrenten, maar dan nog, moet ze de reputatie van die andere onderneming respecteren. Zelfs als de concurrent sjoemelt. In dit bijzondere geval was op het ogenblik van de aantijgingen de concurrent niet veroordeeld voor gesjoemel. Achteraf bekeken had X-Zonder wel een punt, maar zelfs dan nog mocht hij niet spreken van gesjoemel of de link leggen met het automerken-schandaal. De producent van zakloze stofzuigers werd ook in beroep veroordeeld voor denigrerende vergelijkende reclame.

Lees meer
ABM logo tekst

Weigering te leveren is misbruik van economische machtspositie

16.12.2021

Weigeren te leveren aan een zakelijke klant waarmee u in de clinch ligt voor de rechtbank, kan een vorm van misbruik van economische machtspositie zijn. Dat kan u erg veel geld kosten. Opzegging. Een jachtwinkel heeft een concessie op de verkoop van een bepaald soort jachtgeweer. Op aandringen van de Duitse producent van het wapen splitst de onderneming haar activiteiten op in een winkel voor de eindverbruiker, en een distributiebedrijf voor België. Dat gebeurde in 1985. Na 35 jaar wordt de concessie echter redelijk abrupt stopgezet. De opzegging werd eind februari 2020 gegeven en gaat in op 1 juli 2020. De producent zal de kleinhandelaars in België voortaan zelf rechtstreeks bevoorraden. De distributeur meent dat hij exclusiviteit heeft op de verkoop van de producten en eist een schadevergoeding. Op 30 april dagvaardt hij de producent. Maar ook de winkel komt in de problemen: door de opzegging van de concessie moet de winkel zich rechtstreeks tot de producent wenden om zich de wapens en accessoires te kunnen aanschaffen. Weigering te leveren. Aanvankelijk lijkt de producent geen probleem te maken van het feit dat er een rechtszaak is tussen hemzelf en de zusteronderneming van de winkelier. Bestellingen worden geplaatst in juli en augustus, met geplande levering in oktober, en de winkelier krijgt zelfs een lijst met nieuwe producten en prijzen toegestuurd. Maar vooraleer de levering gebeurt, laat de producent weten dat er geen effectieve levering zal plaatsvinden zolang de zaak met de distributeur niet is opgelost. Tegen die weigering stelt de winkelier een stakingsvordering in. De winkel vraagt aan de rechter om de producent te veroordelen wegens de leverings- en verkoopweigering – dus om de producent te dwingen alsnog te leveren en te verkopen. Afhankelijkheid. De rechter onderzoekt of er sprake is van economische afhankelijkheid. Daarvoor is het niet ver zoeken: de concessie met de zusteronderneming loopt al 35 jaar. De winkelier verkoopt vooral, of vrijwel uitsluitend de merken van de producent (die erg hoog aangeschreven staan in het wereldje van de jacht. De rechter stelt vast dat de naam van de winkel (en van de distributeur) als het ware vergroeid zijn met die merken. Hoewel dit wordt tegengesproken door de producent, blijkt het ook niet zomaar mogelijk om andere merken te verkopen. Zoals gezegd is er de kwaliteit van het betrokken product. Maar de winkel zit ook nog met een voorraad van onderdelen, die onverkoopbaar wordt als er zou overgestapt worden naar de merken van een andere producent. De rechter volgt in grote mate de stelling van de winkel. De verkoop van onderdelen is een belangrijk onderdeel van de omzet. Een winkel die zich specialiseert in een bepaald merk, kan niet zomaar overstappen naar een ander merk, omdat er voor die onderdelen geen alternatieven zijn.Voor de rechter is de economische afhankelijkheid aangetoond. Misbruik machtspositie. De rechter meent bovendien dat er ook misbruik is van de machtspositie. De rechter wijst erop dat, nadat de concessie voor de distributeur werd stopgezet, er eerst nog gewoon werd gehandeld met de winkel. Pas eind oktober liet de producent aan de winkel weten dat de verkopen stopgezet zouden worden en de bestellingen geweigerd zouden worden zolang de zaak met de distributeur niet geregeld was. De winkel is echter geen partij in die zaak (behalve dan omdat ze de rechtsvoorganger was van de distribiteur). Volgens de rechter is er dan ook geen sprake van een agressieve houding van de winkel in die zaak en is er evenmin sprake van een vertrouwensbreuk. Het komt de rechter eerder voor dat de producent druk wil zetten op de distributeur om tot een voor hem gunstige uitkomst of schikking te komen. Zodoende is de beslissing om niet te leveren geen economische beslissing van de producent, maar gewoon een drukkingsmiddel in de afhandeling van het dispuut met de distributeur. Verplichting terug te leveren. De rechter veroordeelt de Duitse producent om de leverings- en verkoopweigering stop te zetten en koppelt daar een dwangsom aan van 10.000 euro per dag vertraging bij elke leveringsweigering, met een maximum van 100.000 euro. Of er intussen “schot in de zaak kwam” tussen de producent en de distribiteur weten we niet...

Lees meer