De familiezaak overdragen: geen privégebouwen?

15.06.2022

In het Vlaamse gewest geldt er een bijzonder belastingregime voor overdracht van een handelszaak, hetzij door middel van een schenking, hetzij naar aanleiding van een overlijden. Volgens de fiscus is dat gunstregime niet van toepassing wanneer er ook privépatrimonium in de vennootschap zit. Maar het Gentse Hof van Beroep ziet dat anders.

Patrimoniumvennootschap

In het Vlaamse gewest, maar ook in de andere gewesten, bestaat er een gunstregime voor overdracht bij leven of bij overlijden van een familiale onderneming. Voor schenking van een familiezaak bedraagt het tarief in rechte lijn 0%, terwijl voor vererving van een familiezaak het tarief 3% bedraagt. Dat gunstregime geldt zowel voor eenmanszaken, als voor familiale vennootschappen. In dat laatste geval geldt het verlaagd tarief dus voor de aandelen die geschonken of vererfd worden.

De voordelige tarieven zijn niet van toepassing op het privépatrimonium. Bij een eenmanszaak betekent dit dat de tarieven enkel gelden voor de activa die ingezet werden voor de handelsactiviteit.

Bij de vennootschappen wordt deze voorwaarde lichtjes anders verwoord: een vrijstelling of verlaagd tarief is slechts mogelijk voor een familiale vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent. 

Een vennootschap wordt vermoed géén reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten blijkt dat in minstens één van de drie boekjaren voorafgaand aan het belastbaar feit, cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan: 

de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen zijn gelijk aan, of lager dan 1,50% van de totale activa; en 

de terreinen en gebouwen maken meer dan 50% uit van het totale actief. 

De wet bepaalt dat de verkrijger – erfgenaam of begiftigde – het tegenbewijs mag leveren, maar Vlabel liet in een omzendbrief van 2015 verstaan dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap moeten worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap.
Daarbovenop stelde Vlabel in diezelfde omzendbrief dat verhuring van een onroerend goed altijd beschouwd wordt als een vorm van privaat beheer van het patrimonium. Met andere woorden, als een vennootschap een woning in haar activa heeft en ze die woning verhuurt aan privépersonen, dan is de vennootschap meteen uitgesloten van de gunstregimes, omdat men niet meer mag bewijzen dat er een reële economische activiteit aanwezig is.

Hof van beroep van Gent

Aan het hof van beroep van Gent werd een zaak voorgelegd van een slagerij die werd uitgebaat in de vorm van een vennootschap. De aandelen waren deels in eigendom van het gemeenschappelijke vermogen van vader en moeder, en deels van de zoon. De vader overlijdt en de erfgenamen (moeder en zoon) claimen het gunstregime van de familiale ondernemingen.

Buiten de slagerij heeft de vennootschap heel wat onroerende goederen: een toonzaal, een handelshuis, bouwlanden en weilanden, bos, een hoeve, een villa, appartementen aan zee, enz. De erfgenamen tonen aan dat de inkomsten van de slagerij zowat drie keer hoger zijn dan de inkomsten van die onroerende goederen. Maar, zoals hierboven al geschetst werd, is de Vlaamse belastingdienst van mening dat zodra er privé-patrimonium (waaronder verhuurder onroerende goederen) in de vennootschap zit, er geen reële economische activiteit in de vennootschap is en het tegenbewijs niet geleverd kan worden.

Het Hof volgt echter de redenering van de erfgenamen. Wie de wettekst erop naslaat, zal zien dat de verkrijger steeds de mogelijkheid heeft om aan te tonen dat er ‘reële economische activiteit’ aanwezig is. Het feit dat er privépatrimonium aanwezig is in de vennootschap, wordt door niemand betwist. Ook het gegeven dat verhuring van onroerende goederen niet als een economische activiteit wordt gezien, wordt niet betwist. Vlabel en de erfgenamen zijn het enkel niet akkoord over de discussie of tegenbewijs is toegelaten, of niet.

Pro rata

Uiteindelijk stelt het Hof de partijen de vraag of ze eens willen nadenken over de mogelijkheid om de uitsluiting van het gunstregime te beperken wat de aandelen betreft die betrekking hebben op dat privépatrimonium, en het gunstregime dus wel toe te passen op het deel van de nalatenschap dat werkelijk tot de economische activiteit behoort.

Terecht stelt het Hof vast dat als deze situatie zich zou hebben voorgedaan in een eenmanszaak, het verlaagd tarief wel van toepassing zou zijn op de goederen die voor de economische activiteit worden gebruikt (met uitsluiting van de onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of worden bestemd) en niet voor de andere goederen. Nu het gaat om de vererving van de aandelen van een familiale vennootschap, met een reële economische activiteit maar met een aanzienlijke hoeveelheid terreinen en gebouwen die niet (of slechts gedeeltelijk) voor die economische activiteit worden gebruikt, is het gunstregime helemaal uitgesloten. Het Hof vraagt de partijen dus om te overwegen of er hier geen reden is om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof.

Decreetgever grijpt in

Intussen werd in het Vlaams Parlement al een voorstel van decreet ingediend, waardoor de Vlaamse wetgeving letterlijk zou bepalen dat vennootschappen uitgesloten zijn van het gunstregime zodra zich onroerende goederen in de vennootschap bevinden die hoofdzakelijk voor private bewoning aangewend of bestemd zijn.
Dat zou de huidige positie van Vlabel een wettelijke grondslag bieden.