Vordering btw-teruggave: Cassatie verduidelijkt verjaringstermijn

18.11.2022

Heeft u te veel btw doorgestort aan de Staat, dan heeft u de keuze: ofwel draagt u het krediet over naar de volgende maand of het volgende kwartaal, ofwel vraagt u de teveel betaalde btw terug. Maar voor een teruggave geldt een verjaringstermijn van drie jaar. De vraag is nu: wanneer begint die termijn te lopen?

Feiten

Mevrouw X is sinds 2005 btw-plichtig voor een nevenactiviteit als landbouwster. Op 31 maart 2015 stopt ze met die activiteit. Ze behoudt wel haar btw-nummer voor haar hoofdactiviteit als advocaat, maar ze opteert voor de btw-vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen.

Mevrouw X heeft haar btw-tegoed nooit teruggevraagd en de Btw-Administratie laat haar eind augustus 2015 weten dat de btw-rekening-courant wordt afgesloten zonder teruggave, omdat er verjaring is opgetreden. 

Volgens de administratie had X op 31 december 2011 een btw-tegoed van 7.008,91 euro op haar btw-rekening-courant. Omdat er tot 31 december geen uitdrukkelijke aanvraag om teruggave was gedaan, was dit gedeelte van het btw-tegoed verjaard bij de afsluiting van de btw-rekening-courant op 31 maart 2015.

De spelregels

Een btw-plichtige moet maandelijks of driemaandelijks de ingehouden btw afdragen, na aftrek van de zelf betaalde btw. Als de aftrekbare btw groter is dan de verschuldigde btw, heeft u een tegoed. In principe wordt dat tegoed overgedragen naar een volgende aangifte, maar u kan ook een aanvraag om teruggave indienen.

De vordering tot teruggave van de btw verjaart na het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de btw-teruggave, interesten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.

De administratie meent dat die termijn van drie jaar start op de indieningsdatum van de btw-aangifte waaruit het teveel aan aftrekbare btw ten opzichte van de verschuldigde btw blijkt.
Als u dus op 15 maart 2017 een aangifte indient waarbij u een btw-tegoed heeft, dan zou u die som terug moeten gevraagd hebben op 31 december 2000.

Rechtbank en hof

De belastingplichtige trekt naar de rechtbank, waar ze gelijk krijgt. De fiscus gaat in beroep bij het Hof van Beroep van Luik, waar de btw-plichtige opnieuw gelijk krijgt. Ten slotte trekt de fiscus naar het Hof van Cassatie en dat beslist om het arrest van Luik niet te verbreken.

Wat had het Luikse hof dan gezegd?
Het hof zegt dat de verjaringstermijn van het teruggaveverzoek pas start op het moment van het uitdrukkelijk verzoek om teruggave van het btw-tegoed en dus niet vanaf de indiening van de btw-aangifte waaruit het btw-tegoed blijkt.

Net als veel andere btw-plichtigen had onze btw-plichtige aanvaard dat het btw-tegoed steeds werd overgedragen naar het volgende tijdvak. Door dat te aanvaarden (zoals ook bleek uit de uittreksels van de btw-rekening-courant) had de Btw-Administratie ook iedere keer haar schuld erkend, wat de verjaring ervan telkens stuitte.

Het is precies die redenering die door het Hof van Cassatie wordt bevestigd: de verjaringstermijn begint pas te lopen vanaf het moment dat de btw-plichtige een aangifte indient met een verzoek tot teruggave van het btw-tegoed. We mogen ervan uitgaan dat de Belastingadministratie haar visie op de verjaringstermijn van de btw-tegoeden zoals die op dit ogenblik in haar eigen onderrichtingen heeft staan, snel zal herzien.